Toeval of Mijn pyama In de Japanse bezettingstijd verhuisde ik, na vele omzwervingen, uiteindelijk van Ma- lang weer naar ons bezitje, Bermé. Me voornemend daar niet meer weg te gaan voordat de oorlog ten einde was. Ik wikte, maar de Jap beschikte. Na enige tijd kreeg ik een oproep uit Ma- lang, dat ik me daar weer eens -vervoegen moest; de pendaftaran klopte niet helemaal Er was echter niet zo veel haast bij en ik kon komen als zich reisgelegenheid zou voordoen. Omdat de afstand naar Probolinggo, waar ik op de trein kon stappen, te voet afge legd moest worden, tenminste een groot stuk zwaar bergterrein, was de reis bijna ondoenlijk. Zo wachtte ik dus op de gele genheid, die komen moest in de vorm van een vrachtauto, in gebruik bij Bosbeheer. De wagen reed vrij regelmatig naar Probo linggo en nam tegen vergoeding passagiers mee. En soms reed hij zelfs naar Malang. Dus wachtte ik. Toen 't zover was, installeerde ik me op een stralende morgen achter op de laad bak, met de tijdelijke njonja van de Jap en haar baboe. De toean sendiri zette zich breeduit voorin, naast de chauffeur. Zo was nu eenmaal het recht van de sterkste. Ik was echter al blij op deze manier in Malang te komen, en zelfs terug op de vol gende dag. Zo was tenminste afgesproken. Toen ik me de volgende middag echter haastte om op de afgesproken plaats te zijn, vertelde de chauffeur die ik er alleen aantrof, dat we niet op die dag zouden af rijden. Kapan? Brankali besokl Daar moest ik het dan maar mee doen. Nou ja, ik vond het niet zo onplezierig. De kinderen waren verzorgd. Wel stuurde ik over de post direct een berichtje dat ik langer wegbleef, wetende hoe rekbaar het begrip "besok" was. Dat bleek ook nu weer het geval, want "morgen" kwam en nog steeds was er geen vrachtauto. En "over morgen" ook niet. Ik logeerde bij een goe de kennis en sprak met de chauffeur af dat hij mij daar af zou halen als we zouden vertrekken. Mijn gastvrouw had nog een huisgenote tante Letty. Een oudere dame die zich ie dere avond middels een houten kruis in verbinding stelde met de andere wereld. Ik had nooit eerder deze séances meege maakt en stond er met enig wantrouwen tegenover, wat de dames overigens maar matig waardeerden. Volgens tante Let deed ik afbreuk aan de sfeer; ik werkte rem mend. Aangezien dat allerminst mijn bedoe ling was zette ik me dus, als zij bezig wa ren, in het summiere licht van een hoek van de kamer. Zo waren er reeds verscheidene avonden voorbijgegaan. Ik begon ongeduldig te wor den. Stel, dat ze mijn kaartje niet hadden ontvangen, boven. Dat was voor die dagen niet zo vreemd. Op het einde van de vier de avond vroeg ik vanuit mijn hoekje: "Tan te Let, kunnen Uw geesten mij niet vertel len wanneer die vrachtauto komt?" Prompt kwam het antwoord: "Donderdag, Kroetjil". "Ach", riep ik uit, "Die man is in de war. We moeten naar Bermé". Hardnekkig spelde tante Let voor: "Naar Kroetjil". "Laat die meneer maar ophouden, want hij weet er niets van". Tante Letty was kwaad, verontwaardigd over zoveel onbegrip van mijn kant. Voor die avond verbrak zij het contact. Waarom mocht ik het eigenlijk niet zeggen? Zelf vertelde ze me om niet alles, voor zoete koek aan te nemen, omdat zich dikwijls "plaaggeesten" manifesteerden. Hoe dan ook, de Donderdag kwam...en warempel ook de vrachtauto. Wij zouden dus heus op deze dag Malang verlaten. Ik weer met de twee baboes achter op; met oleh-oleh voor de kinderen, en voor de mensen die zo lief waren geweest op hen te passen al die dagen. De weg was slecht en stoff1,zodat ik blij was dat we tegen vijf uur*fjondong passeerden voor de laat ste, moeilijke etappe. Het einde van de vermoeiende reis was in zicht. Pruttelend en stotend, alsof hij in deze laatste tocht zou blijven, zwoegde de mo tor tegen de hellingen op, telkens even uit blazend na een zware klim. Bij Soember Ik ga de gang op om te kijken of er post is. Meteen hoor ik de dochter van de pen sionhouder zeggen: "Nee, meneer Simon! Zo mag U niet buiten Uw kamer, dat staat ongekleed in zo'n pyama!" Ik sta er beduusd van te kijken. Is de py ama hier dan alleen maar om te gaan snur ken? Waar blijft de romantiek van de pya ma? Die romantiek van behaaglijkheid; het zich echt senang voelen in die pakaian! Menigmaal zat je vroeger 's middags op een rotanstoel, met voor je je kopi tubruk en soms pisanggoreng of ubie rebus erbij. En dan las je de krant en was echt content! Of je kletste met je buurman bij de pagger met een rolletje "warning" en sprak over voetbal of wat maar ook! Of je hielp je zoon met adu lajangan, of ging zelf vliege ren. Soms werd je avontuurlijk en stapte op je sandal "matjan" in een betja en ging naar Senen. Ranselde daar soto of sate kambing en als sluitstuk een film bij Rex. En dat alles deed je in en met jouw pyama! Van een gezellige en huiselijke vriend ben je nu een kledingstuk geworden, waarin ik niet gezien mag worden. Saluut! CHRIS. Djambé, in de diepte bij de kali, werd hem een vol kwartier rust gegund. En een em mer water om zijn ingewanden af te koelen. Hoog in de lucht zag ik Kroetjil liggen, te gen de glooiingen van de Argapoera, in het rustige licht van de namiddagzon. Kroetjil was een dessa vóór Bermé, dat vier of vijf kilometer hogerop lag. Duidelijk, tussen het groen van dennen en grevillea- bomen stak het rode puntdak van ons huis omhoog. Van de plek waar ik stond was mijn man gewoon lichtseinen te geven als wij boven waren en hij met de Zaterdag ook kwam. Dan was hij een kwartier later thuis. Ik was benieuwd hoe lang de tegen stribbelende vrachtauto er over zou doen We gingen verder. Stijf van het lange zit ten liet ik, gezeten op de rand zonder af sluiting, mijn benen buiten boord bengelen. Gevaar zag ik er niet in, want we krópen de helling op. En daar, bij het bord waar niet zo heel lang geleden duidelijk de aanwij zing op stond "Kroetjil 100 meter", daar gebeurde het. De wagen stopte met een plotselinge schok. Ik werd van de bak geschud als een rijpe vrucht van de boom, midden op de weg. En voor ons uit huppelde vrolijk één van de voorwielen in de richting van de slokan. Ik krabbelde overeind, zonder gebroken benen of gescheurde kleren. De geesten hadden toch nog consideratie met me. Mis schien ook dankte ik mijn geluk meer nog aan de geest van de Tijd, die de noodzaak van het onderhoud van wegen niet zag. Ik viel niet zo hard, want de weg was bedekt met een laag stof van tientallen centimeters dikte. Tot Kroetjil kwam de wagen en niet verder. Op, mijn wandeling naar huis vroeg ik tante Letty en haar geesten duizendmaal excuus. De zere plek op mijn bips aanvaar de ik als welverdiende straf. PLANTERSVROUW 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 10