Wood' s pepperminth
8 8
Schoonmaak
9 o
Wie vroeger in Indië de jaren sleet op
een afgelegen onderneming, ondervond er
behalve veel genoegen vast ook wel enig
ongemak. Bijvoorbeeld de huisvrouw, als
de telefoon bezoek aankondigde. De Toean-
tanah. In plaats van de volgende week
kwam hij vandaag al, nog wel vóór de lunch
Er was "niets in huis". En de groente
tuin stond door de aanhoudende regens on
der water. Je kon zo'n man toch geen ba-
jem uit de wildernis voorzetten, met harde
eieren. Of een slaatje van jonge pakis-lo-
ten, al vond je het zelf nog zo lekker.
Ik weet nog hoe één van onze buurvrou
wen in een dergelijke situatie geraakte. In
paniek belde ze op. De verwachte sup
kwam bij ons vandaan en kon elk moment
bij hun binnenvallen.
"Hallo, Krelisie ,ben jij dat? Zeg, luister
's, weet jij wat die vent allemaal vreet?"
"O, die vent vreet alles".
Gelukkig.
Alleen jammer, dat niet Krelis het tele
foontje aannam, maar "de vent" zelf, die
- nog niet vertrokken zijnde - toevallig al
leen was op het kantoor.
Erger nog waren de afstanden als je plot
seling de dokter nodig had. Zoals de keer
dat mijn dochtertje haar neusgaten met kof
fiebonen had dichtgestopt. Het deed zeer,
natuurlijk, en huilend kwam ze naar me toe.
Zoals ze het mij vertelde, had ze de fatale
dingetjes opgeraapt in de fabriek, waar
heen ze met vader was meegewandeld.
De voorste had ik er gauw uit. Aan de
andere, die dieper zaten - aan beide kan
ten nog wel - durfde ik niet te komen. De
dokter dus! Vijftig kilometer!
"Mirjam, lekas, panggil Iman. Soeroe sedia
montor".
Intussen me gauw klaar maken, met visi
oenen van operaties als we er niet snel ge
noeg bij zouden zijn.
We wachtten, uren leken het wel. In feite
waren het enkele minuten.
"Mana toch Iman?"
"Tida taoe, ndoro", baboe al even nerveus.
"Pigi mana dan?"
"Brankali pigi di kali'.
O, altijd die kali. Ze wisten zo goed dat
je ze daar niet kon volgen.
Terwijl ik nerveus met het kind heen en
weer liep, kreeg het plotseling een nies
bui. De koffieboontjes vlogen in het rond.
-"Snuiten, flink", kwam ik met mijn zak
doek. Eerst de ene kant, toen de andere.
Gelukkig het neusje was vrij. Iman kon
verder.
Volgens de kennissen liep ik veel te snel
naar de dokter. En misschien hadden ze
gelijk, ik maakte me te gauw ongerust. Op
een middag kwam mijn man uit de aanplant
thuis, met een buurman die hij op de weg
was tegengekomen. Bij de thee vertelde ik:
"Rob is een beetje ziek. Ik denk dat ik
morgen even naar de dokter rijd".
"Alweer? Wat een flauwerd ben je toch. Je
rijdt voor een beetje koorts toch geen vijf
tig kilometer. Papkinderen maak je er van,
lamstraaltjes".
"Goed dat ze het ook eens van een ander
hoort", viel, erg onsportief, mijn man me
af.
"Moet je horen..."
Jaren geleden, ze waren pas getrouwd,
werd de eerste baby verwacht. En zoals
dat op een afgelegen onderneming ging,
werd vóóruit een kamer besproken in de
dichtsbijzijnde kliniek, opdat tegen de tijd
van de blijde gebeurtenis de a.s. moeder
daar haar dagen af kon wachten. Ze had
echter nog "zeeeeeeen van tijd".
Later op de avond voelde mevrouwtje
vreemde steken in de buik.
"Hè, wat heb ik toch?"
"Het is toch niet..."
"Ach, wel neen, kan toch niet. Nog lang
niet'.
"Dan heb je vast kou gevat. Kom, ik zal
je gosoh-en met kajoe poetih".
De kajoe poetih bracht geen redding. De
pijnen kwamen en gingen, korter op elkaar,
heviger. En dan, na vele uren was daar ook
plotseling het water. Dus toch! In allerijl
werd een boodschap om hulp naar de be-
saran gestuurd. Zelf hadden ze geen auto,
en om nu toch nog te gaan...
Intussen had het vrouwtje het erg te
kwaad. Manlief ook, zij het op een andere
manier. Wat kon hij haar toch geven om
de pijnen te verlichten? Even in het medi
cijnkastje kijken.
Daar! Een grote fles Wood's Pepper
minth. Dat gaf zijn moeder hem ook altijd
als hij "kemboeng" was. Fles in de ene,
lepel in de andere hand zette hij zich aan
het bed. Elke keer als zijn vrouw haar mond
in pijn opende, goot hij er een lepel dikke
stroop in. "Slik maar, liefje, slik".
Liefje slikte gedwee. Zowat de hele fles
was leeg.
Ik weet niet meer of Wood's de enige
hulp was bij deze bevalling. In elk geval
besloot ik na dit verhaal geen "flauwerd"
meer te zijn en niet meer zo gauw naar de
dokter te lopen.
De volgende dag bleef bij mijn zoon de
koorts aanhouden. Niet hoog, maar verve
lend. Gestaag op en neer, op en neer, als
ook de volgende dag. De derde dag bracht
geen verandering, liep de koorts zelfs een
paar streepjes op. Ik liep naar de telefoon
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOQ5
9 Dit verhaal doet ons denken aan O
8 de tijd dat wij zelf een baby hadden o
9 in de buitenbezittingen. Wat voelde o
O je je wanhopig als het kind wat man- o
O
O keerde en je niet wist wat je eraan o
O moest doen. Je moest in die tijd zelf o
O een halve dokter zijn om je kinderen o
O en bedienden te kunnen verzorgen o
O
O totdat, soms na vele dagen, hulp o
O
O kwam opdagen. Ik ril van afgrijzen q
O
O als ik bedenk waaraan we onze arme q
O bloedjes van kinderen hebben bloot- q
O gesteld. Het kon niet anders, toen. 8
O De jonge moeders van hier en nu 8
O hebben het wat dat betreft toch maar 8
O wat rustiger! (Red.) 8
0000000000000000000000000000
Onder het critisch oog van onze dochter,
3'/2 jaar, was ik in de bijkeuken aan het
schon'n (Groningse uitdrukking). Ook de
werkbank en gereedschappen kasten van
mijn man kregen een grote beurt.
Terwijl ik boven op de werkbank staande,
hamer, tang, houtklemmen en wat dies meer
zij, weer op hun plaats in de kast hing,
vroeg dochterlief:
- Wat doe je daar toch?
- Ik ruim de boel een beetje op.
Aangezien de jonedame midden in het
"waarom" - stadium verkeert momenteel,
volgde onvermijdelijk de vraag naar de
reden van mijn bedrijvigheid. Wat kregelig
antwoordde ik:
- Nou, om het hier eens wat minder romme
lig te maken.
Stilte.
Dan kwam ineens de wat onverwachte me
dedeling:
- Zeg, dat mag je niet doen hoor!
"Vanuit de hoogte" vroeg ik, nog steeds
ijverig bezig met spijkers, potjes houtlijm,
enz.:
- Wat mag niet?
- Dat opruimen; je moet niet opruimen, an
ders kan Pappa niets meer terugvinden!
v. A.
Doe als Mevr. van A.: schrijf ze op, die
leuke gezegdes van Uw tjoetjoeks of kin
deren en stuur ze op naar Tong Tong en U
maakt kans daarmee een Je-lah-je-kripoet
te winnen.
om de dokter op te bellen. Wat ik hoorde
was: "Wood's...Wood's..." De hoorn ging
weer op de haak. Niet flauw zijn.
De vierde morgen, toen ik de kleine was
te en verschoonde, trok hij plotseling wit
weg. Het lijfje hing slap in mijn armen. Hij
huilde, had buikpijn, en een rode striem
liep langs zijn been.
Wij wachtten niet op Iman. Die zou mis
schien wel weer "pigi kali" zijn. Als een
duivel reed mijn man ons zelf naar de stad.
De dokter onderzocht hem grondig, be
keek de tabel die ik gelukkig dagelijks van
de koorts had bijgehouden. Dan reikte hij
naar de telefoon, vroeg het nummer van het
ziekenhuis.
"Zuster, ja hallo. Opname van een kleine
patient. Nu direct".
Tot mijn man:
"U vindt zeker wel goed dat we hem hier
houden?"
"Ja maar, dokter... Wat is er dan?"
"Naar alle waarschijnlijkheid typhus. Dat
"rood" was een darmbloeding".
Verslagen reden we zonder onze jongen
naar huis terug. En de wielen gonsden
.Wood's..Wood's..Wood's.
Ik had het hem niet gegeven.
PLANTERSVROUW
'/ClUrrirv/ll'
15