„Dag beste jongen
Mi
Snapshot
50 jaar geleden
Zo begint een brief van een van onze oudste abonnees (90 jaar), Mevr. de Wed. N. E.
Johannes-Smith, aan Uw redacteur Tjaiie, die zelf al opa is!
"Ik vind het jammer dat we je gedurende ons verblijf in de Gordel van Smaragd nooit
ontmoet hebben", schrijft mevr. de Wed. M. Sitsen Russer, 80 jaar oud (die een jaar ge
leden bij toeval met Tong Tong kennismaakte, zich direct abonneerde en ons ongelooflijk
jonge en moedige brieven schrijft). Het schijnt dat voor haar geen tijd bestaat! Wanneer
had ik haar kunnen ontmoeten? In 1910 kwam ze voor het eerst in Indië. Toen was Tjaiie
nog niet eens geboren. Had ik in 1920 bij haar moeten komen? In tjelana monjet over de
pagger om een vlieger te "reboet"? In 1930 toen ik er nog geen idee van had wat ik
worden zou? In 1940 als gemobiliseerd militie-matroos?
En Oma Johannes zegt nog steeds: "Beste jongen..."
En opeens weet ik dat de tijd inderdaad
stil staat. De tijd is alleen een televisie
beeld, dat "gesponnen" wordt in een reeks
van lijnen met een snelheid van 300.000
kilometer per seconde, zo ontzaglijk snel
dus, dat wij het spinnen van de lijnen niet
meer volgen kunnen met ons trage oog en
alleen het totale beeld zien.
Ons totale beeld: "Leven in Indië". Wij
zijn allemaal - vanaf de komst der eerste
Europeanen in Indonesië, de Portugezen in
1511 - alleen maar puntjes op dit lijnenrek,
Mevr. Sitsen Russer maar een paar milli
meters eerder dan ikke, Oma Johannes
maar een paar millimeter eerder dan mevr.
Sitsen, Multatuli weer een beetje eerder,
en daarvoor Raffles, Maetsuycker, Coen, de
Conquistadores...en lang voordien andere
vreemde noordervolken, die "afzakten"
naar de archipel, "eeuwig en altijd" zoals
José Vasconselos denkt dat de Mens naar
de Tropen zal verlangen, waar de Wieg
der Mensheid eens lag. En zo lang de
Mens zal blijven zoeken naar Het Verloren
Paradijs. Waar geen woestijnen zijn. En
geen winters... "een hof in Eden, in het
Oosten", zo staat er in een Boek...
Bij het ouder en wijzer worden wordt dit
"televisiebeeld" duidelijker. We zien geen
los van elkander staande punten meer, die
min of meer vér van elkaar af liggen. We
zijn zó dicht bij mekaar dat het lijkt of Oma
ons met haar hand kan aanraken: "Dag
beste jongen!" Dus zegt ze het nu even
gemakkelijk als toen. Toen ik met m'n HBS-
petje op misschien hakkelend een bood
schap van thuis voor mevrouw Johannes
uitgesproken zou hebben. Niet beter, niet
slechter en zelfs niet pienterder geworden,
maar doodgewoon relatie gebleven, niet
hoofdredacteur-directeur van Tong Tong,
maar Tjaiie, de eeuwige school-jongen met
de pet in de hand (of in eenvoudiger krin
gen met de kepala botak sec en de tjang-
kokkan om zijn linkerpoot) die onder dui
zenden namen in duizenden dagen zo dicht
bij Tante Marie of Oma Nan was.
Het totale beeld van de "Euro-Indonesi
sche" nabijheid, die sterker familieband was
dan maatschappelijke band.
Een vriend van me, hoogleraar, vertelde
mij eens hoe volkomen on-geinteresseerd
zijn Indische studenten waren voor Tong
Tong en definitief hadden afgerekend met
het voormalige Indië dat immers voorgoed
voorbij was. Ook studenten met een naam
die eens in Indië een naam was van tra
ditie, eer en respect. "Ik vrees, dat je da-
toch geteld zijn, Tjaiie, van jou én van
Tong Tong
Dat zei hij me vijf jaar geleden. En al
les leek toen ook zo en lijkt vaak nóg zo.
Tóen zei ik: "Ook al is het zo, wij laatsten
zullen dan dit blad doorzetten tot ons einde
Poekoel teroes!" (Is Tjaiie gek?).
Maar sindsdien kwamen er telkens abon
nees bij van een vreemd soort. Die al zo
lang weg waren van Indië, dat volgens
Bartjes alle genegenheid voor het Land
van Herkomst uitgestorven móest zijn. Ze
hadden Indië "maar gekend tot ze 12 jaar
waren en toen nooit meer". Die Indië
"nooit gezien hadden, maar er hun ouders
zo vaak over hadden horen vertellen". Die
"niet begrepen dat ze een paar jaar terug
nog niets in het blad zagen en nu opeens
lezen en herlezen we het telkens weer".
(Ik citeer letterlijk uit diverse brieven).
Nu begrijp ik dat men eerst ouder en
rijper moet zijn voor men zichzelf beter be
grijpt, voor men de geest van Tong Tong
begrijpt, voor men weet dat er naast alle
rijkheden van het Europese geestelijke le
ven nog andere waarden zijn, uit de tro
pen, die een antwoord geven op vele onbe
antwoorde vragen, een vervulling van veel
vruchteloos zoekende verlangens.
Als je jong bent en vol vaart, volg je
alleen de zich afspinnende TV-lijn. Pas la
ter kan je het beeld herkennen.
En nu weet ik ook dat er nog banjak
jaren steeds weer nieuwe abonnees zullen
komen, die nu nog niets van Tong Tong
willen weten. Of die niets van het bestaan
wisten, maar wier hart altijd "een luikje
op het Indische achtererf open hield". Vroe
ger of later zullen de meesten van hen ko
men.
Er wonen nog steeds drie-honderdduizend
Indischgasten in Nederland en hun kinde
ren leven nog tot ver in het jaar 2000. We
hebben de tijd.
De Oma's en Tjalie's "schuiven alleen
maar een beetje op" in de tijd! Vrees niet,
mijn besten, dispereert nimmer!
Een voorbeeld? Brief van 8 Maart van
mevrouw S. Hulscher-van der Zee met twee
maal zeven guldens voor Tjalie's reis (2 x
de 7 jaren dat Tong Tong bestaat) én twee
nieuwe abonnees, allebei Hille Ris Lambers-
en, één in Zutphen en één in Wageningen.
Maar natüuuürlijk!
De naam Hille Ris Lambers is immers "door
en door Indisch"? Honderden Indischgas
ten kennen die naam. En duizenden Indo
nesiërs. Als ik straks in Indonesië ben,
hoef ik bij vele huizen slechts deze naam
te noemen om deuren voor me te zien ope
nen. Ook al kent men mij niet eens.
Na de oproep in Myana (Tong Tong van
3 maart j.l.) om leuke kinderfoto's in te
sturen, was Mevr. Sitsen-Russer één van
de eersten, die bovenstaande "snapshot"
naar Tong Tong zond. Wij halen deze foto
graag uit Myana op deze speciale plaats
ter illustratie van Tjalie's artikel, samen
met een fragment uit de begeleidende brief
van Mevr. Sitsen-Russer.
Mijn man maakte de foto zelf toen hij ont
dekte wat onze oudste telg (toen 4 jaar)
met zijn zusje (toen 6 maanden) uitgespookt
had, toen zij, heel toevallig net even niet
in de box, maar naast hem op de grond
zat.
Die bloemenmand had ik bij één van mijn
liederavonden gekregen. De kleine bengel
had er de bloemen uitgehaald en het kus
sen met z'n zusje er ingezet. Ik zie het hele
geval nog vóór me, al is het nu al bijna
50 jaar geleden! Wij woonden toen in Djoc-
ja, waar we de beste jaren van onze tijd
in Ned. Indië hebben doorgebracht.
Deze foto kreeg ik, toen ik na de oorlog
in Holland terugkwam, van een vriendin die
alle foto's die ik haar geregeld toezond,
hier had kunnen bewaren. Van mijn eigen
verzameling ging practisch alles verloren.
Gelukkig heeft mijn vriendin ze me alle
maal kunnen teruggeven...
M. SITSEN-RUSSER.
En als ze wat later vragen of de Hilles
Ris Lambers-en ook abonnee zijn van mijn
onbekende blad, dan zeg ik: "Maar na
tüuuürlijk!" En dan is ook Tong Tong een
goede sobat.
En dit alles noemen vele mensen "kolo
niaal"wat een machtig mooi woord is
dat toch!
Het zal nog erg, erg lang bestaan. En
het zal (als veel oude mensen) alleen maar
mooier worden.
Ja toch, Oma? "Het lelijke eendje in de
bijtT.R.
5