R. A. A. Wiranatakoesoemah Eind januari 1965 is op 77-jarige leeftijd overleden de Regent te Bandoeng, de oud Wali Negara Raden Adipati Aria Wiranatakoesoemah. Met hem is de laatste Regent van de Prian- gan heengegaan. Hij stamde af van de reeds in 1678 genoemde Wira Angonangon, een der oudste vorsten van de Preanger en hij was de 11e regent in dit oude geslacht. Toen de Regent Bintang kwam te overlijden, was de thans overleden Wali Negara nog te jong om tot Regent benoemd te worden, en zo werd in 1893 tot 1918 als Regent geko zen Raden Adipati Aria Martanegara. Het waren toen in Bandoeng onrustige da gen. Zo bestond het plan om tijdens de grote paarden-races - het grote Soenda- feest - de tribune met de feestgangers in de lucht te laten vliegen, maar dank zij een klein verzuim werd het complot ont dekt. 10 december 1938 herdacht onze Regent, die o.a. ook reeds sedert jaren bestuurslid was van "Bandoeng Vooruit", zijn 25-jarig ambtsjubileum. De 18e december d.a.v. had in de Kaboepaten een zeer druk bezochte receptie plaats. Heel Bandoeng was daar vertegenwoordigd en ook uit zeer ver ver wijderde plaatsen in de Preanger waren de legaties aanwezig. De voornaamste hoogtepunten uit zijn car rière zullen wij hier memoreren. De jubi laris werd geboren de 23ste Nevember 1888 Bij het overlijden van zijn vader in 1893 kwam hij onder de hoede van zijn moeder Raden Ajoe Soekarsih. Als voogd van de 5-jarige jongen trad op R. A. A. Marta negara, die zijn vader R. A. Koesoemahdi- laga als Regent was opgevolgd. Het eerste onderricht kreeg hij destijds van Aom Moeharam de bekende regentszoon van de Chalipah van Bandoeng, Hadji An war, in het reciteren van de Qoran. Daarna bezocht hij de Hoofdenschool hier ter stede. Drie maanden na de overgang naar de 3e klasse kwam Dr. Snouck Hur- gronje op de Hoofdenschool op bezoek, die informeerde naar de aanwezige regents zonen. Dr. Snouck achtte de H.B.S. voor hem een betere opvoeding en tegen zijn bezwaren, dat hij geen Frans kende, ver zekerde de geleerde hem dat gedurende 3 maanden van 3 lesuren per dag hem vol doende kennis van de franse taal zou wor den bijgebracht. In 1904 slaagde hij voor het admissie-exa- men voor de H.B.S. In deze tijd overleed Rd. Adinagara, een der drie voogden, in wiens plaats Dr. Snouck Hurgronje aan de regering verzocht als zodanig te mogen op treden, hetgeen werd toegestaan. Van toen af moest de pupil elke Zondag van 9 uur v.m. tot 4 uur n.m. bij zijn nieuwe voogd vertoeven tezamen met de kinderen van de toenmalige regent van Tjiamis en de zoon van de sultan van Siak, Tengkoe Kasim, die thans zijn vader is opgevolgd. In 1910 deed hij eindexamen van de H.B.S. Bij Gouvernements Besluit ddo. 10 decem ber 1912 werd hij benoemd tot Regent van Tjiandjoer. Deze benoeming heeft een kin derhuwelijk als achtergrond. Toen Rd. Moeharam 4 jaar oud was, kreeg zijn vader de Regent van Tjiandjoer, R. A. A. Prawiradiredja op bezoek, die zijn 10- jarige Oeti had meegebracht, met het doel de 2 kinderen de huwelijksband te doen sluiten. De Regent van Bandoeng had er R. A. A. Wiranatakoesoemah. echter bezwaar tegen in verband met het verschil in leeftijd. Daarop "beloofde" de Regent van Tjiandjoer, dat hij op zijn oude dag een dochter zou krijgen, met wie Raden Moeharam dan zou kunnen trouwen, het geen werd toegezegd. Inderdaad kreeg R. A. A. Prawiradiredja een dochter en werd deze aan Rd. Moeharam tot vrouw gegeven. Zijn benoeming tot Regent van Tjiandjoer was derhalve als schoonzoon van de in tussen overleden Regent. De eerste stap, die de jonge Boepati deed was de afstand tussen regent en onderge schikten zoveel doenelijk te overbruggen, door toenadering van zijn kant alsook bij de priaji's meer liberale opvattingen te in troduceren, hetgeen met succes werd be kroond. Ter vervulling van zijn opdracht en taak, o.a. bevordering der weivaart van zijn res sort en zijn bevolking, richtte zich zijn blik naar het district Tjirandjang, waar ruim 3000 bouws sawah onbewerkt lagen, het geen was toe te schrijven aan gebrek aan werkkrachten wegens de ongezondheid van de streek door de malaria. Controleur Win- ckler stelde voor de immigratie van Java nen, doch de Regent, die voor alles assaine- ring van de door malaria geteisterde streek wenste, prefereerde de oprichting van gou- vernementswege van een rijsthoeve, van waaruit de assaineringswerkzaamheden als een olievlek in het gehele district zich zou den moeten uitbreiden. Deze laatste ge dachte zegevierde uiteindelijk, dank zij het departement van Landbouw, de D.V.G. en het toenmalige Departement van B.O.W. Bij G.B. van 10 april 1920 werd hem, nadat R. A. A. Martanagara met pensioen de dienst had verlaten, het Regentschap Ban doeng toevertrouwd. Ofschoon hij nooit in dit Regentschap had gediend, kende het volk hem nog steeds als Aom Moeharam, welke naam voor hen betekende een waar borg van bescherming van haar belangen. Dit blijkt o.a. uit het relletje van koelies in het Bandjaranse, bij welke gelegenheid als gevolg van toezegging van de Regent dat alles in orde zou komen, de mensen rustig uiteengingen. Op sociaal gebied verrichtte hij belangrijk werk, zoals de bestrijding van de prosti tutie, in samenwerking met de toenmalige Commissaris van Politie Soemitro, thans Regent van Bandjarnegara. In 1921 begon zijn belangrijke politieke loopbaan, toen hij voor het eerst zitting nam als benoemd lid van de Volksraad. Als vrucht van zijn studieopdracht naar Europa in 1928, welke hij gebruikte om de Boeren leenbanken te bestuderen, kan beschouwd worden de oprichting van de Centrale Cre- diet Coöperatie Boemipoetra te Bandoeng, met als mooie loot van de stam de "Iti- koerih Hibarna" te Tjiparaj. In 1912 werd hem bij G.B. dd. 22 augustus de titel "Aria" verleend en later die van "Adipati". Bij G.B. van 21 augustus 1926 werd hem de Gele Songsong toegekend, terwijl hem later het Officierskruis in de Orde van Oranje Nassau is ten deel ge vallen. In 1924 werd hij in de gelegenheid gesteld de 5e Roekoen (zuil) van de Islam te vol brengen, bij welke gelegenheid hem door Koning Hoessein de "Istiqlal-orde 1e. KI." werd geschonken. Toen van Mook de verschillende deelstaten in 't leven riep, was één ervan de staat Pa- soendan, met als hoofd natuurlijk de oud Regent van Bandoeng Wiranatakoesoemah, met de titel van Wali Negara. Toen Soekarno er één ondeelbare Repu bliek van maakte kreeg hij een andere functie. In de Centrale Regering te Djakar ta kreeg hij een ministerportefeuille. Hij kreeg toen een ernstige hartaanval. Gedeel telijk verlamd keerde hij terug naar zijn ge boortestad, en maakte een studie van de Islam. Later werd hij benoemd tot docent in Mohammedaans Recht en Godsdienst. Zeker, hij had ook zijn zwakke zijden, maar welk mens heeft die niet? Zeker is, dat hij steeds samenwerking met Holland gezocht heeft, en nooit ons Hollan ders heeft tegengewerkt. Dit laatste schrijf ik, omdat een bekend journalist eens van hem schreef, dat hij tijdens de oorlog een minder mooie rol had gespeeld. Moeharam - zoals wij hem noemden - had een edel karakter. Toen wij van hem af scheid namen zei hij: "Och wat kan ik dik wijls verlangen om rustig in een dorpje op de Veluwe te mogen leven". Destijds was hij door Koningin Juliana ontvangen en hij sprak steeds met grote eerbied over Haar. Met de oud-Wali Negara is iemand heenge gaan, die destijds een zeer grote invloed had op de bevolking. Veel is veranderd, doch de oude Soendanees erkende hem altijd nog als zijn hoofd. Innerlijk was hij een gaaf mens! Toen we elkander de hand voor het laatst drukten, zei hij: "Het is stil om me heen geworden, de stilte die zo smartelijk lijkt in de jaren der jeugd, maar die heerlijk is als men tot volle rijpheid is gegroeid. Ik lees nog vaak in het "Triomferend Leven' van Stanley Jones en dat geeft kracht. Laten wij zo samen naar het einde leven..." Duizenden hebben hem naar zijn laatste rustplaats op Karang Anjar, in Bandoeng, gebracht en zeer zeker gezegd: "Bopati parantos poepoes, alaihir salam..." W. H. HOOGLAND. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 6