Tweede reisbrief van Tjalie
SINGAPORE
Clifford Pier, Cecil Street, Raffles Quay, Robinson Road, Nord en South Bridge Road,
de Anderson Bridge, het Raffles Hotel, Victoria en Orchard Street, ze zijn allemaal nog
sinds de verlofreizen van het begin van deze eeuw. En onveranderd! En, zwervers op de
straten in de "post-tawanan-tijd", ook de straten vol helverlichte eettentjes: Boegis Street,
Albert Street, Koek Road, Hokkian Street en zoveel meer. Ze zijn er nog. En ook on
veranderd.
Nog steeds is Singapore De Grootste
Pasar Malam van de wereld met ontelbare
arcades en bazaars, met een razend ver
keer op straten en trottoirs, met een ge
krioel dag en nacht van mensenmieren, die
niets anders schijnen te doen als handelen
en eten.
Onveranderd?
Natuurlijk is er veel veranderd. Zo is
b.v. de ricksha definitief van de straten
verdwenen en heeft nu plaats gemaakt voor
de trishaw, de fiets met zijspan of de betja
met de bak opzij. Er zijn veel nieuwe ge
bouwen bijgekomen, waaronder wolken
krabbers als Saligie House, een camplex
wolkenkrabbers tot 12 verdiepingen hoog,
flatwoningen die voor de modernste elders
ter wereld niet onderdoen, maar er is een
verschil: nog steeds steken ook hier even
als bij alle huizen in Singapore de lange
bamboes uit de ramen, die dienst doen als
drooglijnen: U weet het: de bamboe wordt
netjes door mouwen, broekspijpen, enz. ge
stoken; er waait niets weg en wasknijpers
zijn niet nodig.
En die droogbamboes als even zovele
vlaggen uit zo'n wolkenkrabber bieden toch
een machtig huiselijke aanblik.
Maar het aspect is dus door de nieuw
bouw niet veranderd. De nieuwe gebouwen
zijn doodgewoon geabsorbeerd in het druk
ke straatleven, volgehangen met reclame
borden en neon-lichten net als de oude. Op
de trottoirs rondom zit het ook vol met
kleine afdakjes waaronder verkopers van
bonte tijdschriften, allerlei snoepwaar en
fikse maaltijden, kramerijen en textielwaren.
En ook al hebben nu vele straten éénrich-
tingverkeer gekregen (door het enorm toe
genomen auto-transport), ze zijn even vol
gebleven met in allerlei snelheden voort
jakkerend en luid toeterend verkeer. Het
lijkt ook wel of er nog steeds even veel
Europeanen zijn als vroeger, want je ziet
ze in alle straten en in dezelfde luchtige
kleding als toen. Al zijn de witte shorts en
hoge witte kousen definitief verdwenen.
Maar zulke kleine verschillen gaan in het
hoofdkenmerk van onveranderde "repot dan
roewet" gemakkelijk verloren. De straatslij
per van de Oost voelt zich in Singapore
nog steeds thuis.
Ik werd van het vliegveld afgehaald door
abonnee Fred Groeneveld, een jonge Totok,
van dat soort Totoks dat in de Oost vol
maakt thuis is en van elke minuut van dit
leven enthousiast geniet. Een Chinees ho
telletje naar mijn smaak was gauw gevon
den: het South Asia Hotel in de Bencoolen
Street, zijstraat van de Beras Basah Road
vlak bij het Cathay Building. Centraal, goed
koop, letterlijk omsingeld door eethuisjes,
eenvoudig maar netjes. Het hotel biedt pre
cies dezelfde aanblik van zulke hotelletjes
dertig jaar geleden: hoofdzakelijk Chinese
gasten met vrouwen met kriting kapsels en
goud aan de oren en in het gebit, spelende
kinderen op gangen en trappen, personeel
in singlet korte broek en op sloffen, de
hele dag door Chinese muziek door de
radio.
Die eerste avond aten wij in het Islamic
Restaurant, een Indiaas restaurant van ko
lossale afmetingen, ook wat de porties be
treft. M'n eerste "poelang-maaltijd": Nasi
beryani met Madras chicken, liver curry en
daleha (sajoer van aubergines). Helaas is
mijn maaginhoud elf jaren ingekrompen en
het was allemaal te veel voor me. De prijs
was weer verbazingwekkend laag: Drie
Straitsdollars. Waar krijg je in Europa of
Amerika zo'n forse maaltijd voor zo weinig
geld? Het koersidee: 3 Singapore dollars is
ongeveer 3,80.
Sinds die eerste maaltijd heb ik in di
verse restaurants gegeten, b.v. aan de Koek
Road ,net als de Boegis Street een weg
die 's avonds voor verkeer is afgesloten
en vol gezet met honderden eetstalletjes,
Chinees en Indiaas, met al de geuren van
Pantjoran-Glodok en dezelfde gemoedelijk
heid en bedrijvigheid. Maar mijn eerste
kennismaking met "ons ouwe Indië" was in
het Nasi Padang Restaurant "Rendezvous"
tegenover Cathay Building: rijst met ren-
dang, sambal goreng telor, sambal goreng
oedang, atjar. Goerih, pedes, banjak en
heerlijk.
U weet allemaal hoe moeilijk het Maleis
praten in Holland al geworden is, maar U
zult evenals ik stomverbaasd staan over het
gemak waarmee U plotseling weer vloeiend
Maleis spreekt als U weer in het land
zelf bent. Maleis is geen "bahasa Indone
sia" en veel woorden zijn hier anders. Zo
is b.v. kopje niet mangkok maar chawan.
Soms sta je in zo'n maleis gesprek wel
even te vissen naar mekaars bedoelingen,
maar met wat Engels als overbrugging kom
je er altijd. Want Engels verstaat hier bij
na iedereen en spreken doen de meesten
het ook wel, al is het niet de taal van
Shakespeare die je hier hoort, Het duurde
b.v. nogal wat tijd voordat mijn Maleise
taxichauffeur en ik ontdekten dat we met
Orchard Road en Otjèt Road hetzelfde be
doelden. Deze chauffeur tussen twee haak
jes was in Singapore geboren en getogen,
maar hij was altijd in dienst geweest van
Blanda toewans en hij verlangde nog steeds
eens Bandoeng te zien in zijn leven!
Over de gebouwen en bouwtranten alleen
al zou ik twaalf piekerans kunnen schrijven,
zoveel interessants valt er te zien. Zo is er
vlak bij mijn hotel een voormalige kerk, nu
een auto-bengkèl. Het is een wat zot ge
zicht om voor en in de Gothische ramen
autokarkassen te zien liggen. En smeer en
olie op alle muren. De eigenaar van de
bengkèl heet toepasselijk Sin Sin (Sin is
het Engelse woord voor zonde!).
Zo zeer domineert het eigen levenspa
troon en zo druk heeft iedere Singaporees
het met dagangen om te leven, dat er wei
nig aandacht over schijnt te blijven voor
"grote problemen" bij "the man in the
street". Want als sensatiebelust westers
journalist porrend naar emoties over de ge
spannen toestand door de bedreiging van
Indonesië merkte ik al gauw dat de door-
Lees verder pag. 18
Verkopers van edelstenen
11