Een Semarangs Majoor bouwt aan
een uniek museum
Indonesië in 1947. Het was toen nog Nederlands-lndië, maar alleen in naam. Want het
mooie land dat wij hadden leren liefhebben, was herschapen in een chaotische heksen
ketel en het rustige, prachtige gelegen Semarang van vóór de grote wereldbrand, de stad
met de ideale woonwijk in het heuvelterrein, herbergt enorme troepenconcentraties van
vrijwilligers en militairen van het KNIL.
Het leven is verward en onzeker voor ons
die er werken, de toekomst is onduidelijk
en vaag. Maar we maken er met ons allen
het beste van en ook uit die dagen bleven
ons nog heel wat herinneringen aan ple
zierige en onvergetelijke ogenblikken.
Het is uit die tijd dat mijn eerste herinne
ring stamt aan de majoor (toen nog kapi
tein) W. ten Wolde. 'Willy', zoals iedereen
hem kende. Het was op Bodjong, in de be
nedenstad, waar ik, na een ochtend win
kelen, (voor zover die bezigheid toen die
weidse naam kon dragen), geduldig stond
te wachten op een lift naar het heuvelter
rein. Taxi's en openbare vervoermiddelen
waren in die dagen legendarische zaken,
maar het leger bewees ook in dat op
zicht de burgerij onschatbare diensten. En
terwijl ik daar dus stond te wachten, doem
de aan de horizon een zeer oude, zeer
gammele jeep op die zich met een, voor
dat voertuig verbazingwekkende sneiheid
over Bodjong voortbewoog. En in die jeep
de Kapitein ten Wolde, verbindingsofficier
bij de Welfare en reserve officier bij de
Jagers in Nederland, naar ik later vernam.
Hij bood aan me naar huis te rijden. Die
lift en het kopje koffie dat ik hem daarna
aanbood ,was het begin van een reeks ge
zellige, hoewel wat onregelmatige bezoe
ken. Want Willy ten Wolde was een druk
bezet man. Dat kwam niet alleen voort uit
zijn werk voor Welfare, maar tevens uit het
feit, dat hij een man was met een groot
aantal ambities en talenten, Een wat ruige,
vrijbuiterachtige natuur, een beetje onbere
kenbaar misschien. Maar een goed vriend,
altijd bereid voor alles en overal in te sprin
gen.
Een onderhoudende gast met een ongebrei
delde fantasie. Tijd voor lange bezoeken
had hij trouwens weinig. Want majoor ten
Wolde was iemand, die eigenlijk nooit niéts
deed en altijd wel ergens heen moest. Zo
dat er meestal wel iemand naar hem op
zoek was, die hem voor het een en ander
nodig had.
Amateur toneelspeler van formaat, pianist,
radiospreker, alles deed Willy ten Wolde
met dezelfde dynamische overgave.
Maar vóór alles had hij een intense be
langstelling en een grote liefde voor het
land, waar hij toch maar zo korte tijd ver
bleef. Want reeds omstreeks 1950 moest
hij, om gezondheidsredenen het lar.d en de
O.V.W. vaarwel zeggen. Het was een moei
lijk afscheid van het land met zijn bevol
king en van de vele vrienden die hij en
zijn vrouw zich in de jaren van hun verblijf
hadden gemaakt. De Majoor Willy ten Wol
de liet Semarang en Indonesië achter zich.
Maar de liefde voor land en volk bleef en
liet een voortdurend heimwee achter. En
uit die liefde en dat heimwee is gegroeid,
wat hij nu, terwijl ik vijftien jaar later in
zijn smaakvol ingericht huis in Arnhem te
genover hem zit, vol trots zijn 'Verzameling
Op Zolder' noemt.
Hoe het groeide.
"In de eerste jaren na mijn terugkeer naar
Nederland", vertelt hij, "bleef het bij alles
bekijken. Mijn echte studie is eigenlijk be
gonnen toen ik een jaar of vijf geleden met
Leintje (Mevrouw ten Wolde) het kleine,
maar prachtige 'Afrika Museum' bezocht in
Berg en Dal.
Ik kwam daar zó onder de indruk, dat ik
zei: 'Leintje, kind, ik ga zelf een collectie
opbouwen".
Nu is zoiets natuurlijk gemakkelijker gezegd
dan gedaan. Om niet te zeggen dat het vrij
wel tot de onmogelijkheden behoort. Want
echte, primitieve kunst wordt schaarser, om
dat, wat er in dat opzicht bestaat, muurvast
zit bij musea en particulieren, die bereid
zijn te vechten om te bemachtigen wat er
nog is. Bovendien heeft het vervaardigen
van vervalsingen van primitieve kunstvoor
werpen ,de laatste jaren de vorm van een
hele industrie aangenomen.
Maar Willy ten Wolde zou Willy ten Wolde
niet zijn, als hij zich door zoiets als 'vrijwel
onmogelijk' uit het veld liet slaan. En de
weg die hij koos om tot zijn doel te gera
ken was een zeer originele, zoals men dat
trouwens van hem kon verwachten.
De Heer Ten Wolde inspecteert een gevelmasker
uit het Sepihgebied in Nw.-Guinea.
Een verzameling werd bijeen geschreven
Op een goede dag zette de heer ten Wolde,
voormalig majoor bij de Welfare, zich aan
zijn schrijfbureau en schreef een brief aan
de koning van België. Het was een visje
om een kabeljauw te vangen, "maar", ver
trouwt hij me lachend toe, "ik verwachtte
nog niet eens een spiering". Wie schetst
echter zijn vreugde toen hem door het Bel
gische Koningshuis een brief gestuurd werd
waarin hem werd meegedeeld, dat de Bel
gische Koning zich bereid verklaarde een
drietal waardevolle stukken uit het Kon.
Museum in Tervuuren af te staan.
Waarna een opgetogen Willy ten Wolde
per omgaande post een statiebijl, een do-
denkleed en een bewerkte beker ontving uit
de Kongo. Dit eerste succes werd het begin
"Het brievenschrijven" verklaart hij, "werd
daarna een soort hartstocht".
En terwijl mevrouw Leintje een plakje za
lige eigengebakken cake presenteert, toont
de heer ten Wolde me stralend van recht
matige trots 'n lijvig brievenboek. Een brie
venboek dat uniek in zijn soort mag heten,
want daarin bewaart hij brieven die hij ont
ving van vrijwel alle staatshoofden, neger
hoofden, zendelingen en missionarissen, en
ongeveer alle ambassades. Op zichzelf is
dit brievenboek al een waardevol bezit.
Voor mij liggen brieven uit Addis Abeba,
Leopoldstad, Pakistan, Alaska, Bangkok,
uit Liberia en Dakar, van de Fidji- en de
Salomonseilanden, veelal vergezeld van ge
schenken.
De koning van Nepal zond een masker,
president Adenauer liet 15 prachtige dia's
vervaardigen van de mooiste stukken uit
zijn musea. Ik lees brieven van Albert
Schweitzer en de Koningin van Tonga.
De zolder.
En zo ontstond dit kleine, unieke museum
'DE ZOLDER'. Terwijl mevrouw Leintje zich
lachend in de keuken terugtrekt, om, zoals
ze verklaart, te zorgen dat de inwendige
mens in stand blijft, klim ik achter haar man
aan naar De ZOLDER. Een klein, maar be
zienswaardig museum is daar gegroeid. Bij
eengeschreven door een man die beheerst
werd door zijn liefde voor de mens en zijn
kunst uit een ver verleden. Maskers uit
Basala Mpasu, primitieve beelden van de
stam der Bateke en een prachtige toverstaf
uit de Bataklanden. Die staf draagt de
naam Toengal Pananloean en vertoont een
aantal op elkaar gehurkte gedrochtelijke fi
guren, breeduitlopend naar boven.
Ik zie voorouderbeelden en gevelmaskers
afkomstig uit Nw. Guinea en koppensnel-
lersmessen uit Borneo.
Omdat de heer ten Wolde uiteraard niet
over een gedegen vakkennis beschikt, in
deze bij uitstek moeilijke materie, hebben
vrijwel alle directeuren en conservatoren
van Nederlandse en ook wel buitenlandse
musea zich bereid verklaard hem zonodig
belangeloos in te lichten. Daar tegenover
heeft de heer ten Wolde zich beschikbaar
gesteld voor het houden van lezingen voor
alle bevolkingsgroepen die zich voor primi
tieve kunst interesseren. Hij doet dit 'con
amore", "maar natuurlijk", zegt hij, "krijg ik
voor zo'n voordracht dikwijls een geschenk
Lees verder pag. 20
13