De Wonderbaarlijke Pereboom CHINA: BOM CHINESE VERTELLINGEN Heel lang geleden kwam een landman op marktdag naar de stad Peking met een Handkar vol prachtige peren. De oogst van zijn boomgaard was weer overvloedig geweest en hij verheugde zich op een zoet winstje. Hij zette de kar in een geschikte hoek en spoedig had hij een menigte kopers om zich heen, want iedereen wist, dat hij altijd bijzonder mooie peren had, waarvoor hij echter ook een bijzonder hoge prijs vroeg. en sprak: „Ge zijt een goed Terwijl hij druk bezig was zijn klanten te bedienen, intussen zijn fruit luid aanprij zend, kwam 'n oude, arme, haveloze pries ter bij de kar staan. Bescheiden vroeg hij de koopman, of hij een peer mocht hebben, maar de landman, die ook bekend stond om zijn buitengewone gierigheid, wilde er niets van weten. En toen de priester geen aanstalten maakte, om door te lopen, werd hij boos en schold de oude man uit voor alles, wat lelijk was. „Goede heer", zei de priester, „ge hebt zoveel peren op uw kar. Ik vraag U er slechts één van, ge zult het niet eens mer ken, dat ge er een hebt weggegeven. Wer kelijk, ge moet U niet zo boos maken". „Schenk hem toch een peer", zei een der omstanders, "De oude man heeft gelijk, ge zult die ene nauwelijks missen". „Ik heb neen gezegd en het blijft neen", riep de vruchtenkoopman nijdig. De marktgangers, goedig en gul als hun volksaard was, ook al waren zij niet af kerig van een voordeeltje, waren gewend aan de steeds genoegelijke sfeer, die op zo'n marktdag heerste en dit werd hun te bar. Er ontstond een woordenwisseling die zo hoog liep, dat het de aandacht trok van de marktbeambte. Hij kwam naderbij en vroeg wat er aan de hand was. En waar niemand in de hitte van de ruzie aan ge dacht had, deed deze man. Hij haalde zijn beurs voor de dag, nam er wat geld uit, kocht een peer en gaf die aan de oude priester. Deze nam de peer met een diepe buiging aan mens, ik wil U en de anderen graag een genoegen doen. Ge weet allen, dat ik geen tehuis, geen kinderen en geen bezittingen heb, omdat ik alles opgaf toen ik priester werd. En het verbaast mij steeds, als ik iemand ontmoet, die zo zelfzuchtig is, dat hij een ander niets gunt. Ik zal me zeer ver eerd voelen, indien gij de kostelijke peren, die ik voor U heb, van mij wilt aannemen". „Uw peren!", riep een man. „Maar waarom moest ge er dan een aan de vruchtenkoop man vragen?" „Ik moet mijn pereboom eerst laten groei en", antwoordde de priester. Hij at de peer op tot hij alleen een kleine pit overhield. Toen nam hij een pikhouweel- tje uit het bundeltje, dat hij op de rug droeg, maakte een gat in de grond, stopte daar de pit in en bedekte ze weer met aar de. „Wil iemand mij heet water brengen, om dit te begieten!" vroeg hij. De mensen, die er om heen stonden, dach ten, dat hij een grapje maakte. Maar een van hen liep weg en kwam terug met een ketel kokend water, die hij aan de priester gaf. Heel zorgvuldig goot deze het water over het plekje uit, waar hij geplant had. Terwijl hij daarmee bezig was, zagen de toeschouwers een klein groen spruitje te voorschijn komen. Het werd groter, er kwamen takjes aan en blaadjes. En toen stond daar voor hun verwonderde ogen een mooie jonge pereboom. De takken werden langer, er kwamen meer bladeren aan en bloemen en nog eens bloemen. En plotse ling was het boompje overladen met prach tige, grote, rijpe, zoet-ruikende peren, die de takken tot op de grond deden doorbui gen. Het gezicht van de priester straalde en de menigte juichte van plezier, toen hij de peren er een voor een afplukte en ze met een buiging aan allen ronddeelde. En hoeveel mensen er ook waren op de markt, ieder kreeg een mooie, zoete peer. Eindelijk was het boompje leeg. Toen nam de oude priester zijn pikhouweel, hakte de boom om, tilde hem op zijn schouder en met een laatste buiging naar de lachende mensen, wandelde hij weg. De perenkoopman had al die tijd zijn kar in de steek gelaten en was dichterbij ge komen, om toch maar goed te kunnen zien, wat er allemaal gebeurde. Ook hij had een peer aangeboden gekregen. Maar toen de priester was weggegaan, keerde hij terug, om tot zijn grote ontsteltenis te ontdekken, dat zijn karretje geheel leeg was. Alle pe ren waren verdwenen! Hij begreep onmid dellijk, wat er gebeurd was. De peren, die de oude man zo gul had rondgedeeld, wa ren zijn eigen mooie vruchten geweest, die hij naar de markt had gebracht. En wat nog erger was, een van de bomen van zijn handkar ontbrak, en er was geen twijfel aan mogelijk, dat hij met twee bomen van huis was gegaan. Hij was buiten zichzelf Dezer dagen had ik een gesprek met een Amerikaan. Hij was doodsbang (scared stiff) voor de Chinese atoombom, zei hij, en het was radeloos stom van Amerika en Rusland om na dit proefbommetje nog tien jaren te wachten tot China ook een atoom bommen-arsenaal had. We moeten NU toe slaan. Het is afschuwelijk, maar daardoor wordt veel erger leed in de toekomst voor komen. "Dat dachten we bij de wereldoorlog ook' zei ik: "Twee bommetjes op Japan; dat spaart veel meer mensenlevens". Dat was op korte termijn waar, want wat nu dreigt ii afschuwelijk veel erger dan we ooit zonder atoombom hadden gehad. Het schijnt dat we alleen maar kunnen herhalen, wat we 2000 jaren geleden al deden: de kinder moord van Bethlehem!" "Hoe bedoelt U?" "Om te voorkomen dat de Koning der Koningen zou komen, slachtten we alle ba by's van Bethlehem! Tijden veranderen, ko ningen veranderen, maar het "kill before ...I" is ons enige correctiemiddel. En hoe weet U dat dit inderdaad onze redding zal zijn?" Wel, dat was logisch. Ze waren immers pas begonnen en nog lang niet klaar. Ik vroeg: hoe weet U dat? Zou het niet moge lijk kunnen zijn dat de kern-energie studie en productie in China al sinds twintig jaren op topkracht werkt en nu al een volwaardig bomarsenaal heeft, maar om ons zand in de ogen te strooien nu pas "het eerste onvol waardige experimentje" waagt om nu ook het bewijs te hebben dat de productie inder daad perfect gewerkt heeft? Hoe zou U het vinden als we nu honderd H-bommen op China wierpen en tevreden op onze porch gingen zitten en "per kerende post" kwa men er vijfhonderd terug binnen het uur?" Hij keek me een paar seconden lang spra keloos aan: "You're kidding! No no, that is impossible!" Ik zei: "Maak je niet overbodig ongerust. Misschien kunnen atoomgeleerden aanto nen dat China nog niet zo ver kan zijn. Ik ben een volslagen leek, maar ik heb één voordeel op jullie geleerden: ik ken de Azi aat beter dan zij. Ik weet dat elke Aziati sche som die wij van hieruit zien, lijkt op het ons bekende sommetje van a b c. Maar ik weet, dat menige b eigenlijk een b x is, zodat de som moet zijn: c x. Ah, "the sinister X" from Dr. Fu Manchu and Charley Chan! Find that X! Nog steeds willen wij Europeanen evangelies brengen aan achterlijk Azië, wij preken en preken en preken (and carry a big stick) en de kunst van vrienden maken verstaan wij nog steeds niet. T.R. van kwaadheid en tierend holde hij zo hard hij kon, de priester achterna. Daar zag hij op de weg zijn karreboom liggen, die on getwijfeld het pereboompje was geweest, dat de priester had omgehakt. De mensen op de markt vonden het een onbetaalbare grap, zij schaterden van het lachen, omdat de landman er zo tussen ge nomen was. De oude priester zagen zij nooit meer te rug. CORRA CORRA Chinese Fairy Tales. Prof. Herbert A. Giles. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 10