De Pannekoeken affaire Als jongen van 10 jaar woonde ik met mijn ouders in Semarang, de hoofdplaats van Mid den Java en wel aan de Karangsari "8 vlak achter het station. Als buren hadden we rechts van ons fam. Volker en links fam. Rappel. Allemaal door en door rasechte Semarangers. Met de jongens Rappel ging ik niet zoveel om, want als 't in hun bol opkwam gooiden ze als tijdverdrijf grote stenen op ons dak, een daad die ik met gelijke steen terug betaalde. Meestal vonden ze me bij de familie Volker thuis waar het erg gezellig was, behalve natuurlijk als ze onderling verschil van mening hadden. Dan poetste ik de plaat, liever dan getroffen te worden door rondvliegend huisraad. Met de Rappel Brothers was ik slechts tweemaal per jaar goede maatjes en wel precies uitgerekend als hun kedongdong- boom rijpe vruchten droeg en onze mang- gaboom haar gouden vruchtenrijkdom breed liet hangen. Haast elke dag klom ik in hun kedongdongboom om me te goed te doen aan de sappige vruchten tot mijn buik er pijn van deed. Zij konden daarentegen niet in onze boom klimmen daar deze bewoond werd door duizenden venijnige rode mie ren. Zodoende behielden wij het monopo lie van het plukken thanks to the „njang- krangs" voor ons zelf. In elk geval was al les heerlijk pais en vree totdat hun vrucht bomen er kaal en berooid bij stonden en er niets meer te plukken viel. Dan laaide de aloude vete als vanouds weer op. De grijze projectielen vlogen vaker dan ooit over en weer tot helemaal botjor ons dak als oedjan. Maar geeft niks, van hun ook. Met de fam. Volker kon ik daarentegen heel goed opschieten. Ludo, de benjamin van de familie en bel hamel was mijn speelkameraad, hoewel hij zijn streken ook op mij toepaste als het in zijn kraam te pas kwam. Hij en zijn iet wat bazige zuster Ottie lagen regelmatig met elkaar overhoop. Als die twee het met elkaar te kwaad hadden ging het er niet zo kinderachtig aan toe. Neen, hele lepels en vorken vlogen dan door de keuken ra kelings langs een snel wegduikend hoofd via de achterdeur het vrije veld in. Dat hoofd behoorde meestal toe aan Ludo als hij zijn zuster tot stierens toe dokdokken gemaakt had. Maar ja, zoals ik al gezegd had was die Ludo werkelijk geen zoete jongen. Neem b.v. het geval met die panne koeken. Op een dag zaten we toevallig in alle rust bij elkaar, toen Ottie opeens zin kreeg in pannekoeken. Er waren echter geen eieren in huis, dus besloot Ottie naar de Chinese toko te gaan om er een dozijn te halen. Nadat ze van haar moeder vijftien cent had afgetroggeld stapte ze, haastig opge doft, door het smalle achterdeurtje van het achtererf het stationsweggetje op voorzien van een boodschappentas. Ik weet niet of Ludo op die bewuste dag geen zin had in pannekoeken of dat hij zijn zuster nou een maal niet mocht, maar nauwelijks was ze verdwenen, of zijn „meesterbrein" had weer rap en soepel iets luizigs uitgedacht, ge zien de duivelse grijns op zijn gezicht. „Weet je wat wij gaan doen?" fluisterde hij me in 't oor, „we gaan een oiifantenval- kuil maken". „Waar dan?" „Daar, bij het hek". Hij liet er waarachtig geen olifantengras over groeien, maar toog onmiddellijk aan het werk. Wat voor een kolossale kuil die jongen in zo'n korte tijd vlak voor de in gang van het hek met de botte patjol wist te fabriceren grensde gewoonweg aan het ongelooflijke. Een echte olifant zou zich wel tweemaal bedacht hebben om zonder aan nemelijke redenen in die kuil te stappen. Hij gaf me nauwelijks de tijd om het ga pende gat te bewonderen maar begon er haastig, in het zweet zijns aanschijns, tak ken overheen te leggen, oude kranten van de „Locomotief" en afgescheurde bladzij den uit de „Oriënt", om tot slot het geheel met een verraderlijke dunne laag zand te bedekken. Een ervaren dierenvanger had 't hem niet kunnen verbeteren. Hij was nog maar net klaar met zijn ketje- blongan of we zagen Ottie in de verte aan komen. Met een fluisterend: „Pas op, daar komt ze," slingerde hij de patjol tussen de pisangbomen en nam vlug plaats op de trap tegenover de „geboobytrapte" tuindeur om met een vreselijk schijnheilig ge zicht, met een stokje de donkere randjes onder zijn nageltenen weg te peuteren. Om het dramatische verloop der gebeurte nissen gade te slaan had ik me rap als 'n konijn achter een klapperboom terugge trokken om eventueel verdwaalde kogels te ontlopen en ik spreek hier uit ervaring het deed me echt iets om te zien hoe ze daar zo argeloos kwam aanlopen, de tas erg voorzichtig tegen zich aangeklemd. De bruin gebakken pannekoeken deed haar gedachte aan de dampende stapel goud pas versnellen. Ik zag het allemaal aan komen en klemde me nog steviger aan de klapperboom vast. Ludo staakte het ge peuter aan zijn tenen maar vergat van in gehouden emotie het stokje onder zijn na gel vandaan te halen terwijl hij heel genie pig door de wimpers van zijn neergesla gen oogleden gluurde. Haar gezicht kreeg hoe langer hoe meer een vrolijker uitdrukking naarmate ze de tuindeur naderde: totdat de grond onder haar rechtervoet geen weerstand meer bood Met de buik vooruit, hoofd in de nek en de ogen verstard van schrik naar de vrien delijke blauwe lucht gekeerd, stortte ze on der luid gekraak van brekende takken de onvriendelijk instortende kuil in. De doffe dreun die daarop volgde ging ver gezeld van het geluid van brekende eieren. Ludo voelde echter geen medelijden voor zijn arme zuster maar begon luidkeels te lachen. Ottie herstelde zich echter gauw van de schrik en toen ze zag wat er van haar eieren was geworden, werkte ze zich als een razende „orang-oetan" uit de kuil. On der 't uitstoten van primitieve geluiden was ze met een paar sprongen bij haar broertje, die het nog net te druk had om zich van het lachen, de tranen uit de ogen te vegen en gaf hem een dreun op zijn schedel dat hij een ogenblik scheel uit de ogen keek Vergeten waren de lessen dat je nooit een meisje mag terugslaan, want vrijwel het zelfde ogenblik zag hij de geest van Joe Louis voor zich opduiken, haalde uit, en gaf zijn zuster een welgemikte kaakslag terug tot bijna knock-out zij. Een huilbui was het gevolg en meteen ren de ze naar binnen, om rapport aan moeder Volker uit te brengen. Dat moeder Volker dat grapje ook niet leuk vond bewees wel, dat ze met overeind staande nekharen en een grote schaar in de hand de keuken uitstoof en meteen de achtervolging inzette. Ludo's benen waren natuurlijk sneller dan die van zijn moeder, die bovendien nog last had van spataderen. Deze staakte dan ook al gauw de achtervolging maar had nog net genoeg adem over om haar zoon ach terna te roepen, dat hij geen voetstap meer in het huis mocht zetten en dat hij maar liever in de alang-alang moest slapen van nacht. Lees verder pag. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 18