BRIGADE-GENERAAL W. D. H. EEKHOUT f Vervolg van pag. 5 grotere denkstroming), maar als „Si Anoe welbekèn", DUS hantem kromo. Verder: in Indië hield elke algemeen vor mende (zelf)-studie na HBS of Mulo auto matisch op. Verder werd alleen aan vak studie (voor meer gadjih) gedaan. Totoks kwamen in Indië op meestal zeer jeugdige leeftijd en groeiden in een bepaalde bran che prachtig op als „vakmensen", maar daarbuiten was er maar zeer zelden arbeid voor algemene ontwikkeling. Serieuze men sen konden soms als autodidact veel we ten uit boeken, maar groepen of kringen, waarin met deze kennis „gewerkt" werd, bestonden er niet. Dit is één van de dingen die ik de kolo niale regering, „Cultureel Nederland", en b.v. ook het I.E.V. altijd kwalijk genomen heb. Er werd „van hogerhand" ook werke lijk geen vinger uitgestoken en geen cent beschikbaar gesteld om b.v. door het im porteren van veel meer boeken en het stichten van studiebibliotheken en -zalen dit leven te stimuleren. Er was ook geen „maatschappelijk vervolg" op de HBS. Wie hoger wou, schreef zich in bij een facul teit. Wie dat niet kon, „bleef gewoon dom", dom". Wie in Indië of nu nog in Holland in ge zelschap van ouderen-van-leeftijd komt, be landt met zijn discussies vaak doodgewoon weer op Mulo- of HBS-niveau, want dat was het laatste dat nog bleef hangen. Bij onderwijzers b.v. kwam je doodgewoon weer terecht bij Duyvendak, Rombouts, Montessori of Freud van zoveel jaren te rug. Van de vernieuwingen in paedagogi- sche en psychologische ideeën had men geen notie omdat doodeenvoudig voorlich ting en lectuur er over nergens te krijgen was. Op het gebied van literatuur was men blijven steken bij Da Costa, de Genestet en Multatuli, doodgewoon omdat de studie op school nauwelijks verder gekomen was. Als dus Indischgasten „aan het dichten sloegen", dichtte men in een hopeloos ver ouderde stijl, waar men zelf niet meer uit kwam. Op het gebied van de geschiedenis leerde men niets meer dan het laatste hoofdstuk van school en dat was b.v. net aan Thorbecke toe of aan de Frans- Duitse oorlog. Daarom weet de doorsnee Indischman zo schrikbarend weinig van moderne historie en politiek. De gewone technische mogelijkheid van kennisverruiming ontbrak ook: wij leefden in kringen van b.v. officieren (of onder officieren), van ambtenaren, van onderwij zers, van politiemensen, waarin andere maatschappelijke figuren ontbraken. In In do-kringen waren maar zelden Hollanders en in Hollandse kringen zelden Indo's. Om van Indonesiërs, Arabieren en Chinezen nog maar te zwijgenl Wie had in zijn club een schilder, een historicus of een schrij ver? Ik was, moe van Hollandse of Indi sche milieux „sec", vaak gewoonweg ge dwongen om „de kampong in" te gaan of het Chinese kamp of de Arabische wijk om uit de moordende eentonigheid verlost te worden en dat heeft me vaak mijn fatsoen gekost Pas op! Ik spreek hier in het algemeen. De uitzonderingen weten overigens dat ik ge lijk heb: hoe verdrietig klein was in Indië hun cultureel terrein I Geboren 1918 - overleden 12 mei 1965 Op nog betrekkelijk jeugdige leeftijd (47) is Brigade-Generaal W. D. H. Eekhout in de avond van 12 mei plotseling te Washington overleden tengevolge van een hartaanval. Met hem is één der bekwaamste en dap perste militairen heengegaan. Generaal Eekhout kreeg vooral bekendheid als commandant van het Nederlandse de tachement in Korea (1951) en als comman dant der Nederlandse strijdkrachten in Nw. Guinea (tot 1962). Hij vervulde in Washing ton de functie van plaatsvervangend direc teur van het Planbureau t.b.v. het Militair Comité van de NAVO. Nadat hij in 1939 was beëdigd tot tweede luitenant bij het wapen der Infanterie van de KNIL, vertrok hij naar Nederlands Indië. Hij nam deel aan de strijd tegen de Japan ners en bracht de tijd van eind 1942 tot de vrede in krijgsgevangenschap door. Na de oorlog volgde hij de opleiding voor para chutist. Zo werd hij commandant van het Korps Parachutisten dat in de jaren 1947 tot 1950 heeft deelgenomen aan vier ope rationele luchtlandingen tijdens de politio nele acties. Naderhand maakte hij met zijn para-eenheid deel uit van het toenmaals op gerichte Regiment Speciale Troepen. In 1950 keerde hij in Nederland terug en werd hij na de opheffing van het KNIL in de rang van kapitein overgeplaatst naar het wapen der Infanterie van de Koninklijke Landmacht. In hetzelfde jaar werd hij als plaatsvervan gend commandant ingedeeld bij het deta chement Verenigde Naties, waarmede hij naar Korea vertrok. In 1951 werd hij als tijdelijk luitenant-kolonel belast met het commando over dit detachement. Eind 1951 keerde hij naar Nederland terug. Na Korea werkte hij op de Generale Staf en vervulde hij de functie van commandant van de Infanterieschool. Vanaf zijn Nw.- Guinea-tijd tot aan zijn vertrek naar Ame rika was hij commandant van de 13e Pant ser Infanterie Brigade. Per 1 oktober 1964 werd hij benoemd tot plaatsvervangend di recteur van het Planbureau t.b.v. het Mili tair Comité van de NAVO te Washington. Brigade-Generaal Eekhout droeg tal van binnen- en buitenlandse onderscheidingen. Hij was o.m. Ridder in de Orde van de Ne derlandse Leeuw en Officier in de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden. Moge Eekhout, deze zoon van het oude Indië, opgegroeid in de tradities van het KNIL, waarvan hij een waardig exponent was, de rust vinden die hem toekomt! J. C. H. Hoe alleen leefde men en hoe weinig gees telijk verkeer had men met zelfs super intendenten, hoofdofficieren, bestuursamb tenaren en al die „kandjengbesars" die op hun terrein vaak genieën waren, maar daar buiten vaak weinig kennis hadden. Maak U overigens niet voorbarig kwaad: het is in Holland of Frankrijk of Engeland niet veel beter, maar er is daar toch ontegenzeggelijk een cultureel kringleven naast van enige statuur. Natuurlijk had men bij het ouder worden behoefte aan meer gezag in allerlei proble men. Maar aangezien dat gezag niet ko men kon uit bredere studie, werd dat ge zag „uit de familiekring" gepeurd. B.v.: „Mijn neef is griffier bij de Landraad en hij heeft zelf gezegd dat die en die zaak boesoek is!" Van juridische niveaux laat staan van juridisch oordelen had men geen benul. Andere argumentaties: „Mijn Pa heeft zelf gezegd mijn neef werkt bij de Borsumij en kan het dus wel weten". Enz. enz. De bewijsvoering in het doorsnee Indische gesprek is de bewijsvoering van „Den Varken": „Mannetje! 'k Heb zelf ge zien!" WAARDE VAN STUDIE Dus worden in Tong-Tong nog steeds me ningsverschillen over b.v. assimilatie en rasmenging (en discriminatie) benaderd van de „familie-kant". Heel recent schreef een lezer mij nog: „Mijn buurvrouw is een Ja vaanse vrouw, echtgenote van een KNIL- man maar je kan het verschil haast niet meer zien met een gewone Hollandse vrouw. De assimilatie is DUS blijkbaar niet alleen bij haar, maar zeker ook bij veel an deren een SUCCES. Omdat we het op dit gebied niet met elkaar eens zijn, bedank ik DUS verder voor Tong-Tong." (Authen tiek). Dit is bewijsvoering la „Mannetje-self-ge- sien" of „Mijn neef de griffier". Omdat ik zo erg veel bewijsvoeringen van dit soort heb moeten aanhoren (vaak scherp diame traal), moet ik wel naar een steviger oriën tatie zoeken onder mensen, die enorm veel wetenschappelijk feitenmateriaal verzameld hebben en die het heus vaker beter inzien dan de griffier. Op het gebied van socio logie en anthropologie dus mensen als: Thomas en Znaniecki, Parson, Park en Bur- Lees verder pag. 21 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 6