Vierde reisbrief van Tjalie
OVER EEN EIGEN STIJL EN KOLONIALISME
poeiang
Ik durf te wedden dat na het vorige artikel ettelijke lezers gedacht zullen hebben: „Aha!
Tjalie heeft zelf gezegd dat de toestand in Indonesia „tjintjay" is! M.a.w. laat maar waai
en; een reuze rommel!" Niets is minder waar dan dat. Even weinig waar althans als het
veelbespotte „Manana" (morgen) van de Spaanse landen zonder meer wijst op chaos.
Er is alleen sprake van een heel andere levensfilosofie, waarvan de historie wel leren
zal of zij inferieur is of superieur.
In elk geval dank ik de Voorzienigheid, die
me ongeveer twee maanden vóór ik naar
Indonesia vertrok de ingeving bezorgde om
van uit de Ver. Staten een bezoek te bren
gen aan Mexico. Hier vond ik de ideale
„intro" naar de levensstijl van Indonesia en
misschien wel naar alle tropenvolken.
Misschien kan ik het duidelijk maken met
een kort gesprek in gebroken Spaans dat
ik voerde met een Mexicaan in Mexico Ciu-
dad, de hoofdstad van Mexico, aan wie ik
op diens vraag waar ik toch vandaan kwam
antwoordde dat ik uit Indonesia kwam. Zijn
reactie was zeer merkwaardig en drong
toen nog niet zo tot me door: „Ah! Indo
nesia Mexico hermanos!" (Mexico en In
donesia zijn broeders).
Ik dacht toen dat hij alleen duidde op de
historische parallellen tussen Indonesia en
Mexico: ook Mexico had zich eerst van de
Spaanse overheersing vrij gemaakt en la
ter van de economische duimschroeven
van het buitenland en was er na de vele
onheilsvoorspellingen toch in geslaagd een
eigen stabiliteit op te bouwen.
Maar de overeenstemming ging veel ver
der: ook Mexico ontwikkelt een eigen le
vensstijl en een eigen tempo, duidelijk af
wijkend van het West-Europese en Noord-
Amerikaanse tjap. Ook daar een grote on
verschilligheid voor moordend tempo, ook
daar een sfeer van „sabar" (manana), en
ook daar overal waar het moet toch wel
ontplooiingen van onverwachte dynamiek,
waarbij verbazingwekkende prestaties wor
den verricht. En een gestadige vooruitgang
- maar langs heel andere lijnen.
Ook in Mexico vind je vaak onder ogen
schijnlijke armoe gezonde, sterke mensen.
Wie in Indonesia oplettend rondkijkt zal
onder menig armoedig uitziend pakje een
welgebouwde en gezonde body vinden. Ja
zelfs de djembels zien er onder hun lom
pen en verwarde haarbossen stevig uit.
En wat in Mexico zowel als Indonesia op
valt is de goedgehumeurdheid, de zorge
loosheid en de overal aanwezige opge
ruimdheid die werkelijk scherp opvalt naast
zoveel somberheid en zwartkijkerij in Eu
ropa, terwijl men het toch zo goed heeft.
In Mexico zowel als in Indonesia vaak
zwaar verwaarloosde wegen en dan komt
er telkens weer een inspanning en alles
is bèrès. De eerste dag in Djakarta keek
ik stomverbaasd naar de chaotisch slechte
weg van Pasar Baru over Krekot en Sawah
Besar naar Gadjah Mada (Molenvliet). Er
waren enorme kuilen in de weg en het
verkeer zigzagde en laveerde onrustbarend
links en rechts over de weg, zodat ik tel
kens vreesde in een juweel van een bot
sing te geraken, terwijl ik me letterlijk met
armen en benen aan allerlei uitsteeksels in
de bus moest vasthouden. Tot mijn verba
zing had geen enkel ongeluk plaats. Tot
mijn nog grotere verbazing keek niemand
in de bus geërgerd of ellendig en ook op
de straat keken betjarijders alsof laveren
de gewoonste zaak van de wereld was.
Ik was ongelukkig (ook al omdat m'n in
Europa en Amerika verwende nieren zulk
een krachttoer niet konden hebben) en ver
bijsterd: het was tóch waar wat ik gehoord
had: het was een rotzooi in Indonesial En
waarom keek iedereen alsof het de ge
woonste zaak van de wereld was? Wat 'n
dociliteit! In Europa of Amerika zouden de
kranten vol gestaan hebben van verwen
singen, krachttermen en politieke agitaties
over zulke wegen I
Een week later reed ik over dezelfde weg
en hij was zo glad als een spiegel! Het
zelfde was het geval met b.v. de Prinsen
laan (Mangga Besar - naar het Prinsen
park) die in één nacht van tankvallennacht-
merrie veranderd was in een autostrada.
Hetzelfde werd ik op vele andere punten
gewaar. Toen ik een kennis, die overigens
met zijn kritiek niet zo zuinig was, over dit
wonder van wegenreparatie sprak, was hij
noch sceptisch, noch bijzonder verheugd.
Hij zei iets erg merkwaardigs: „Alles komt
toch wel op tijd in orde
Het verschil zit 'm blijkbaar alleen in het
feit dat „die tijd die komt" in Europa heel
anders ligt dan in Indonesia. Zo net is een
door President Soekarno gelast wegenver-
beteringsproject van maar eventjes 30 mil
liard rupiah in werking getreden: 12 milli
ard voor betonnering van de hoofdverkeers
wegen in Djakarta, de rest voor verbetering
van de secundaire wegen. En met groot
materiaal is men aan het werk geslagen.
Hoeveel ervan terecht komt? vragen scep
tici zich af en dan corrigeren zij zich
weer met de nagedachte (reeds zoveel an
dere keren bevestigd): dat komt dan wat
later betoel in orde.
Zo is het ook werkelijk. De vooruitgang in
Indonesia gaat (zoals ook in Mexico) met
sprongen, waarbij telkens wat terug ge
gaan wordt om des te verder te springen.
Een Europeaan wordt ziek, zenuwachtig,
wanhopig en aarts-nijdig bij dit tempo, maar
de tropenman blijft er even nuchter bij.
Heeft de vooruitgang in Europa iets auto
matisch, iets machinaals, de progressie in
Indonesia is menselijk. En zoals ook een
mens zowel physiek als geestelijk, zowel
in zijn inspanningen als ambities in het le
ven vooruit komt met ups en downs, zo
gaat ook de Indonesische maatschappij
vooruit met ups en downs.
Na honderden jaren van Europees geleid
koloniaal leven, ordelijk, gelijkmatig, „de
gelijk", is deze plotselinge omschakeling tot
een naar Europese opvattingen onordelijke
vooruitgang werkelijk een krachttoer. Voor
al omdat de omschakeling zo revolution-
nair heeft plaats gehad, maar vooral ook
omdat het arbeidsterrein vertienvoudigd is.
Djakarta is binnen twintig jaar uitgegroeid
van een stad van 300.000 zielen tot een me
tropolis van bijna 3 millioen zielen. Het
areaal is gewoonweg verbijsterend ver
ruimd. De vredige kampongs achter zwem
bad Manggarai zijn opgeslokt door onein
dige woonwijken, zo ook onze jacht- en
zwerfterreinen bij Grogol; de rawahs met
rizophoren langs het Antjolkanaal zijn ver
dwenen en van Goenoeng Sahari af tot ver
voorbij Tjilintjing verrijzen nu aan één stuk
door fabrieks- en wooncomplexen. Je kan
je ogen niet geloven als je het ziet. En
misschien gelooft de Djakartaan het ook
niet, maar hij aanvaardt deze groei als iets
normaals.
Het verkeer is meegegroeid met de mil-
lioenenstad en langs dezelfde wegen in 't
centrum waar eens alleen een half millioen
mensen zich voortbewogen, moeten nu 3
millioen zich voortpersen, vaak in einde
loze driedubbele files van auto's. Geen
wonder dat de wegen kapot gaan: er is
haast geen tijd om ze te herstellen. En
toch worden ze „spasmodisch" hersteld en
is nu het wegenverbeteringsproject in wer
king getreden.
Heel Djakarta zit tjokvol „Projeks" (pro
jecten): hele wijken verdwijnen en nieuwe
wijken verrijzen. Senen zal er over drie
jaar niet meer zijn; hele brokken stad met
eeuwenoude traditie worden weggemaaid
en er is een speciaal kantoor, tevens ex
positiegebouw verrezen op de plaats waar
eens de „Gedung Kemerdekaan" stond
(het gebouw aan Pegangssaan waar Soe-
karno/Hatta de onafhankelijkheid procla
meerden); dat gebouw heet Gedung Pola
en daar kunnen Indonesiërs de tekeningen
en maquettes zien van al de projecten waar
in de komende jaren aan gewerkt zal wor
den of die reeds in progressie zijn: „Indo
nesia tomorrow".
Alleen al aan de metamorfose van de stad
Djakarta zou ik tien pagina's kunnen wij
den en het zou nóg onbegonnen werk zijn,
omdat doodeenvoudig het maken van nieu
we projekten zonder ophouden verder gaat!
Pés nog heb ik met twee in uitvoering
zijnde projecten kennis gemaakt: de bouw
van een serie relay-stations voor televisie
van Djakarta naar Djokjakarta en het bou
wen van een autostrada van Djakarta naar
Pelabuhan Ratu (waar een groots visserij
en ontspanningsprojekt in planning is),
Lees verder pag. 9
8