Vijtde reisbrief van Tjalie BETAWIE 15 DOOD LEVE DJAKARTA!" Het is een vreemd gezicht, want meisjes blijven meisjes: ook bij deze harde dril hebben ze smaakvolle en kleurige kleren aan en bonte strandhoeden op. En studen ten blijven studenten, dus er is toch wel gijn en goedgehumeurde kritiek. Maar trai ning is er: hier wordt een garde gekweekt van nieuwe patriotten. De landweg van Betawie naar Mèstèr met zijn kanariebomen en rinkelende delemans en slome tram (Nanti Ini Tram Mogog) is verdwenen. Nu loopt er een brede dubbel- strada, waar langs zich een nimmer rusten de verkeersstroom voortspoedt in hoog tempo. Is er helemaal geen „mogog" meer? Hoopjes, meneer, hoopjes! Minstens elke honderd meter zie je een truck of opelette met panne staan. „Zie je wel?! Ze leren het nooit! Je moet je car niet alleen af jakkeren, maar ook onderhouden, man!" roept de Europeaan uit. Maar ik zeg: „Sa- bar, boeng, sabar!" Elke keer dat er een auto stopt en er een vent op de motor klautert om te peuteren aan carburateur, stroomverdeler of klepveren, komt er exac ts motorkennis bij. Over een paar jaar helpt elke autorijder zichzelf en hoeft me neer niet troosteloos aan de kant te zit ten tot een inderhaast opgebelde service hem komt redden voor een rekening waar hij weer extra grijs van wordt. De zelf- scholing - vaak langs blunders en desillu sies, ligt overal op straat. En de Kinderen van het Morgenland zijn ongelooflijk veer krachtig; herstellen zich snel van misluk kingen en beginnen opnieuw en weer op nieuw. En zijn bovendien in staat hartelijk te lachen om de fuik waar ze ingelopen zijn. In mijn Piekerans heb ik het verhaal van Oom Wim, die 's nachts opstond toen hij een inbreker hoorde. Onvervaard pakte hij zijn wandelstok en stortte zich naar buiten om een dot van een tuimeling te ma-j ken over een bloempot, die de slimme dief voor de deur gezet had. De dief ontkwam en eerst aanvankelijk beteuterd op de vloer zittend barstte Oom Wim in een on gedwongen schaterlach uit, de dief toch wel bewonderend om zijn slimheid. Dat nu heb ik in Djakarta in vele facetten kunnen meemaken en beluisteren. Wie tuk genomen is, is niet geschandaliseerd of beweegt hemel en aarde om wraak. Men Deze complete Padangse maaltijd die voortreffelijk smaakte, kostte 1200 rupiah (iets meer als een gulden). Vooral de Padangse sajoernangka (heel anders dan de Javaanse goedeh) was uitmuntend. Met deze variant op het bekende „Le roi est mort, vive Ie roi!" zou ik dit artikel willen beginnen dat mijn afscheid is van mijn geliefde Betawie en een POGING zal zijn om Djakarta te begrijpen. Waar ik tekort schiet, veroordeel mij niet. Ik ben pas 45 dagen hier. En nu pas durf ik te schrijven, want het MOET. Op de eerste plaats heb ik Betawie gezegd en niet Batavia, want een stad der Bata vieren is Betawie misschien alleen geweest in de jaren van Coen. Langzamerhand heeft zich uit dit Batavia (de factorij, het Casteel, de trapgevelhuisjes) het Betawie ontwikkeld, waar de straatslijper zich thuis voelde: een stad met gemoedelijkheid en poëzie, met gezapige rust en een volko men van de rest van Indonesië verschil lend eigen leven. Dit Betawie is dood en ik wil eerlijk zeg gen dat ik er in de eerste weken van mijn verblijf hier tranen om geschreid heb (zin nebeeldige althans). Want in dit nieuwe Djakarta is de oude gemoedelijkheid en rust verdwenen. De stad dreunt achttien van de 24 uren van een geweldige activi teit, die zich ontlaadt in escadrons voer tuigen langs de hoofdwegen, in een Kali Besar-achtige ondernemingslust, gekristal liseerd in een miljoen kleine en grote zaakjes, in een nimmer aflatende bedrijvig heid. Is het waar dat je tegenwoordig naar de bliksem gaat omdat er geen „Paatje Gouvernement" is, dat voor je zorgt? Okay, we willen niet naar de bliksem, dus pak ken we aan. We pakken letterlijk van alles aan! De oude ambtenaarswijken hebben hun statige rust verloren, vooral in de zoete middaguren. Minstens 3 van de 10 woon huizen hebben bordjes aan de straat om aan te duiden welke bedrijvigheid in het huis heerst. Op alle trottoirs en onder alle schaduwbomen zijn kleine neringdoenden, die er een centje bij verdienen. En waar aangeboren handelsgeest aanwezig is, klimmen katjang goreng verkopers in kor te tijd op tot „swasta" ondernemers in miljoenen. Swasta is een nieuw woord in Indonesia en betekent letterlijk „privé",, zelfstandig: ik ga er alleen op uit. Het moderne Indonesia heeft geen Big Five meer, maar minstens een Big Twenty, ze ker een „Half-Big Two Thousand" en tang- goeng „One Hundred Thousand Little Enter prisers". Is je salaris als ambtenaar belachelijk klein en helpen acties niet om het salaris omhoog te krijgen? Wel, ga niet jammerend bij de pakken neerzitten, maar mobiliseer je sluimerende talenten: ga schilderen of musiceren, gebakjes maken, lessen geven, dagangen, tjatoeten, requesten schrijven, kamers verhuren, knutselen, dingen uitvin den, transporteren, mag joost weten wat, alles is goed. Had Betawie vroeger op elke tien burgers 9 slapers, het nieuwe Djakarta heeft op de 10 burgers 10 avon turiers en ondernemers. Dus verandert de geest. En dat heb ik aanvankelijk beweend. Ik heb het Water- looplein gemist met zijn rustieke ambtena ren, sloom overstekend, met zijn slaperige barbiers, met zijn gemoedelijk exercerende brigades van het 10de Bat, „lagi adjar pas". Nu is daar het Lapangan Banteng, waarop echelons studenten exerceren in stofwol ken: naast de geestelijke studie ook de physieke discipline en de weerbaarheid. Overal in de kampongs zie je mensen die met hun salaris niet toekomen, zelf aanpakken om wat bij te verdienen. Hier is een eenvoudige In donesiër op een klein erfje toch maar een indus trie begonnen van rioleringsbuizen en goten. Een jongeman verkoopt "glasan" (glastouw) per klos en prijst zijn waar met grote welbespraakt heid aan. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 5