Duizenden van die bagans staan in zee van Onrust af tot Oedjoeng Koe-
lon toe.
Een Bagan: Op een 5 meter boven zee uitstekende bamboe-stellage net
ten die om het uur worden neergelaten en opgehaald terwijl felle petromax-
lampen de inktvissen lokken.
Vervolg van pag. 5
heeft een goede les gehad, is er zeker van
om een volgende keer niet meer zo dom
genomen te worden en heeft nog goed hu
meur over om te lachen.
Indonesia, ja het hele Oosten, is nog altijd
de Cultuur van Duizend en Eén Nacht, dat
wil zeggen: het houdt ook in het leven van
Ali Baba en de Veertig Rovers en van De
Dief van Bagdad. Maar benevolenter, leer
zamer, levens-echter. Het Oosten houdt
zich niet bezig met dromen van een Hemel
op Aarde of het Aardse Paredijs, of de So
cialistische Heilstaat waar eeuwig vrede is
en alle mensen volmaakt. Geen ideaalstaat,
noch van Plato, noch van Machiavelli, noch
van -Marx, wordt realiseerbaar geacht, ja
zelfs niet als richtpunt. Men leeft als men
sen, als broeders, onder elkaar. „Kawin",
for better and for worse.
En Djakarta is de grote smeltkroes van alle
volken en levensinzichten van Indonesia,
van oeroude tradities en van verre toe
komstverlangens, van westerse en oosterse
levenswaarden.
Wie in Djakarta met vele mensen kennis
maakt, zal ook critici tegenkomen van b.v.
Menado of Ambon of Padang of Riau. Daar
zal men horen dat al het geld dat elders
met copra, rubber of wat dan ook verdiend
wordt, in Djakarta wordt opgesoupeerd.
Dat we alleen een verkorting hebben van
de koloniale verhoudingen, want nu gaan
alle baten niet naar Holland, maar naar
Djakarta. En men zal misschien vertellen
dat bij een collapse van deze regering te
ruggekeerd zal worden naar een federa
tief systeem. Maar praat langer, langer.
Kies uw kennissen breed en integer. En
U zult ook horen, dat men inziet dat Dja
karta de proefschool is van Indonesia, het
Grote Laboratorium, en dat in deze miljoe
nenstad uit de som van successen en mis
lukkingen de eindkoers zal worden gedes
tilleerd, die straks de „buitenbezittingen"
sneller, effectiever en efficiënter zal voeren
naar een constructieve opbouw. Djakarta
gebruikt al dat geld toch wel tot algemeen
nut van Indonesia. Mopper niet!
Djakarta is niet alleen gigantisch interna
tionaal, maar ook gigantisch nationaal.
Wie alleen maar let op de opschriften van
allerlei eethuisjes, zal merken dat in Dja
karta ondernemende burgers leven van alle
streken van het land. Je kan er sekoteng
Semarang krijgen en goedeg van Solo en
ritja-ritja van Menado, klio van Padang,
soto van Kudus, mpè-mpé van Palembang.
Je kan niet zo gek raden of het is er. Zo
is het ook met de kunstnijverheidsartikelen
en kunstwaarden. Vier soorten zilversmeed
kunst, weefkunst van Tasik en batik van
vijf, zes uiteenlopende streken met een
wijde nieuwe marge van dessins, vlecht
werk uit alle contreien, enz. enz.
Aan de internationale kant is letterlijk alles
te vinden wat de wereld biedt: de duurste
auto's uit Amerika en Duitsland, machines
van west en oost van het IJzeren Gordijn,
geconserveerde voedingsmiddelen uit Chi
na, alsmede moderne Chinese literatuur en
lectuur en allerlei gekke nieuwigheden als
geparfumeerde potloden, en opgezette
paradijsvogels. Tegen prijzen die enorm va
riëren en vaak buitensporig hoog zijn. Dat
is waar. Er valt voor een aan (zijn) even
wicht gewende Nederlander natuurlijk veel
af te geven op nieuw Djakarta en wie een
hond wil slaan, kan genoeg stokken vin
den, maar wie ruimheid van geest genoeg
bezit zal onmiddellijk moeten toegeven dat
de spreiding van mogelijkheden enorm veel
groter is dan in Amsterdam. En dat ook in
Amsterdam niet alles wat in de Leidse
Straat te koop ligt, bereikbaar is voor
iedereen. Men moet zijn maat weten, is een
criterium dat men in Djakarta van hoog
tot laag hoort in allerlei beschouwingen.
Wat de grootste kracht is van Djakarta en
in sterker mate van Indonesia, is de mo
gelijkheid om van heel weinig te leven.
Men kan gevarieerd en voedzaam ontbij
ten van 200 rupiah, middagmalen van 500
rupiah en avondmalen van 500 rupiah. Dat
is omgerekend 20 ct., 50 ct. en 50 ct.
1,20. En zeer velen doen het heel ge
makkelijk van de helft minder of zelfs nóg
minder zonder gebrek te lijden. En zo kan
ook de economie van het land zich aan
passen naar de omstandigheden: zij is niet
verstard, maar elastisch. Rara hoe kan dat?
Het kan!
Men heeft verder geen gelegenheidskle
ding, geen dikke jassen, geen formaliteits-
kleding nodig. Het leven is, zoals ik eerder
al zei: tjintjay: ga je gang. In Europa moet
je altijd twee tot vijfhonderd pop aan kle
ding om je lijf hangen als je de deur uit
gaat, hier kan je op je sloffen gaan en nie
mand kijkt je er op aan.
Natuurlijk mist Djakarta ook veel van vóór
de oorlog. Zo mist Djakarta b.v. zijn op
Europese leest geschoeide uitgaansleven.
Er is geen PI. Dierentuin meer of wat
er op lijkt, geen Soos of wat er op lijkt,
geen restaurants en café's met terrasjes,
geen ice cream palaces. Hotel Indonesia
is veel te duur en verder volslagen on
Indonesisch.
Maar Djakarta heeft wel ontelbare eet-
kraampjes en kedai-nasihs .Elke avond ver
rijst er op Pintoe Besi van de Globe Bios
cope af (nu omgedoopt tot Gelora) tot de
brug van Goenoeng Sahari een dorpje van
eettentjes, stralend van het licht van helle
petromaxlampen. Daaruit stijgen wolken
van etensgeuren op, met de meest popu
laire die van sateekambing en Tahu Pong.
Hier flaneert uitgaand Djakarta van hoop
tot laag van 's middags zes tot 's avonds
tien en heeft zijn plezier. Zulke nacht
pasars komen verder voor op Sawah Be-
sar, Glodok, op Goenoeng Sahari tussen
sluis en abattoirstraat en op vele andere
punten. Het is hetzelfde systeem dat ook
in Singapore bestaat in Boegis Street,
Koek Street, enz. Pasar Gambir-achtig.
Inderdaad heeft Indonesia nog steeds geen
eigen restauratiewezen, maar dat heeft het
ook in „onze" tijd niet gehad. Maar ik durf
hier te voorspellen dat Djakarta binnen vijf
jaar zijn grote asli luxe-restaurants zal
hebben! Wat zich nu ontwikkelt in tal van
kleine tentjes, houdt die belofte al ruim
schoots in zich.
Tot slot nog dit (al zal ik nog heel vaak
over Djakarta schrijven): ook aan en op
zee is veel veranderd. Als je nu 's avonds
per plane Djakarta aanvliegt, zie je een
melkweg van lichtjes in zee van Pasar Ikan
af tot ver in het Oosten en wel een mijl
breed. Dat zijn de bagans, bamboestellages
met netten en lampen, waarmee 's nachts
inktvis gevangen wordt. Van de oude se-
ro's is haast niets meer te zien. Toen ik
later mijn oude visvrienden van Pengasinan
en Tjilinting opzocht, hoorde ik van hen
dat deze bagans zijn gebouwd door een
invasie van Buginese vissers, die zich nu
vast aan Djakarta's zeestrook genesteld
hebben. De bagan-strook gaat meer dan
een mijl ver de zee in en strekt zich uit
van Pulau Undrus (Eiland Onrust) tot de
punt van Krawang!
Wat een gigantisch werk! Wat een onder
nemingslust! En zonder een cent subsidie
of vakscholing, meneertje! En bovendien
wint Djakarta er een nachtelijk aspect mee,
uniek in de wereld! En bovendien wint heel
West-Java er een nieuwe en goedkope ba
sis-hap mee voor elke maaltijd, de tjumi
en djuhi, vers of gedroogd en gebakken.
Heerlijk!
Ik stop per sé, al zou ik nog twaalf pagi
na's kunnen doorgaan. Later meer. Selesai!
6