Vervolg van pag. 7
aan je te besteden. Kom zelf maar over de
brug met een geldsom, waarvan je denkt
c'at je dio de staat heus wel schuldig bent.
„lerserah dèh!" (Ik laat c'e vaststelling van
hot bedrag geheel aan jezelf over). Maar
betaal Want je begrijpt ook wel dat
we ook uit een ander vaatje kunnen tap
pen.
En men betaalt. De Staat krijgt zijn geld
binnen en we schommelen weer door. Cra-
z/l Misschien. Maar ook: hoe menselijk,
hoe doeltreffend en hoe eenvoudig. Ach ja,
zeker zal hier links en rechts nog wel een
lelijke spaander vallen, maar waar gebeurt
dit in belastingzaken niet? De Staat be
schikt weer over geld, diverse projecten
in uitvoering kunnen stevig worden aange
pakt, er komt meer arbeid beschikbaar dus
ook meer geld; de lastdrager danst verder
LAND VAN MILLIONAIRS
Zoals men weet staat de rupiah nu 5000
op 1 dollar, ongeveer overeenkomend met
1000 Rp op 1 Ned. gulden. Bij elke bank
kan men duizend HolIguldens inwisselen
tegen een dik millioen aan Indonesische
Rupiahs. Voor het eerst van mijn leven
heb ik hier met een millioen op zak rond
gelopen!
Indonesiërs zijn aan deze koers al lang
gewend en maken er zelf graag grapjes
over. En lachen ook om grapjes van bui
tenlanders. In een internationaal gezelschap
vertelde een Zwitser dat hij zich in Europa
de hand had laten lezen door een waarzeg
ster, die hem voorspelde; "You're going
to be a millionaire soon!" Dat was heerlijk
nieuws! Een paar maanden later zat hij in
Indonesië en had inderdaad in een wip zijn
eerste millioenl
Niemand is over deze koers ongerust.
Men betaalt zijn living alleen met op andere
wijze bedrukt bankpapier dan elders in de
wereld, maar men komt er toch ook?
en fluit er een liedje bij!
Het is natuurlijk logisch dat vele zakenlie
den (vooral zij die toch al eerlijk hun volle
belasting hebben betaald) zich „genomen"
voelen. Maar men is niet zo razend of op
standig als de belastingbetaler in Europa
zou zijn. Velen grinniken zelfs om die
slimme zet van de Regering. En men be
gint vol moed aan het bedenken van de
volgende tegenzet.
Dit is het meest indrukwekkende in deze
nieuwe Indonesische maatschappij: zij prik
kelt, zij vormt, zij daagt uit, zij dwingt de
vroeger slapende ambtelijke burgerij om
wakker te zijn en bij de pinken. Wat mij
geweldig getroffen heeft is de bereidheid
om te lachen, al is het vaak tussen twee
vloeken door. En overal is duidelijk merk
baar een koppig: „Never say die! We'll
manage."
Een van de meest curieuze gevolgen van
deze „wilde" economie is, dat Indonesia
ondanks het gebrek aan „eerlijke democra
tische verdeling van lasten en bezit" geen
grenzeloze richards heeft als Onassis of
Paul Getty,, geen eindeloze bezits (en
machts-) cumulatie als bij zovele Europese
millioenenconcerns, maar een vrij grote
collectie van min of meer „kleine rijken"
die door eigen initiatief zichzelf en een
groep „meelopers" in leven houden, zon
der dat de Staat lastig gevallen wordt met
eindeloze en dure ondersteunings-systemen.
Tijdens mijn korte verblijf in Indonesia heb
ik met ettelijke van deze „broederschap-
hoederschap-gemeenschappen" kennis mo
gen maken.
Ik ken b.v. een ondernemende, flinke Indo-
Chinees die niet minder dan 46 familie
leden en kennissen laat „meeprofiteren"
van zijn tangan dingin in zaken. Hij is „the
brains", de dynamo en de eindeloze fan
tast en „probeerder", zeker ook gesteund
door een gelukkig gesternte. Al zijn mee
lopers zijn van beduidend minder gehalte,
maar allemaal werken in zijn maatschap
pijtje en niemand komt tekort.
Meer dan dat: er is een zelfstandige wel
varende cel geschapen in de samenleving,
die de Staat geen hoofdbrekens kost en
die naar alle kanten nieuwe „profit" geeft.
Nog nooit in de geschiedenis van Indone
sia (ook niet in de feodale keizerrijken)
heeft Indonesia zoveel „private enterprise"
gekend. Eén ding is daarbij ook zeker: zij
die niet mee kunnen vallen in deze tred,
hebben het beroerd. Voor menige Indo met
een uitgesproken ambtenaars-instelling is
deze nieuwe Indonesische maatschappij te
machtig gebleken. Want de staat betaalt
ambtenaren absoluut te weinig. Zo weinig,
dat zij van hun salaris onmogelijk toeko
men kunnen. Wie dus geen sobatkring heeft
om te helpen of geen initiatief of fantasie
genoeg om neven-baantjes te maken, wie
desnoods „niet boesoek genoeg is om mee
te jatten" heeft reden te over om zich
luidkeels te beklagen.
Wie zich schaamt om te klagen, gaat aan
de slag. Wie in Djakarta's kampongs rond
waart, ziet dat het daar wemelt van de
kleine nerinkjes. De huisvrouw die goed
koken kan, verdient extra met koekjes en
andere eterijen. Men verkoopt sigaretten
of garen en band. Wie een dienstwagen
chauffeert, „ngomprèngt", d.w.z. rijdt taxi
met die wagen - en dat wordt door de vin
gers gezien: mijn saudara moet toch ook
leven? Er is een groot begrip voor elkan
ders zorgen en een grote mildheid om
fouten door de vingers te zien. In de duur
dere wijken van Djakarta wemelt het van
de iets betere nerinkjes: expeditiebedrijf
jes, kapsalons, modistes, taalcursussen
enz. enz. enz. Al tjatoetende leert men da-
gangen. Zij die in het geheel geen gaven
hebben, kunnen op zijn minst dienstbetoon
offreren. Zij die gaven hebben, komen vaak
als meteoren op uit een grauw ambtenaars-
bestaan en worden zelfstandig tonnair of
miliionair. De metamorfose van loontrekker
(zo zeer door o.m. Prof. Gerritsen veroor
deeld) tot werkgever is positief onderweg.
Laat U bij het vernemen van critische be
schouwingen over Indonesia niet om de
tuin leiden. Met het kwade mee is ontegen
zeggelijk enorm veel goeds onderweg. Er
is géén rotzooi die fataal wordt. Zoals de
onheilsvoorspellers in de afgelopen jaren,
maand in maand uit, ongelijk hebben ge
kregen, zo zullen zij in de komende jaren
ongelijk blijven krijgen.
Denk aan de vele goede en intelligente
vrienden van U, die U in vroeger jaren ge
kend hebt. Zij zijn niet dood. Hun rijkdom
van geest en goedheid des harten bestaat
nóg. En zal in een andere gedaante nieuwe
kracht ontplooien.
Denk tenslotte aan het bestaan van dit
blad Tong-Tong, waarvan de ondergang ook
elk jaar weer voorspeld is: als bladen met
20.000 abonnees al over de kop gaan, hoe
kan dan een blad met 8000 abonnees blij
ven bestaan? Wordt het niet tijd om sub
sidie te vragen? En al verlies je dan je
zelfstandigheid, is tenminste niet het leven
gered? Of zal de leiding van Tong-Tong
vertrouwen op zijn vrienden, die dit blad
nooit in de steek laten? Hier niet en in
Indonesia niet en op eigen kracht voor
waarts blijven gaan met „tolong menolong"
en „gotong rojong"?
We hebben het laatste gedaan. Toen de
reis van schrijver dezes naar Indonesia no
dig was, omdat er doodgewoon geen stui
ver was om deze reis te betalen, kwamen
duizend sobats in het geweer. Duizend
bleek genoeg. Ik ben voor deze reis uiterst
dankbaar, want ik heb inderdaad de waar
den en mogelijkheden kunnen vinden, die
het voortleven van Tong Tong kunnen be
stendigen, op betere voet zelfs dan ooit
tevoren. Ik wil eerlijk bekennen, dat ik vóór
de aanvaarding van de reis weinig hoopvol
was - omdat inderdaad de mogelijkheid be
stond dat ik Indonesia zou vinden op een
weg definitief van ons af. En in het geheim
ben ik zelfs wezen praten bij sommige
personen over de mogelijkheid van een
soort subsidie - want wie ziet graag zijn
anak mas, zijn levenswerk, verloren gaan?
Maar het hoeft niet. Ik heb de deur van
Indonesia „open op een kier" aangetroffen.
En ik heb de mogelijkheden ontdekt om
harmonische samenwerking in de toekomst
te vinden. Verder hangt het alleen van on
ze „tenaga" (vermogens) af of we slagen
zullen of niet en van de kwestie of
God het wil of niet.
Maar bij Tong-Tong hebben we zonder het
te weten dezelfde „levenstechniek" ont
wikkeld als Indonesia nu ontwikkelt: de ba
lans tussen een zakelijke onderneming en
..broederschap-hoederschap". We zullen 'n
nieuwe vooruitgang in elk geval proberen!
T.R.
8