De koers van de rupiah Tijdens de voorbereiding van mijn reis heb ik me nodeloos veel bezig gehouden met speculatieve verwachtingen omtrent de rupiah-koers, die in Februari nog steeds onrustbarend aan het stijgen was. Maar reeds toen ik in Singapore kwam, hoorde ik dat de rupiah zich hersteld had en er stabiel voor stond. Dat was een prettige verrassing. Inderdaad bleek me bij aankomst in Djakarta, dat de rupiah stabiel 1 op 5000 noteerde voor de dollar en ongeveer 1 op 1000 voor de Ned. gulden. En zo is het gebleven. Er werd en wordt weliswaar gesproken over ook nog een zwarte koers, maar die heb ik ondanks ijverig speuren niet kun nen ontdekken. Ik geloof dat het maar praatjes zijn om interessant te schijnen. En zeker zullen er personen zijn die om privé redenen voor buitenlandse cash méér rupiahs willen geven, maar de of ficiële koers is billijk en betrouwbaar, dus de behoefte aan een zwarte wisselmarkt ontbreekt. Elke tourist krijgt voor zijn dollars of guldens zonder moeite of knoeierij plenty- ful rupiahs tegen een solide koers. Be rekent men op deze koers hoe duur het leven in Indonesia is, dan ontdekt men tot zijn verbazing dat Indonesia schrikbarend goedkoop is voor verreweg de meeste marktartikelen. Eten is letterlijk spotgoed koop. Sinds de koers gestabiliseerd is, is ook de gok uit de textielprijzen verdwenen. Weliswaar blijft het leven voor de mens die per sé met alle Europese comforts leven wil, aan de hoge kant, maar wie leeft zoals de gemiddelde gezeten burger, komt met zijn nederlandse guldentjes stuk ken goedkoper uit dan in Nederland. Hier over zullen in een ander artikêl meer vergelijkende cijfers worden gegeven. In alle plaatsen waar ik geweest ben is „plenty of everything". Op alle pasars en in West Java zelfs langs de straten we melt het van de rijstverkopers, en vlees, groenten, vis, vruchten zijn volop te krij gen. Er is een overschot aan aanbod van singkong (cassave), omdat iedereen die maar een stukje grond heeft, blijkbaar stekken in de grond steekt als voorzorgs maatregel voor krappere tijden en dan toch op de gezette tijd oogsten kan. Hon ger wordt pertinent in West Java niet geleden. Ik weet niet hoe het elders in Indonesia gesteld is; er zullen relatief alle verschil len bestaan, die er voor de oorlog ook geweest zijn, maar wie door West Java rondrijdt en overal de padi op volle sa- wahs ziet staan, de ontelbare ketella- velden en andere vormen van tweede ge wassen, weet dat Indonesia nog menige lelijke stoot goed verdragen kan en alle speculatie over een plotselinge instorting onzin is. Ik ben met mijn rondschouw nog niet klaar, maar wel weet ik dat de in Neder land vaak gehoorde verhalen over hongers nood en onmenselijk gebrek óf schrik barend overdreven zijn óf reeds lang ver ouderd óf doodgewone kwaadsprekerij. Er wordt in Djakarta b.v. niet gebedeld op een hoogstenkele uitzondering na, maar op mijn woord: op geen stukken na zoals voor de oorlog of vlak na de oorlog Ik wil hiermee niet zeggen dat het dus zo veel beter is nu. Maar wel dat in deze nieuwe maatschappij de mens zichzelf beter leert redden. En altijd wel de een of andere manier weet om aan geld of voe ding te komen. De djèmbèls b.v. bedelen niet, maar vinden (en misschien ook wel gappen) hun potje bij mekaar en overal waar ze in groepen bijeen leven, zie je ze potjes snierken in blikjes net als wij krijgsgevangenen toen. Dat kan goed, want overal waar veel is, is ook verspilling. Op de Djakartase pa sars, zelfs zulke kleine volkspasars als Pasar Asem op Angkee, wordt nog ont stellend veel voedsel weggegooid, welis waar „het slechtste van het beste", afva' zogezegd, maar in Gang Tjap Go Keng b.v., de groentenpasar van Senen, ligt deze afval letterlijk meters hoog en hier valt voor de clochard (want djèmbèls zijn niets anders dan clochards - er is volop werk te krijgen I) genoeg te halen. Of is het clochardschap alleen een voorrecht van cultureel Parijs soms Beoordeel Indonesia niet oppervlakkig. Velen van ons kijken net als het jong luitenantje van de 7 December Divisie, dat ik in mijn Wapenbroederstijd van de boot in Priok haalde. Toen hij de sjou wers op de kade zag, barstte hij opeens uit: „De socialisten hebben tóch gelijk I Dit is kolonialisme van het ergste soort. Die arme kerels hebben alleen vodden aan hun d.nder en geen schoenen aan hun voeten op die hete kade. Het is een grof schandaal I" Enz. enz. Hij had nog steeds de Hollandse sjouwers in zijn hoofd, weet u, in die mooie blauwe overalls en zo. Ik legde hem geduldig uit dat in deze hitte en stof deze sjouwers geen kleren dragen willen, omdat ze door het werk volkomen aan flarden gedragen worden; dat het bovendien te heet is om overalls te dragen; dat het met deze wijze van sjouwen (met kleine lichte stapjes) niet wel mogelijk is om laarzen te dragen en dat die sjouwers een dikke eeltlaag onder hun voeten hebben, de „ideale zelfgroeien- de zool". Ik nam de luitenant 's avonds mee naar Kodja om hem te laten zien dat deze zelf de sjouwers er nu heel anders (en soms zelfs „belachelijk chique") bij liepen; dat ze thuis hun koffertje met goede kleren tóch wel hadden, enz. enz. enz. Veel oppervlakkige toeschouwers uit Eu ropa worden veel te veel gehinderd door hun Europese ogen en hebben verder een typisch kleinburgerlijke zucht om vitterig juist naar al het kleine en beroerde te kij ken. En zijn vaak stekeblind voor al het goede dat ook gedaan wordt. Om op de rupiah terug te komen: deze heeft zware inflationistische schade opge daan maar dat heeft b.v. Brazilië met zijn cruzeiros ook. Probeer te ontdekken welke gezonde realiteit aanwezig is onder het dunne kleed van relatieve achteruitgang. En U zult vinden dat Indonesia niet keldert; integendeel: op weg is naar het vinden van een eigen en oer-solide stabiliteit, niet ge vestigd op buitenlandse hulp en buiten landse afhankelijkheid, maar geheel op ei gen benen. Heb slechts geduld en vertrou wen. Doorkijkjes op Pasar Senen (dat eerstdaags voorgoed verdwijnen zal om plaats te maken voor het Projek Senen). Singkong wordt in enorme hoeveelheden te koop aangeboden maar men koopt veel liever rijst. Op de Djakartaanse pasars wordt nog steeds ontstellend veel voedsel weggegooid, weliswaar "het slechtste van het beste", maar in Gang Tjap Go Keng, de groentenpasar van Senen ligt deze afval letterlijk meters hoog. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 9