DE VRIENDSCHAPPEN
r-\
SOEBERBÈN
GEHOORD OP STRAAT
ONDERZOEK
Wat mij tijdens dit eerste bezoek na elf
jaren en na al de eenzijdige en zelfs vij
andige voorlichting in Nederland en Ame
rika het diepst getroffen heeft, is de on
verhulde sympathie en vriendschap die ik
overal teruggevonden heb bij oude sobats
en splinternieuwe kennissen.
Een vriendschap die even royaal (naar
Europese begrippen zelfs overdadig royaal)
werd geserveerd als de koppen of glazen
hete koffie, de glazen stroop, de koekjes
en kroepoeks, ja zelfs hele maaltijden, die
altijd als bij toverslag op tafel verschenen
als je maar even je neus liet zien.
Zoiets als ,,op een droogje" zitten is in
Indonesia absoluut onbestaanbaar. Het
„samen het brood der vriendschap bre
ken" is ook daar aanwezig waar niet eens
stoelen zijn. Ik kwam b.v. binnenvallen bij
oen student in Bandung, die ziek was. Hij
had alleen een matje op de ubin (planken)
om op te slapen. Zijn studieboeken, waar
onder vele moderne uit het buitenland,
stonden op een rijtje zo maar op de grond.
Er was maar één krukje om op te zitten,
voor mij. Hijzelf sleepte een hobbelpaard-
Uithangbord op Tjipanas (bij de Poentjak).
Tim Ajam is de moderne populaire lekkernij
in Indonesia, vooral op de Poentjak.
Suburban is het Engelse woord voor rand-
dorp. In West-Java worden er een bepaald
soort kleine busjes mee bedoeld, die voor
bestemd waren om randdorpburgers van
en naar hun werk in de stad te vervoeren.
Nu rijden ze echter als kleine autobusjes
tussen Bandoeng en Djakarta. Het woord
wordt niet op z'n Engels uitgesproken, maar
zo: soeberbèn, met de klemtoon op de laat
ste lettergreep. Bij dit uithangbord is een
stopplaats voor soeberbèns waar men ook
tim ajam kan eten.
je aan om op te zitten. Ik zal dit gesprek
nooit vergeten, absurd en lachwekkend
eigenlijk met dat hobbelpaardje en ik met
een glas kokend hete koffie op m'n
schoot, en intussen discussierend over
moderne sociologie en ethnologie.
Indonesiërs denken nog steeds sterk in
tuïtief, „intelligence du coeur" noemt de
Fransman het. Ze voelen meteen aan of
deze persoon „mengerti" (begrijpt) of niet.
In het laatste geval onthouden ze hem
alle hoffelijkheid nooit, in het eerste ge
val ben je „thuis".
Soms is de toenadering voorzichtig: ook
al is deze meneer duizendmaal Tjalie
Robinson, hij kan een gevaarlijk koloniaal
zijn. Pantjing. Twee, drie uitgeworpen lijn
tjes. Raak, sobat.
Soms is de toenadering Europees open
hartig en direct: „Is Indonesia na elf
jaren erg veranderd „Ja." „In zijn na
deel of voordeel „In zijn voordeel." En
dan schiet een uitgestoken hand uit. Het
is allemaal lang niet zo eenvoudig als het
er staat, want vleiers en farizeeërs zijn er
genoeg. Maar er wordt gesproken op een
bepaalde toon, in een zekere intonatie,
„die harte oopmaak" zou een Transvaler
zeggen of harten afsluit.
Tjalie heeft soms helemaal zo'n gunstige
reputatie niet. Wie aan de rubriek „Van
Hier en Gunder" denkt, weet dat. Bij mijn
eerste kennismaking met een klein groep
je jonge journalisten (deze zijn allemaal
uiterst patriottisch) was er een jongeman,
die zijn antipathie voor me niet onder
stoelen of banken stak. Hij zat niet mee
aan, maar draaide om me heen, al luiste
rend naar de wendingen van het gesprek.
Langzamerhand bemoeide hij zich ermee,
vuurde hele rissen vragen op me af en
toen ik een uur later wegging, schudde hij
me lang en warm de hand: „Wanneer
komt U terug, Oom Tjalie?"
Dit is des te treffender als men weet dat
er enorm veel Indonesiërs zijn, die hun
volle portie leed in de bersiaptijd ook ge
slikt hebben. Niet alleen Indischgasten,
ook zij kunnen met ontzetting en ellende
terugdenken aan dood en moord. Maar de
Oosterling is filosofischer dan de wester
ling. Hij heeft een sterker vermogen om
de onrechtvaardigheden en onbegrepen
heden van een oorlog - ja zelfs van het
hele leven - te aanvaarden en niet lang
rond te lopen met bitterheid en wrok. Al
vergeet hij niet, hij weet te vergeven.
Ik heb persoonlijk enkele malen tegenover
Indonesiërs gestaan, van wie ik wist dat
zij een broer of zuster in de oorlog ver
loren hadden - waar zij niet over spraken.
Geef mij de hand, Tjalie, de nimmer te
begrijpen nacht van de oorlog is voorbij.
Kunnen wij in de nieuwe morgen als
nieuwe vrienden verder gaan
Je kan alleen maar denken: ik hoop het,
hoop het. Hoe erg ben ik Europeaan ge
worden
T.R.
Werkman, een handjevol spijkers tonend
aan een toeschouwer: „Deze spijkers kos
ten maar eventjes driehonderd rupiah. Is
dat niet te erg als je denkt aan de „za-
man normal" (normale tijd) toen deze
spijkers maar twaalf cent kostten
Toeschouwer (jouwend): „Mijn broeder is
blind. Ziet hij niet in dat dit de zaman subur
(tijd van overvloed, weelde) is, want heeft
hij ooit gedacht dat zo'n beetje spijkers
nog eens driehonderd rupiahs waard kon
den zijn
Als U denkt dat de tweede spreker ook
spot en er een schepje bovenop legt,
heeft U het glad mis. Dit begrip „zaman
subur" komt er langzamerhand steeds
meer in en is een „blikopener op de toe
komst". Er is veel critiek en veel scepti
cisme in Indonesia, maar daartussendoor
groeit ontegenzeggelijk met grote rapheid
de overtuiging dat men op weg is naar
een nieuwe en ongekende welvaart. Zeker
is de door de overheid gebalanceerde be
staanszekerheid veel kleiner geworden,
maar daardoor is een sterker „private en
terprise" en groter zelfvertrouwen ge
kweekt.
Bij het lezen van al mijn artikelen moet
men voortdurend in gedachte houden, dat
alles wat ik schrijf voortspruit uit eigen
waarneming. Ik ben nog niet bij ministers
en andere hoogwaardigheidsbekleders op
bezoek gegaan om me „effe in een half
uurtje te laten voorlichten". Nog steeds be
grijp ik niet hoe veel reporters menen dat
het leven in Indonesia zó eenvoudig in el
kaar zit, dat men in één gesprek op de
hoogte kan zijn. Als ik zelf minister was,
zou ik diep ongelukkig zijn met deze ver
zoeken om een interview. Want het mo
derne leven in Indonesia is zo enorm com
plex, met zoveel controversale aspecten
van een oude en een nieuwe tijd, van zo
veel initiatieven van 200 verschillende vol
ken van dit enorme rijk, van zoveel ver
ouderde ideeën die hebben afgedaan en
nieuwe ideeën die nog naar vorm zoeken,
dat het absoluut onmogelijk is om zelfs in
tachtig interviews op de hoogte te gera
ken. Want als men eindelijk aan interview
no. 80 toe is, is er alweer zoveel veran
derd, dat interview no. 1 herroepen moet
worden! Er is alleen één methode om te
weten: volg je tropische hart en leef mee
met de maatschappij. Rijd uren lang in bet-
ja's en opelettes, spreek in vertrouwen met
Ambonnezen, Atjehers, Baliërs, Javanen,
eet 365 verschillende soorten voedsel, ont
bijt twintig dagen lang niet in Hotel Indo
nesia, maar op straat met roti sumbu (onze
oude Indische benaming voor ketella: brood
met een lont - de nerf in de knol!), tape
uli, batjang en tim ajam, praat met telgen
uit oud Javaanse geslachten en met djem-
bels, met oorlogshelden en huisvrouwen,
slaap op een tikar en discussieer met ge
balde vuisten met een modern architect,
laat je een keertje uitschelden voor kolo
niaal en durf voet bij stuk te houden, delf
wat in antiek en kijk tien avonden lang
naar Indonesische, Hongkongse en Manil-
lese films en je weet een beetje, maar
genoeg om de weg te weten.
i5É70MATS'»MM
10