De schoonheid en het Beest
Een vrij drukke en brede straat in het
oude Batavia was Tanah-Abang. Aan de ene
kant liep er een afvoerkanaal langs - om
zoomd door hoge assembomen, waar in de
schemering de slanke reigers op aanvlogen
om er in de kruinen te overnachten - en
lagen de tramrails waarlangs het zo be
ruchte trammetje ettelijke malen per dag
als een dikke logge olifant zijn weg koos,
puffend, blazend, en zelfs schrikaanjagend,
volgeladen met levende have van allerlei
slag tot berstens toe. Aan de andere kant
van de straat stonden de grote oud-Indische
huizen, in de tijd waarvan ik ga vertellen
nog omgeven door onmetelijk grote tui
nen waarvan de oprijlanen later bijv. Laan
de Riemer of Laan de Bruin Kops kwamen
te heten en die inmiddels volkomen met
keurige huizen zijn volgebouwd.
Eén van die oude huizen stond geheel
vooraan aan Tanah-Abang en had dus geen
oprijlaan. Het was het huis van de familie
M. Rechts en links van het hoofdgebouw
waren paviljoens en daarachter weer ruime
bijgebouwen, waar de bedienden huisden.
De familie telde een zoon, die in Hol
land studeerde, en daarnaast nog een
zoon èn een dochter thuis. Mijnheer M.
was één van de eersten, die in de jacht
haven bij Priok een zeilboot had liggen, en
natuurlijk had hij ook een auto, die overi
gens luisterde naar de naam van Hup-mo-
biel. Dit was allemaal heel gewoon. Het
was wel duur, maar daarvoor had mijnheer
dan ook een suikerfabriek, die de centjes
bij elkaar maalde, benevens een thee-on
derneming en aandelen in een niet nader
te noemen handelsonderneming op Biliton.
Zulke dingen krijg je nu eenmaal, wanneer
je hardwerkende ouders hebt. Waar de fa
milie echter bijzonder trots op was: ze
hadden een tijger.
Mijnheer had de tijger van Sumatra mee
genomen. Hij had het dier ergens in de
binnenlanden ontdekt bij een controleur,
waar het de nacht doorbracht in een bam
boe hok achter in de tuin en waar het
overdag vlak naast het huis aan een lange
ketting werd vastgelegd. Opgegroeid met
melk en fijngehakt kippevlees, wist "Jaap"
niet anders dan dat de controleur zijn va
der was en Amin, de tuinman die hem ver
zorgde, zijn moeder.
Jaap was een speels en vriendelijk dier,
dat begon te knorren van plezier als hij
werd geaaid. Het liefst speelde hij voetbal
met de controleur. Hij holde dan (los van
de ketting) met grote sprongen achter de
bal aan, mepte naar het ding, om het ver
volgens verbaasd na te kijken als het niet
voor dood bleef liggen. Was hij eenmaal
zover dat hij zijn prooi "geslagen" had,
dan rolde hij met de bal in de klauwen
wild grommend door het gras.
De bal was dan van hém. Zelfs Amin,
die anders altijd alles met hem kon doen,
kwam er niet meer aan te pas. In alle ge
moedsrust werd de bal gescheurd en ge
kauwd, tot bledós!
Mijnheer M. vond dit alles meer dan
machtig. In gedachten zag hij de tijger z'n
spelletje al spelen op het grasveld vóór
zijn huis aan Tanah Abang. Honderden
toeschouwers voor het ijzeren tuinhek, grie
zelend, huiverend, de haren ten berge ge
rezen en met het zweet in de palmen van
hun handen. Hij vond het allemaal zó mooi,
dat hij de controleur overhaalde de tijger
aan hem over te doen. Wetende dat Jaap
spoedig te groot, en dus te gevaarlijk, zou
worden, was deze er maar al te gaarne
toe bereid. Heel slim echter, werd ook
Amin als "tijgerverzorger" aangezocht. Ook
dat bleek geen probleem, want oorspron
kelijk kwam Amin uit het Buitenzorgse en
terugkeer naar zijn geboortestreek was zijn
droom. Een zakcentje en nieuwe kleren
deden de rest. Mijnheer M. was happy!
Enige dagen verliepen voordat tijger en
eigenaar scheep gingen, terug naar Bata
via. De kapitein van het eerste beste
vrachtschip weigerde zijn manschappen
door een tijger op te laten "vreten", en
zelfs Amin's verzekering dat de tijger zon
der moeilijkheden bij hem in de hut kon
overnachten bracht de man niet van dat
standpunt af. In de stad moest voor Jaap
dus eerst een ijzeren kooi worden gemaakt.
Intussen schreef mijnheer M. zijn vrouw
een brief, waar de familie nog jaren om
heeft gelachen. Ze waren heel wat van
hem gewend, maar dit spande toch de
kroon: Een kooi voor een tijger, huuh! Met
een cementen vloer van 4x4 meter en
tralies zo dik als een vinger. "Moet je met
zo'n man getrouwd zijn - stop", seinde
mevrouw terug. De hele reis naar Batavia
heeft mijnheer M. zich afgevraagd wat ze
daar nu wel mee bedoeld zou hebben.
Tenslotte echter leverde het ss. Van
Waarwijck zijn uitzonderlijke vrachtje in Ba
tavia af, en weldra prijkte Jaap in alle
glorie in de nieuwe kooi op het voorerf van
een huis op Tanah-Abang. De eerste dagen
was het dier door de reis en al de nieu
wigheid volkomen uit z'n doen. Het wilde
nauwelijks eten, en Amin moest zijn troetel
kind voortdurend in de gaten houden. Hij
nam de tijger aan een lijn mee over het
erf en door het huis, om het toch vooral
met de omgeving vertrouwd te maken. Me
vrouw, kinderen en bedienden, vonden het
in het begin maar wat griezelig, maar toen
ze gemerkt hadden dat de tijger zich ge
woon liet aaien werd het dier in korte tijd
een verwende lieveling. En wie nog niet
durfde, nam van de jonge tijger eenvoudig
geen notitie. Het enige was: er kwam geen
toekang djoewalan meer op het erf en de
postbode deponeerde de brieven onder een
grote steen bij het hek.
Het spelletje met de voetbal werd nooit
gedemonstreerd. Jaap kon maar niet wen
nen aan de puffende stoomtram. Hij dook
ervoor in elkaar, telkens als het ding voor
bijraasde, en blies ertegen als een grote
boze poes, of rende in angst naar de keu
ken om er zich onder de tafel te verstop
pen. Kokkie was trouwens zijn toevlucht
geworden, zo lekker waren de hapjes die
ze voor hem bereidde. Dikwijls kreeg ze
zoveel "kopjes", dat ze gewoon een hoek
werd ingedrukt en zich moest beklagen.
"Hoe kan ik nu werken, als de keuken
vol tijgers zit", zei ze dan.
Het grote avontuur beleefden we toen
Paulientje kwam logeren. Paulientje wilde
Lees verder pag. 16
13