BÜnt Bibifc BBBBt Bibit Bibifc
Jjlrsi}c^tjafieC
De papegaaien en de valkenier (negende fabel)
De valkenier was eens brutaal tegen de
vrouw van zijn meester, de prins. Ze werd
erg boos op hem en stuurde hem de kamer
uit. Hierdoor werd zijn gemoed vervuld van
bittere haat.
Gedurende de eerstvolgende jacht ving
hij twee papegaaien in het bos. Hij nam ze
mee naar huis en leerde hen spreken. De
taal waarin hij dit deed was niet de taal van
het land van zijn meester maar die van het
land waar hij zelf vandaan kwam, een taal
die niemand aan het hof verstond.
Binnen een half jaar had hij de papegaaien
precies dat geleerd wat hij wenste. Toen
bracht hij ze bij zijn meester, die blij was
met de kwebbelende vogels. Hij bedankte
de valkenier voor zijn geschenk en gaf de
papegaaien aan zijn vrouw. Vanaf die dag
bleven zij in haar vertrekken.
Spoedig daarna ontving de prins enkele af
gevaardigden die uit het land van de valke
nier afkomstig waren. Om zijn gasten na het
diner aangenaam bezig te houden, liet de
prins de papegaaien bij zijn vrouw halen,
die door een bediende werden binnen ge
bracht.
De eerste papegaai zei: "Onze meesteres
is een slechte vrouw!"
De tweede zei: "En hoe! De dingen die ik
zou kunnen vertellen..."
De gasten waren sprakeloos en bogen be
schaamd het hoofd.
De prins zag hun verwarring en werd onge
rust.
"Wat is er aan de hand, edele heren?"
vroeg hij. "Ik hoop dat de vogels U niet
op de een of andere manier hebben bele
digd".
De gasten waren eerst stil, toen sprak de
oudste van hen: "U weet dus werkelijk niet
wat ze zeggen?"
De prins antwoordde: "Natuurlijk niet, an
ders zou ik het niet hebben gevraagd".
De oudste gast sprak weer en zei: "Maar
wij wel, want ze spreken de taal van ons
land. En aangezien het niet past, dat we in
een huis verblijven waarvan de meesteres
zo slecht is, verzoeken wij u vriendelijk ons
te willen vergeven prins, dat wij nu ver
trekken".
De gasten stonden op om afscheid te ne
men van de prins, maar hij hief zijn hand op
om hen tegen te houden. "Wacht u alstu
blieft een ogenblik", verzocht hij en gelast
te de bedienden de prinses en de valkenier
te roepen.
De valkenier trad binnen met zijn valk op
de arm, de prinses met een sluier voor het
gelaat. De prins keerde zich tot haar en
zei: "Vrouwe, uw papegaaien beschuldigen
u van zulke vreselijke dingen dat ik ze niet
onder woorden kan brengen". Hij vertelde
wat er was gebeurd. "Als dit waar is, kost
het u uw leven".
De prinses antwoordde: "Voor u mij ver
oordeelt, mijn heer, vraag uw gasten om te
onderzoeken of de papegaaien nog meer
weten te zeggen dan alleen deze twee zin
nen".
De gasten voldeden aan dit verzoek. Het
werd spoedig duidelijk dat de papegaaien
slechts deze twee zinnen konden zeggen
en geen woord meer.
Toen zei de prinses: "U ziet, mijn heer,
dat ze niet echt kunnen spréken, maar
slechts getraind zijn datgene te herhalen
wat iemand hun heeft geleerd".
"Dat is niet waar, de papegaaien liegen
niet", riep de valkenier vanuit de deur. "Ik
mag blind worden als het niet waar is wat
ze zeggen".
Soms komt de waarheid op een vreselijke
wijze aan het licht.
Nauwelijks had de valkenier deze woorden
uitgesproken of zijn valk vloog hem in het
gezicht en pikte hem de ogen uit".
De gasten bogen diep voor de prins en zijn
vrouw: "Het spijt ons dat deze man een
landgenoot van ons is", zeiden ze en gin
gen weer aan tafel zitten.
Vrienden, voor roofvogels sta men pal.
Helaas, men vindt ze overal.
Toen de oude man zijn verhaal beëindigd
had dacht de jonge koning een ogenblik na
en zei toen: "Deze fabel bevat een grote
wijsheid. Het toont overigens dat je nooit
weten kunt wat voor soort mens je eigen
valkenier kan zijn".
"Dat is waar, machtige koning", antwoord
de de oude man. "Maar dat weet men
soms niet van zijn eigen vrienden. Dat ver
telt tenminste de fabel van de aap en de
schildpad".
"Hoe is die fabel?" vroeg de jonge koning.
De oude man boog en begon zijn verhaal:
VERBORGEN BEROEPEN
En dan is hier weer een raadsel. Probeer
maar eens of je het kunt oplossen.
1. J. Ruinstola
2. F. Goofaart
3. O. Timbeis
4. K. B. Kaertenbak
5. E. Romlaan
6. W. S. Slaagnezer
7. A. Neerman
8. Ch. P. Spier
9. S. A. Groot
10. E. C. C. Tonduur
Oplossingen insturen naar IKS p/a
Tong Tong,
Prins Mauritslaan 36,
Den Haag.
Jongelui, doe maar flink je best en laat
het oplossingen binnenstromen.
Vervolg van pag. 13
graag Paula worden genoemd, want ze
was 19 jaar. En inderdaad paste het Pau-
lientje niet meer, want ze was volwassen.
U weet het wel: een "slanke leest" met
welvingen op goede plaatsen, zodat vroeg
of laat elk mannenoog wel aan haar bleef
hangen.
Op een dag, na weer één van haar mid
dagdutjes, liep Paula met een grote boog
om de tijger heen (ze liep altijd met een
grote boog om de tijger heen, want het
was maar een eng beest, vond ze) naar
de badkamer voor haar dagelijks bad.
Jaap's oogjes waren al die tijd aan haar
blijven hangen, en of het nu kwam doordat
ze hem onbekend was, of omdat hij wilde
spelen, hij stond op, schreed met bedacht
zame stappen naar de badkamer - Amin
was de laatste tijd toch al slordig wat het
vastleggen van de tijger betrof, omdat deze
toch altijd naar de keuken liep - en drukte
de deur open op het moment dat Paula te
sirammen begon.
Paula slaakte een hartverscheurende gil.
Ze moet doodsbang geweest zijn, want ze
slipte rakelings langs de tijger heen, poe
delnaakt, in natura magistrale zogezegd,
en rende er over het grasveld vandoor. Te
rug, het huis in, kon ze niet meer, want
dan ging ze de tijger tegemoet. Wanhopig
keek ze achterom, zag hoe Jaap z'n pas
versnelde, en rende verder, het hek uit,
Tanah Abang op.
Het verkeer stond plotseling stil: kooplie
den konden geen stap meer verzetten en
deponeerden hun manden op het trottoir;
een paar opgeschoten knapen bleven stok
stijf staan, te verbaasd voor commentaar;
fietsers stapten af en twee ebro's reden
elkaar in de wielen, zodat ze vanzelf niet
verder konden; vrouwen bleven staan fluis
teren; een heilig man uit Mekka prees Al
lah en zijn profeet. Paulientje verdween
achter een boom.
Toen was Jaap er opeens. Iemand riep
"tijger!" en het verkeer zette zich weer in
beweging, versneld, alsof het verloren tijd
inhalen moest. Mannen en vrouwen staken
in één ren de straat over en verdwenen in
het kanaal; paarden hinnikten, rukten hun
teugels stuk en galoppeerden Tanah-Abang
af; er werd gegild en men viel in alle toon
aarden flauw; de man uit Mekka klom het
tuinhek in. Het was een hels kabaal.
Gelukkig had Amin inmiddels begrepen
wat er aan de hand was. Op zijn beurt ren
de hij het hek uit, pakte Jaap in het nekvel
en sleurde hem de tuin weer in. Kokkie,
lief en begrijpend mens, was hem achter-
nagelopen, Paula's kimono in de hand. Ach
ter de dikke assemboom werd Paula's
naaktheid weer bedekt, en kon ze, nog tril
lend van emoties, terug naar huis.
Paula's commentaar (zeer boos!): Volgen
de keer laat ik me direct opeten!"
Het verhaal heeft nooit in de krant ge
staan, omdat zowel Paulientje als mijnheer
M. verzocht hadden erover te zwijgen. Maar
nu is ergens in Den Haag een dame heel
woest op mij, omdat ik haar geheim heb
geopenbaard. Niet boos zijn, Paulientje, het
verhaal is té goed om voor altijd in de
doofpot te worden gestopt. Eén troost: ook
ik was doodsbang! Ik heb me verschanst
in het ijshuisje op de hoek van Laan de
Bruin Kops. J. W. Ie COMTE
16