AMSTEL
BIER
PRACHTPES
ANAK-MAS
E. J. MONTFOORT ZOON
J. B. G. VERBURGT
FA. JAC. JEHEE ZN.
^ISIf
Lieneke werkte destijds in het opvang
centrum voor evacuees in Bandoeng. Het
juiste jaartal ben ik vergeten, maar ik meen
dat het in 1946 moet zijn geweest. Land
genoten, die door het Rode Kruis uit kleine
plaatsen alom waren geevacueerd naar Ban
doeng, werden daar opgevangen om eerst
"op verhaal" te komen alvorens zich elders
bij hun familie te voegen.
Lieneke was belast met de registratie van
de komenden en gaanden van het opvang
centrum. Vaak was ze getuige van aangrij
pende tonelen welke zich afspeelden, wan
neer doodgewaanden of vermisten elkaar
na jarenlange scheiding daar weer zagen.
Maar van al haar belevenissen uit die tijd
zal ze eentje niet licht vergeten.
Het gebeurde op een Zondagmorgen toen
Lieneke met haar kleine staf medewerkers
bestaande uit twee man, bezig was zich
door de administratieve rompslomp heen te
werken. Met het zangerige "noehoen djoe-
ragan" dienden zich de bezoekers aan. Zij
stonden onderaan de stoep. Een Soenda-
nees echtpaar met een klein totok-meisje
tussen zich in. Het kind was ongeveer vijf,
misschien zes jaar oud. Het had stroblond
piekhaar en het was alleen gekleed in een
doorschijnend hardrose jurkje van een snit
zoals kleine gendohs die wel eens droegen,
een lang lijfje tot op de heupen, een rim
pelrokje tot over de kuiten.
De man deed het woord. Zijn vrouw viel
hem bij. "Mevrouw", legde hij uit, "Wij
brengen dit kind maar bij U. Het is nu toch
al vrede..." Lieneke, eerst sprakeloos, viel
hem in de rede - "Van wie is dit kind?"
Ze was intussen naderbij gekomen en hurk
te neer bij het meisje, dat haar met verwon
derde grijsblauwe ogen aanstaarde. Lieneke
pakte het smalle kinderhandje en vroeg
vriendelijk: Hoe heet je, zusje?" Het kind
trok haar hand onwillig los en verborg zich
schuw achter de Soendanese, die haar ge
ruststellend toesprak. Daarop wendde de
vrouw zich tot Lieneke. "Ach, djoeragan,
de naam weten wij niet, maar haar ouders
zijn totokkers en woonden aan de grote
weg op Tjibankong, schuin tegenover Gang
Tiditoe waar wij woonden, toen de Jap
pen kwamen. Haar vader was militair, en
al een tijdje niet meer naar huis gekomen.
Misschien was hij toen al door de Jappen
geinterneerd, wij weten het niet. Toen me
vrouw op een morgen met haar andere kin
deren naar de stad ging, liet ze deze, toen
nog een baby van misschien een half jaar
oud, thuis onder de hoede van de baboe.
Mevrouw werd echter tijdens een razzia
opgepakt en met de kinderen naar een
kamp vervoerd. Toen ik over de razzias in
de stad vernam, kwam ik eens poolshoogte
nemen in het huis waar ik de baby al de
hele dag had horen huilen. De baboe bleek
afwezig te zijn. Ik nam het kind toen maar
mee naar mijn huis en wachtte op de terug
keer van de baboe of de njonja. Geen van
beiden kwam terug. Zo heb ik het kind maar
bij me gehouden en verzorgd. Ik dacht niet
dat de oorlog zo lang zou duren Nu is die
gelukkig voorbij, en daarom brengen wij het
kind bij U. opdat U het weer aan de ouders
kunt teruggeven", besloot de vrouw haar
relaas. Lieneke slikte iets weg. Ze vroeg:
"Heb je zelf geen kinderen?" "Jawel, djoe
ragan, we hebben er vijf. De jongste is
even ouder dan deze", antwoordde ze,
terwijl haar hand het meisje onophoudelijk
liefkoosde en streelde. Lieneke wendde
zich tot haar medewerkers Max en Willi:
"Hoe ja, lui? Waar moeten we dit kind on
derbrengen, en bij wie...Weet je wat', be
sloot zij, "Ik breng haar mee naar huis en
breng haar morgen naar het kindertehuis.
Voor de rest zoekt het Rode Kruis het maar
uit". Ze boog zich weer naar het kleintje
over en pakte het handje vast.
"Zusje, ga je met mij mee? Kom dan maar".
Niet begrijpend liet het kleine ding zich
enkele passen meevoeren, maar ze keek
om om zich ervan te overtuigen dat haar
"ouders" meeliepen. Toen ze zag hoe deze
juist aanstalten maakten om zich naar de
uitgang te begeven,* rukte ze zich los en
holde terug. Ze greep zich aan de kain van
de Soendanese vast en riep haar in het
Soendanees toe dat ze niet met de djoe
ragan meewilde als "mah" ook niet mee
ging. De Soendanese en haar man probeer
den het kind te overreden om bij de djoe
ragan estri te blijven, waar ze veel lekkers
zou krijgen en mooie kleren. Ook Lieneke
kwam erbij staan en trachtte het kind over
te halen om bij haar te blijven. Lieneke
sprak geen Soendanees. Het kind verstond
geen Maleis. Ze wist alleen dat ze niet bij
de "blanke mevrouw" wilde meegaan. Hoe
langer ze met haar praatten, des te meer
raakte het kind overstuur. Men besloot het
dan maar te dwingen, nu praten niet hielp.
Toen het kind zich door vreemden vast
gegrepen voelde, terwijl haar pleegouders
zich verwijderden, trappelde en wrong ze
zich in allerlei bochten, al schreeuwend,
om los te komen. Men had de handen vol
aan haar. Schreiend riep ze alsmaar: "Mah,
ntong kitoe, mah. Ntong kitoe atoeh! Ha-
jang ngiloeh, balik ka-imah!" (Ma, niet zo
ma, niet zo dan. Ik wil mee terug, naar
huis).
De Soendanese aarzelde. Ze stond stil en
keek om. Haar gezicht was nat van de tra
nen. Lieneke liet het meisje los en gebood
Max hetzelfde te doen. Het kind rende strui
kelend haar pleegouders achterna. "Waar
om wil je me hier achterlaten? Ik wil mee
naar huis! Ik zal zoet wezen voortaan, mah,
en nooit meer stout zijn", beloofde ze snik
kend. Zwijgend was de Soendanese neerge
hurkt en klemde haar in haar armen. Ze
streelde het voortdurend en bevoelde het
aan alle kanten.
Naar Lieneke omziende, die de stoep
was afgegaan, trok het kind hysterisch hui
lend haar pleegmoeder mee naar de poort.
Weg, gauw weg van die nare mevrouw en
uit het gehate huis. De man kwam op zijn
schreden terug toen Lieneke hem riep.
"Man, het gaat zo niet. Breng haar morgen
naar de Riouwstraat. Meld je daar met de
kleine op het kantoor van het kindertehuis.
Daar zal ze zich misschien beter op haar
gemak voelen, als ze andere kinderen
ziet". De man boog. "Het is goed, djoera
gan, morgen breng ik haar erheen". Hij
boog nogmaals en verwijderde zich. Lang
keek Lieneke ze nog na. Het Soendanese
echtpaar, in hun midden een mager, blank
figuurtje in een veel te lange jurk.
LIN SCHOLTE
(voorheen begrafenisondern. te Djakarta)
thans bedrijfsleider: Begrafenis ondernem.
Ahornstraat 51 s-G raven hage Tel.: 3 32288
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiM^
GRAFMONUMENTEN NATUURSTEEN
Toonzaal: TORENSTRAAT 82
DEN HAAG TEL. 60.0746
iïïiiiiiiiiiuiinnHtititiiitiiitiiimtitiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiinniiTiniiiiiiiiiiHiiiiiitiiiiiiiniiiiititniinitiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiititiiiiiimiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiraiiiniiiiiiniiiiiiimiiiiiffliiiiiiiinniiiniinmiiiinimnnniiiiiiiiiiiiiiHnHiiii
24