PASAR
MALAM
TONG
TONG
WINNEN?
SCHIETEN?
30 juni, 12 en 3 juli
HOUTRUST - DEN HAAG
tllllllllllllllllll!l!l!llllllllllllll!lll!llllilllllll!lll!ltllli!!lll[lllllll!lllllll!i[U!lllll!lll!jllllll!ll!!llll[[lllllllll!lll!lllll!lllllll!ll!llll!l!lll!lllllllllllllll!lll!l!l!lllilll!lll!lll!IIIIItlllllllll tllllllllllll!lll[llllllllllllllljllj]lll!lll!llllllllllllllllllllll]ll]III!l[llllllllllllll!lllllil!llllllllllllllllNllll!lllllllll[IIIINI[1llllllllll!lllil!!lllll[lil(lllillllllllllll!llllllllil]l)llllllll]|llll!tJ
Dat kunt U op diverse manieren.
We hebben zoveel attracties waar U
naar harte lust kunt "spelen" dat U, als
U geluk heeft, als een rijkaard kunt
thuiskomen van de PASAR MALAM
TONG TONG
En óf!! Laat maar weer eens zien aan
vrouw, kinderen of kleinkinderen wat
voor een djago U was op de kattepult,
buks (en zelfs pijl en boog!) op de ker
mis van de PASAR MALAM TONG
TONG
30 juni, 1, 2 en 3 juli j
Houtrust Den Haag
iiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin^
Vervolg van pag. 5
actief worden. Men doet dat niet en dat
betekent habis perkara. Of men doet het
wel en men wint een potig zelfstandig fa
milie-lid.
Men kan hier verder boeken vol critiek
over schrijven, maar één ding is zeker:
het Europese sociale hulpsysteem voorkomt
niet dat allemaal Christelijk geholpen wor
den (er is vaak hopeloze alleenheid bij veel
tekorten binnen een technisch raam van
steunvoorziening) en het is een algemeen
bekend en onoplosbaar kwaad van de so
ciale steunvoorziening, dat zij talloze simu
lanten, klaplopers en nonvaleurs in leven
houdt tot grote schade van de staat. En die
factor komt in de Indische familieband wei
nig voor. Er zijn uiteraard voorbeelden die
het tegendeel schijnen te bewijzen, maar
alle generalisering op dit terrein is uitge
sproken vals.
De tegenpool van de familie-zwakte is
namelijk de familie-eer. En die heeft de
Indo in zo hoge mate, dat zelfs al kan hij
"tot zijn dood toe doorvreter zijn", hij lie
ver heen gaat en "alleen crepeert" dan
zijn naasten tot last te willen zijn. Laat
staan "de maatschappij" die hij niet eens
kent!
Verder mag het minimum van hulpverlening
absurd laag zijn volgens sociale maatsta
ven. Een baleh-baleh en een bordje rijst
met tempeh is altijd genoeg. Onder de
stroom van aanbiedingen van logies die ik
uit Indië ontving zijn er ettelijke, die pre
cies dat aanbieden en niets meer. De gast
vrijheid der veelbeweende "ten onder gaan
de Indo's in Indonesië"!
Want men voelt de plicht om een "Adee"
te helpen :Tjalie komt in een land waar
van hij vervreemd is. Alles is duur, vinden
van logies is moeilijk "en hij heeft beslist
geen geld", dus is in mijn goeboek onder
dak en bescherming voor hem. Punt. Zulke
brieven heb ik ook gekregen van Indone
siërs, die mij "Oom" Tjalie noemen.
Begrijpt U het? Begrijpt U het ook dat
als ik in Djakarta kom en in een hotel mijn
intrek neem en niet bij een sobat op Ba-
toe Tjèpèr, Petodjo Entjlèk of Blandongan,
ik deze mensen letterlijk offendeer omdat
ik materieel gerief verkies boven vriend
schap? Terwijl ik toch eigenlijk in hun te
kort niet nog een last extra wil zijn? Zal
men ooit in Europa de diepere zin en de
onmeetbare menselijkheid begrijpen van
zo'n gekke zegswijze als: "Waar eten is
voor vijf, is ook eten voor zes"? Omdat
het immers logisch is dat waar nauwelijks
eten genoeg is voor vijf, nummer zes in
Godsnaam moet wegblijven?
Het is een verschil in levensstijl. In Eu
ropa bestaat het "éénmans-éénkamers-ge-
luk", dus het gelukkig alleen zijn in een
kamer vol tafeltjes, stoelen, krukjes, tapijt
jes, boekjes, enz. enz. In Indië bestaat het
gelukkig zijn in een lege kamer, waar dus
plaats is voor een ander mens en men des
noods elk in een deken gerold op de naakte
vloer slaapt. Omdat men zich altijd aange
wezen voelt om de hulp en bescherming op
te brengen voor een "adik" die zonder
ons vallen zou.
Diep binnenin is de Indo-familieband een
bewustheid van het "Kinderen van één Va
der zijn" al zit buitenom een nóg zo dikke
korst van "leder voor zich en God voor
ons allen".
Andere maatschappelijke bindingen mis
sen "bloed en hart". Met de technische per
fectionering kan men heel ver komen.
Maar als de maatschappij valt, valt alles.
Maar als alles valt, hebben Indo's elkaar.
Vreemd volkje! Immers ontheemd en toch
nimmer ontheemd!
De merkwaardige situatie is dus ontstaan
dat bij de beschouwing van de Indischman
in Nederland (Europa, Amerika, enz.) Tja
lie altijd onomwonden zal toegeven dat het
sociaal verbondenheidsgevoel in deze nieu
we maatschappij groter is dan bij de Indo.
En ik aarzel niet om aan te tonen (vaak on
danks de ergernis van Indo's) waar de te
korten bij ons zitten (in vergelijking met
b.v. Hollanders of Amerikanen). En dan zegt
men soms: "Tjalie behoort niet bij de In
do's. Kom in onze club!" En dan komt het
"absurde" antwoord: "Nee, want ik behoor
bij mijn familie!" Punt.
Bij dat wrakhout zonder enige samen
hang? Ja. Want er is verschil tussen klein
hout en groot hout. En er is verschil tussen
klein hout en klein hout. Maar djati behoort
bij djati, weet U. En hierbij kijk ik niet
neer op eikenhout, noch acht ik djati supe
rieur. Noch acht ik djati inferieur.
Maar vrij ruime historische kennis heeft
me geleerd dat vaak verstoten, vergeten
of "uitstervende" volksgroepen, hoe klein
ook, door "een wonderlijke speling van het
Lot" plotseling tot groot aanzien en zelfs
grote macht kan komen, zelfs tegen onmo
gelijke tegenstand in
Zo is het mogelijk dat op een goede dag
de Schepper zegt: "En nu ga ik iets in
mekaar timmeren waar ik djati voor nodig
heb. En alleen maar djati!" En dan gebeurt
het ondanks zelfs protest van djati. Wan
neer? Vraag Hem. Waarom? Vraag Hem.
Waartoe? Vraag Hem.
Maar dan zal zelfs de kleinste djati-splin
ter verkiesbaar zijn boven de grootste ei
kenhouten balk. Dan pas zal voor velen
duidelijk worden, waarom Hij vier eeuwen
geieden begon djatihout te maken (bij de
komst der Portugezen in Azië).
Wie zegt je nou, Tjalie, zal men nu sma
lend roepen, dat het niet de bedoeling van
de Schepper is, dat het djatihout uitgeroeid
zal worden? Inderdaad weet ik dat niet.
Als het zo is, zal het gebeuren. Door Hem.
Niet bij de wil van het eikenhout. Niet bij
de wil van het djatihout. Dus blijf ik me
verzetten tegen aanmaningen van het eiken
hout. Dus blijf ik mij verzetten tegen over
redingen van het djatihout om toch maar te
assimileren.
Zoals ik nu ben, doe ik niemand kwaad.
Doen geen van de 400.000 Indo's, die over
de hele wereld wonen hun samenlevingen
kwaad. Mijn geweten kan gerust zijn. En in
Tong Tong kan ik mezelf zijn met die Hol
landers, die als mijn vader begrip hebben
voor de waarde van djatihout. En impo
neert niets van het eikenhout me dat buiten
mijn bereik is.
Ook ben ik ervan overtuigd dat Tong
Tong enorm veel goeds voortbrengt, ook al
wil men niet accepteren; ook al kan men
het niet waarderen. Het zit nu eenmaal in
ons. Zoals een manggaboom altijd mang-
ga's voortbrengt, ook al lust niemand ze
en gooit iedereen er stenen naar. Ja toch?
Poekoel teroes! T.R.
6