NOGMAALS OERIP VAN HIER EN GUNDER p17^ De Omschakeling Zeer geachte meneer Ostreig, Goede vrienden van me hebben me uw stuk over Oerip toegestuurd (Tong Tong No 18). Ik dank u recht hartelijk voor de woorden, die u mijn man hebt gewijd. Over zijn jeugd in Poerworedjo heb ik kunnen opmaken, dat zelfs Tjalie daar jaloers op kan zijn. Toen we van 1936 tot medio 1938 in Poerworedjo zaten, heb ik heel wat over de kwajongens streken van mijn heer gemaal moeten aan horen; de ouden van dagen wisten dat zich nog goed te herinneren! In Mrt 1938 was er een meningsverschil gerezen tussen Mas en de toenmalige regent van Poerworedjo. Volgens de toen heersende gewoonte werd Mas naar Gombong overgeplaatst. Aange zien hij gelijk had, nam hij dat eenvoudig niet en dol van drift, vroeg hij telefonisch ontslag aan uit H.M.'s dienst. Adieu, 2de ster! "Op zo'n manier wil ik geen overste worden; een officier "springt niet voor een regent!" Kalmerende woorden van chefs en collega's hadden op hem geen uitwer king; de antipathie voor het regentenstel sel werd er alleen door vermeerderd. Mas heette oorspronkelijk Moh. Sidik. Hij blonk uit in kattekwaad, wat hem in de gekste situaties bracht en een paar keer is de waaghals als door een wonder aan de dood ontsnapt. Toen kwam het bevel van zijn grootvader af, de toenmalige pangeran van Trenggalek, dat Moh. Sidik niets anders dan Oerip moest heten. Wel geen schoon klinkende naam, was zelfs een heel gewone naam om niet te spreken van een ordinaire naam, maar het betekende: "leef" of "blijf leven! Heel veel jaren later, een paar maanden voor zijn dood, hadden we het eens over namen en hun betekenis. Waarop Mas het volgende opmerkte: "Lutjunja, dji- kalau saja sudah mati, namaku masih hi- dup". Hij kon weieens gelijk hebben! Voordat hij naar de Lagere Eur. school werd gestuurd, moest de deugniet eerst een vol jaar op een Javaanse school, waar de kinderen toen elk op een stukje tikar op de grond zaten aan kleine, lage tafeltjes. Schoonpapa wilde hem op deze manier zo'n beetje temmen. Naar uw beschrijving te oordelen heeft al deze susah geen succes gehad. Na de lagere school ging hij samen met Iskander naar de Osvia te Magelang. Schoonmama zag in haar oudste jongen reeds de toekomstige regent, mogelijk ook al de pangeran van Trenggalek. Niet lang daarna stierf schoonmoeder plotseling; op slag veranderde brandal Oerip in een stille, in zichzelf gekeerde jongen, waar niemand enige notitie van nam. Mijn vader, die des tijds taalleraar was op die Osvia, vertelde weieens van het grote verschil tussen de twee broers; de oudste stil en stug, de jongste hing de charmeur uit. Voor Mas was nu geen enkele reden meer om de Osvia helemaal af te lopen en na de eerste afdeling verdween hij geruisloos naar de militaire school in Meester-Cornelis, voor dat zijn vader of wie maar ook van de fa milie dit had kunnen verhinderen. Adieu, regententitel, waar hij altijd zo'n lak aan had! Zo is de brandal officier geworden; het zal wel in '24 of '25 zijn, dat u hem in Poerworedjo sprak. Oktober 1925 werd hij marechaussee-luitenant in Magelang. Hij bracht mijn ouders een beleefdheidsbezoek, vond mij intussen ook groter geworden en 30 Juni 1926 trouwden we. De vlegel die u zo goed kende, heeft zijn leven gebeterd de conduites, die ik te zien kreeg, luidden vrij eentonig: zeer zwijgzaam karakter, stu diezin heel goed, een goed kameraad, een zeer goed officier, zag beoordeelde nimmer te paard. (Had Mas de karbouw niet altijd een beter rijdier gevonden?) Toen ik verle den jaar voor 3 maanden in Nederland was en het land kriskras doorreisde, om oude vrienden op te zoeken, vond ik overal een bijzonder hartelijke ontvangst, zowel bij oud-collega's als bij burgervrienden, even goed bij klein als bij groot. Dat zou nooit gebeurd zijn, als Mas ook maar een ietsje minder goede naam had. Enkele bijzonderheden wou ik u graag vertellen. Bij de mobilisatie in 1940 was Mas de eerste die zich bij overste Pik meld de voor actieve dienst. Na de capitulatie kwam hij ook achter de kawat en toen be gon het hart een beetje raar te doen. Toen na 3 maanden de Indonesiërs vrij kwamen, werd hem zijn sabel met een kleine plech tigheid overhandigd. De 17e November 1948 in Jogja, hield het moede hart op te klop pen; de volgende dag werd hij op het ere- veld begraven. Op zijn verjaardag, 22 Februari 1964, werd in de militaire academie in Magelang een gedenkplaat onthuld met het opschrift: Kepingan pualam berukirkan satera kentjana ini dipersembahkan sebagai pahala kenan- gan chidmat kepada almarhum bapak Djen- deral Oerip Soemohardjo, seorang putra In donesia, jang mengagungkan karja daripa- da kata; jang mengutamakan dharma daripa- da minta. Dirgahaju! Semoga tetap hidup namanja. Ungkapan kain selubung oleh sang isteri, Rohmah Soebroto. Kerstochtend, 25 December van hetzelfde jaar, mocht ik het bijzondere geschenk van de H. Vader Paus Paulus VI in ontvangst nemen: een kelk voor het R.K. kerkje op het terrein van de mil. ac. In de voet is gegraveerd: Paulus VI, P.M. In memoriam Ducis Militum Benedicti Oerip Soemohardjo Pro aede Sacra Academiae Militaris Indo- nesiae. D.D. Anno MCMLXIV. Dit is voornamelijk het werk geweest van Monseigneur Valenbergh. Raden Ajoe Oerip Soemohardjo-Soebroto Djakarta. Naar aanleiding van Uw ideënbus op de Pasar Malam wilde ik U gaarne het volgen de schrijven. Evenals Uw tijdschrift "Tong Tong" is m.i. ook de Pasar Malam teveel gericht op het oude, de tempoe doeloe. Het bewaren van oude herinneringen, hoe t éénmaal was, is iets schoons en spreekt de oude, uitstervende generatie aan en het kan voor de opkomende generatie iets zeer waardevol en bizonder leerzaam zijn, doch U bereikt de jonge generatie er niet mede. Daartoe zou de blik veel meer op de toekomst gericht moeten worden, op de jeugd en op de dragers van de komende tijd. Eens komt toch de tijd dat het Westen zijn hulp en steun zal moeten aanbieden aan het Oosten en daartoe is een genera tie voorbestemd, die doordrongen is van de grote verschillen zowel psychische als culturele tussen beide volkengroepen. De kennis van brede lagen der bevolking in het Westen omtrent het Oosten (ik laat Afri ka buiten beschouwing) is, op z'n zachtst gezegd aller treurigst. Niet alleen "the man in the street maar ook door leidinggeven de mensen in onze westerse samenleving hoort men spreken van "de zwartjes in de Oost" als lui en onbetrouwbaar en zulk fraais meer. leder begrijpen is zoek en maar al te veel wordt Kipling geciteerd als basis. Men vraagt zich af waartoe het moet leiden wanneer eens Nederland, toch door oude banden aan Indonesië gebonden, ge roepen wordt om hulp te bieden aan de op bouw van het enorme rijk en dit wel op de basis van naastenliefde en wederzijdse waardering en begrip voor het 'anders-zijn'. Hiertoe moet een Westerse jeugd van de grond af opgevoed en geleid worden. Er ligt een enorm arbeidsveld braak en wie zou daartoe op de eerste plaats geroepen zijn op de tong tong te slaan? Ik ben ervan overtuigd dat Tjalie Robin son en zijn staf hier baanbrekend werk zou kunnen verrichten. Werk onder de op komende generatie, trek deskundigen aan, zowel geleerden als mensen van de oude practijk. Laat de rijkbegaafde Indo's spre ken, zij toch hebben inblik in de psyche van Oost en West, orienteer U op dit ge bied op het internationale vlak en houdt steeds voor ogen dat de jeugd de toekomst heeft en deze oude generatie van 'Indi- schen' de plicht heeft om de grondslag te leggen voor de grote verantwoordelijke ta ken, welke eens door de komende generatie zullen moeten worden uitgevoerd. Is dit ook niet het streven van onze Kroonprinses Beatrix? Wanneer "Branie" geen ijdele leus is, dan zie ik voor Tong Tong een grootse taak weggelegd en de Pasar Malam uitgegroeid tot een hoogtijdag waar Oost en West el kaar ontmoeten, waaruit vriendschappen kunnen groeien tussen oud en jong van Oost en West. Het bovenstaande zij U in overweging gegeven; hier kan iets groots worden ver richt. WM. VAN DER GAAUW Antwoord: zie artikel Zevende Pasar Malam op pag. 11.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 3