DE „RAKJAT" oooooooooooooooooooooooooooo o 9 9 oooooooooooooooooooooooooooo Vervolg van pag. 7 strijd om Irian is voortgezet tot het uiter ste. Men vergeet ook dat de "musjawara dan vaak al jaren en jaren aan de gang geweest is. En van haat tegen deze onver- zoenlijken is geen sprake! Ook zal men zich afvragen waarom de socialisten het schijnbaar verbruid hebben in Indonesië. Alhoewel ik nergens een di rect antwoord heb kunnen krijgen op dit "waarom?", meen ik toch vanuit de gedach te van de "persaudaraan" deze houding te begrijpen. Als onvermoeibaar kampioen voor de loontrekker contra de werkgever, van de "have not" contra de "have", on derhoudt het socialisme a.h.w. automatisch 'n conflictspositie, die 't nieuwe Indonesië doodeenvoudig buiten de deur gezet heeft. Men kan niet toestaan dat voor welk (even tueel uiteindelijk goed) doel ook broeders tegenover elkaar worden gezet. Waar "go- tong-rojong" is, waar "toeloeng menoe- loeng" is, en vooral daar waar "ber- diri di atas kaki sendiri" beginselen zijn, daar kan geen enkele conflicts positie worden toegestaan. Het is net zo absurd als vleeseten door een vegetariër of liegen in de kerk. Van openlijke afkeu ring van het socialisme is nochtans in In donesië geen sprake. Een ieder is vrij om te denken wat hij wil, maar zodra wie dan ook tot acties overgaat die strijdig zijn met de beginselen van de Revolutie, "houdt de gemoedelijkheid op" en wordt een onver biddelijk "neen" uitgesproken en uitge voerd. Dit geldt overigens voor alle terreinen, waarop men "beginselvreemde" ideeën of gedragingen ontwikkelt. Hoe absurd het misschien velen in de oren mag klinken, Indonesië zoekt deze "persaudaraan" met de hele wereld, dus ook op interpolitiek terrein, en het verlangen van Indonesië is hier absoluut integer, hoe dwars het ook vaak tegen onze gevoelens van broeder schap in schijnt te gaan. Wij hebben er in het Westen ook geen idee van hoe vele onschuldige en goedbe doelde opinies en gedragingen van ons de Indonesiër kwetsen, zoals b.v. het spreken over "achtergebleven" volken, "underde veloped people". Men heeft een hekel aan de patroniserende houding die in het wes ten vaak aangenomen wordt van: "Wij zul len jullie wel effentjes leren..." "Jullie hebben geen geld en wij wel, dus wij zullen jullie wel zus en zoveel lenen..." (en dan komen meestal "logisch" terugbetalingscondities die zo keihard zijn, dat men zich afvraagt: O O Wilt U s.v.p. bij al Uw betalingen o (girostortingen en postwissels) o steeds vermelden waar deze voor o bestemd zijn, dus abonnement, boek- o q je (de titel), advertentie, etc. O Dat bespaart veel tijd en onnodig g O heen en weer geschrijf. 0 O O o DE ADMINISTRATIE O "Maar waar is dan de beloofde broeder schap?"). Men realisere zich goed dat in "de grote familie" van het Indonesische volk geleend wordt op goed vertrouwen, dus niet op contract. Zoiets heet in Europa "a fond perdu" (je kan practisch zeker naar je centen fluiten). Tenzij men onder werkelijke broeders is. Men wacht "sabar" tot de le ner geld gemaakt heeft en dan betaalt de ze ook letterlijk dubbel en dwars terug (dus geen gezanik over rente-percentages). Ba sis is hier de onderlinge mensenkennis en het "noblesse oblige". In de Indo-maat schappij komt het ook veel voor. Men krijgt t.z.t. zijn geld terug. Of nooit. En dan heeft men zich in de lener vergist of "het nood lot heeft anders gewild". En dan kan men kwaad zijn of berusten, maar er komen geen rechtszaken van. Kan de westerling dit ooit begrijpen? Dit heeft immers ook niets te maken met "pienter" of "stom" speculeren. Ik nam van het volgende geval kennis. De eigenaar van een "Las, Ketok, Duco"- bengkel (ketok uitkloppen) had zijn huis baas in geen maanden de huur kunnen be talen. De huisbaas vroeg er ook niet om. Beiden kenden elkander goed en spraken elkander geregeld. De huisbaas kwam zo doende te weten dat de mecanicien er veel beter voor zou staan, als hij kon beschik ken over een bepaalde apparatuur, waar voor hij echter geen geld had. De huisbaas nu leende de bengkel-man het geld voor deze aankoop bovenop de huurschuld die hij reeds had. De zaken gingen inderdaad beter zodat huurschuld en nieuwe schuld royaal konden worden terugbetaald. Er werd geen schuldbekentenis opgemaakt. Zoiets kan uiteraard alleen gebeuren, als men elkander goed kent. Daarom wor den in Indonesië vele contacten ook niet gelegd op kantoor, maar thuis, in de fami liekring, waar men elkander beter als mens leert kennen. Wederom: Niemand hoeft het met deze Inzichten eens te zijn; ik vertel slechts wat Ik waargenomen heb. Misschien kunnen we er op de een of andere manier toch wel ons voordeel mee doen. En als we het niet kun nen en zij ook niet, dan weten we waar onze scheidingsmuur staat en hoe dik zij Is... En zeker is niet nu al bewezen dat Indo nesië het in al zijn inzichten aan het rechte eind heeft; dat zal dan eventueel wel later blijken. Maar NU is dit de geest van de Indonesische revolutie en met dit NU heb ben wij rekening te houden als wij NU een juiste houding t.o.v. deze jonge natie wil len bepalen. Er zit nog een andere merkwaardige, maar belangrijke zijde aan de Indonesische Rakjat, die wij niet voldoende realiseren. Als wij bij dit woord Rakjat aan de een voudiger klassen denken, dan zullen wij bij een onderzoek merken dat de overeen komst met de lagere Europese volksklas sen niet opgaat, als wij denken aan de westerse combinatie van landarbeiders en industrie-arbeiders, gesymboliseerd dus door de hamer en de sikkel. Want de landarbeider is in Indonesië een volmaakt andere figuur dan in Europa. Het is goed even te herinneren aan Soekarno's "ontdekking" van de landarbeider. In zijn jonge opstandige jaren wandelde Soekar- no eens in de oedik rond en raakte in ge sprek met een tani, zo'n half naakte, zwart geblakerde vent met een tjapil op en een patjol over de schouder, weetuwel? Wat wij vanuit Europa zouden betitelen als een zie lige slaaf van armoede en harde arbeid. In dat gesprek ontdekte Soekarno (die eigenlijk als scholier en student een echt stadsmens was) dat deze "zielige figuur" het absolute tegendeel was van wat zijn uiterlijk en de publieke stadopinie deden veronderstellen. Deze man was "a gentle man in his own right". Hij had zijn eigen stukje land waarmee hij deed wat hij wou, waar hij naar eigen inzcht verbouwde wat hij veronderstelde dat de markt vragen zou, waarvan hij de opbrengst verkocht naar de prijs, die hijzelf vaststelde zoals hij wou. Op deze grond kon hij zich dood wer ken als hij wou en zich dood luieren als hij wou. Hij mocht er zijn huisje bouwen zoals hij wou of leven in een krot als hij wou. De enige vorm van verplichting tegen over zijn maatschappij was de padjak die hij moest opbrengen en de "familie-horig heid" aan zijn desa. Punt. Hij hoefde met niemand te strijden voor zijn recht, hij maakte zijn eigen recht. Had hij succes, dan werd hij een welgesteld man en kocht meer grond. Of hij verdobbelde alles en wat ging dat de wereld aan? De voor zijn leeftijd enorm gestudeerde Soekarno was door dit gesprek zeer onder de indruk. "Hoe heet je?" vroeg hij de man bij het afscheid. "Marhaen", zei de man. En op dit moment was het Marhaenisme ge boren, dat in later jaren het specifiek Indo nesische tegenwicht zou worden voor alle westerse ideeën die tot dan toe Soekar no's vrijheidsidealen vorm gaven. Het woord Marhaenisme wordt nu weinig meer gehoord, maar de enorme invloed er van op de diverse politieke en sociale idee ën van westerse oorsprong, is duidelijk. Had Soekarno Marhaen nooit ontmoet, de huidige politieke en sociale verhoudingen in Indonesië zouden identiek geweest zijn aan de Europese met b.v. eindeloze eisen om loonsverhogingen die Indonesië binnen een jaar definitief naar de kelder geholpen zouden hebben. Nu eist de loontrekker naar het voorbeeld van Marhaen niets, maar werkt harder of eet minder zonder klagen. De kleine bur ger in Indonesië kan gemeten worden met zijn buikriem, die bekende brede riem met opgestikte beurzen weetuwel? Als hij tekort heeft, haalt hij de riem aan en kankert niet. Als hij het breed heeft, zijn de beurzen dik gevuld en denkt hij aan broeders die de buikriem aanhalen. Maar hij staat als Mar- naen voorheen op zijn eigen benen en maakt zijn eigen lot. Met God. T.R. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 8