Tamarkan
I
II
Een grappig incident in Siam
De Tamarkan-brug, voor de Jap een stra
tegisch punt omdat zij de terugtrekking der
Japanse troepen uit Birma mogelijk maakte,
werd in totaal zeven keer gebombardeerd
Het krijgsgevangenenkamp - 2000 man
voormalig KNIL, Australiërs, Engelsen en
Amerikanen - lag er niet bepaald gunstig,
slechts 100 meter van de brug vandaan en
bovendien omringd door het Japanse af
weergeschut, zodat wij hoe dan ook altijd
in de verdrukking kwamen.
Het ergste bombardement herinner ik mij
nog als de dag van gisteren, omdat de ge
allieerden toen een nieuw soort projectiel
introduceerden. We hoorden ze komen om
vier uur in de middag. "Vliegtuigen", flitste
het door onze hoofden. Wij renden de ba
rak uit, naar de loopgraven die wij in de
pisangtuinen bij ons kamp hadden aange
legd. De zieken en zij, die minder snel ter
been waren, zochten hun heil in de loop
graven rond de barakken.
We waren doodsbenauwd, want we had
den de uitwerking der "duizend-ponders"
leren kennen. Nog benauwder waren de
Jappen die ons moesten bewaken. Aange
zien ze de kans liepen in hun eigen kamp te
worden gebombardeerd, schroomden ze
niet zich bij de krijgsgevangenen in veilig
heid te stellen. Zo voelde ik die middag
een zware klap op mijn rug, en werkelijk
dacht ik al dat ik in een ijler gedaante op
weg was naar het grote Onbekende achter
die koepel van blauw boven ons omdat
zo'n duizend-ponder pardoes op mij geval
len was, toen ik ontdekte dat het slechts
onze bewaker was, een heel dikke kerel
die zich met volle uitrusting in mijn loop
graaf had laten vallen. Mijn ruggegraat leek
wel gebroken. Ik heb het op die bewuste
dag niet gevoeld, maar wel gedurende een
week daarna.
Plotseling waren de B-29 bommenwerpers
er, zeven in getal. Wij maakten ons zo klein
mogelijk en keken over de rand van de
loopgraaf naar het noodlot, dat boven ons
zijn gang ging. Op hetzelfde ogenblik dat
de Japanse luchtafweer begon te blaffen,
zag ik uit de toestellen die ronde dingen
naar beneden komen, projectielen die ik
nog nooit had gezien. Het was of de wereld
vergingl Wij werden in de loopgraven door
elkaar gesmeten. De stukken hout en ijzer,
kalistenen, losgerukte boompjes zeilden
door de lucht.
Het was een hel van modder, zand en wa
ter; een cacaphonie van geluiden met een
Vervolg van pag. 11
"Kan ik niet wat voor jou persoonlijk
doen, Martha? Boewat Martha sendiri?" Ze
schudt het hoofd en denkt na "Ja misschien
toch wel. Probeer de vader van Diana te
vinden. Hij heet Davidson. Hij woont in
Mexico of Amerika of zo. Hij hoeft niet
terug te komen en ik hoef er ook niet
heen. Maar hij moet weten dat zijn dochter
een mooie, flinke meid is. Dat zal hem be
slist goed doen. Gaat U mee met Diana
kennis maken?"
En toen ben ik meegegaan. T.R.
ondertoon in mineur en een heel zware bas.
De bommen bleven vallen. Ik geloof dat ze
nog vielen, toen we reeds geheel versuft
gezeten op onze hurken, alles over ons
heen lieten gaan, kapotgebeukt, murw.
De brug was aan diggelen. Erger was
dat één van de "near-misses" in ons kamp
terecht gekomen was. De jongens in de
loopgraven daér waren op slag levend be
graven. IJlings werden reddingsploegen sa
mengesteld, doch voor veertien trouwe wa
penbroeders mocht de hulp niet meer ba
ten. Hun geest zal in ons, krijgsgevange
nen van het Tamarkankamp, eeuwig blijven
voortleven! W. POURCHEZ.
Voor de zoveelste maal hadden de gealli
eerde Liberators de grote Tamarkan-brug
in de prak gegooid. We stonden weer eens
aangetreden om geteld te worden vóór de
terugkeer naar kamp Chunkay, dat we om
vijf uur in de ochtend hadden verlaten. Het
was inmiddels zes uur 's avonds geworden,
en al die tijd had onze sectie van 33 man
barang van de trein op de ene oever ver
sjouwt naar de trein op de andere oever en
omgekeerd, dat alles via een smal loop
bruggetje van en naar een paar Japanse
genieboten die als ponten op en neer voe
ren.
Er werd veel achterover gedrukt. Arti
kelen waar we een geweldig têkort aan
hadden, zoals suiker, katjang idjo, gedroog-
Het volgende gebeurde ergens in Siam,
in een krijgsgevangenenkamp. Eén van de
grote problemen in die dagen was de kle
ding. Na drie jaar kamp droegen Hollandse,
Engelse en Australische soldaten de
vreemdste uniformen die men ooit in een
leger heeft gezien, namelijk een uniform van
lappen en vodden!
Toentertijd was er slechts één ding van
belang: de spoorweg! De spoorweg eiste
alles: je tijd, je gezondheid en heel vaak
ook je leven. Kleding was minder belangrijk.
Op zekere dag nu, schilderde 'n Engels
man op zijn broek, of liever op het vod
dat eens zijn broek was, de woorden: Het
zal niet lang meer duren (It won't be long
now). Deze woorden konden natuurlijk twee
betekenissen hebben: óf de broek ging z'n
einde tegemoet, óf de oorlog ging z'n einde
tegemoet. Hoe dan ook, ieder vond het een
zeer geslaagde grap.
Een Japans soldaat echter, zag de En
gelsman met de beschilderde broek. Of
schoon hij niet precies wist wat de woor
den betekenden, vermoedde hij dat zij één
of andere staatsgevaarlijke boodschap in
hielden: een boodschap aan de andere ge
vangenen misschien; een bericht over de
oorlog, dat over een radio moest zijn op
gevangen; er moest dus een radio in het
kamp zijn; hier was het radiobericht, ge-
de visjes, eendeneieren, ting-ting, tot zelfs
driehoeksverbanden, scharen, injectie-spuit
jes, Red Buil sigaretten, enz. leder van
ons had zo'n Engelse broodtas, waar de
buit tersluiks in verdween. Telkens als we
weer wat hadden georganiseerd, deponeer
den we onze tas in de sloot langs de
spoorbaan, uiteraard met de bedoeling de
tas bij het naar huis gaan weer op te halen.
Die dag hadden ze ons wél in de gaten,
de Jappen! Toen wij kort voor het aantreden
onze tassen wilden ophalen, konden we er
niet bij. Een (in onze ogen) levensgrote
Jap stond bij onze spullen op wacht en
joeg een ieder terstond weer weg.
Zeer ongerust begonnen we de telling:
letch, nie, san, si, go, ruk, sitch, hatch,
quie, djoe, waarna we in spanning het ver
dere gebeuren afwachtten.
Dat liet overigens niet lang op zich wachten.
De dienstdoende onderofficier wandelde
naar de wacht bij de sloot, ze mompelden
iets en lachten wat. De soldaat bukte zich
en raapte één der tassen op om hem ver
volgens aan zijn meerdere te overhandigen.
Deze hief de tas in de hoogte en riep de
eigenaar op. In ruil voor een fikse mep
kwam de tas dan weer in diens bezit.
We kregen allemaal onze beurt: tas, ke-
tok; tas, geboek; weer 'n tas, ngjèng! Piët-
te, tuinemployé HVA-Djatiroto, gemakshalve
léh genoemd, stond vóór me in het gelid.
Toen hij aan de beurt was, draaide hij zich
vertwijfeld naar me om: "Maus mijn tas!
Hoe deze, mijn bril?" "Oedè léh", zei ik,
"Geef maar hier jouw bril". Zonder bril
meldde hij zich voor zijn tas. En week daar
na kleurde zijn oog zich pas van blauw naar
geel en vies-bruin. Maar zijn gedroogde
inktvisjes hebben wat lekker gesmaakt!
MAUS
schilderd op de broek van een Engelsman!!
"Hé, jij!" blafte hij. Het volgende moment
greep hij de Engelsman bij de arm, draai
de hem rond, en wees op de beschilderde
broek onder het uiten van een stroom van
Japanse woorden en klanken. Nu is de Ja
panse taal heel moeilijk te verstaan. De
Engelsman kon er tenminste geen wijs uit.
Hij blééf "okay" zeggen. En telkens ant
woordde de Jap daarop met de woorden
"no good", en een vloed van Japanse keel
klanken, gevolgd door het onvermijdelijke
pak slaag. Het eeuwige misverstand!
Tenslotte daagde een Japanse sergeant
majoor op. Deze man sprak Engels, en in
formeerde naar wat er aan de hand was.
De Engelsman legde uit: U kunt toch zelf
zien, dat mijn broek het niet lang meer zal
maken?"
De sergeant-majoor bleek niet één van de
slechtste. Glimlachend zei hij: "Engels grap
je heel goed grapje - Engels grapje heel
gevaarlijk grapje - jij naar de rivier - jij
wast grapje eruit!"
12