TONGGERETS
OOK ZIJ WAREN HELDEN
door Millie de Jonge en Rob Dessauvagie
Na de val van Singapore, op Zondag 15
februari, begonnen de Jappen hun luchtaan
vallen op Indische doelen en steden te in
tensiveren en bijna dagelijks loeiden de
sirenen met hun luguber geluid. Op een der
laatste februaridagen vlogen 48 Japanse
bommenwerpers, begeleid door bliksem
snelle Navy-O's boven Soerabaia. Het ge
dreun van inslaande bommen vervulde de
lucht. 'Paatje Hutten', het hoofd van de
L.B.D., diens rechterhand en ik zaten, met
een zestigtal jongens tussen de 16 en 18
jaar, in de voorkamer van het kantoor der
L.B.D., gelegen op Kaliasin. Wij hadden de
jongens bij het begin van het luchtalarm
signaal naar de schuilkelders gezonden,
maar zij hadden dat, ter voorkoming van
onnodig oponthoud, geweigerd. Zij zouden
die middag per sneltrein naar hun verschil
lende standplaatsen reizen, waarvoor ik hen
de benodigde voorschotten moest verstrek
ken. Deze jongens waren bestemd voor af
lossing van de ploeg radiotelefonisten. Naar
later bleek, zou het de laatste ploeg zijn.
Wat er in de jongens omging op dat mo
ment, kan ik moeilijk raden, maar allen
hadden ze een verbeten, vastberaden trek
om de mond. Met hen waren wij er getuigen
van, hoe vlakbij - op nog geen 400 meter
- een bom insloeg in de school met de
Bijbel, en in de kampong, vlak achter het
Jongensweeshuis. De hel was losgebarsten,
overal sloegen de bommen in, immense
rookmassa's kolkten hemelwaarts.
Direct na het all-clear-signaal vertrokken
de jongens naar hun bestemmingen. Onder
die jongens, van allerlei standen en ras
sen, bevond zich ook een Chinese 'teen
ager', zoon van een rijke Soerabajase fa
milie. Hij moest met zijn ploeggenoot naar
Lasem en zijn vader stond hem daarvoor
zijn Buick met een chauffeur af.
Alle jongens moesten na afloop van hun
wachtdienst hun rapporten bij mij inleveren.
Uit veiligheidsoverwegingen voor de jon
gens zelf, heb ik al die rapporten moeten
vernietigen. Ik weet dus thans ook de na
men dier jongens niet meer. Ik twijfel er
echter niet aan, of onder de huidige eer
zame huisvaders, moeten zich er nog en
kele bevinden. Na die gedenkwaardige zon
dag kwamen druppelsgewijs de berichten
binnen, tot ik, op 22 april '42, tezamen met
de andere ambtenaren in Boeboetan werd
opgesloten. Hier volgt het rapport van de
bovenbedoelde Lasem ploeg: 'Direct na hun
aankomst werd door de luchtwachtposten
gemeld, dat een aangeschoten vliegtuig de
kust trachtte te bereiken. Het rokende
vliegtuig kwam, naar het scheen, recht op
de tent van de jongens af, die snel dekking
zochten. Met een daverende slag boorde
het toestel zich in de modder van een pas-
geploegde en bevloeide sawah. Tot geluk
van de zwaargewonde piloot, brak echter
geen brand uit. Zo snel ze konden schoten
de jongens te hulp, om samen met de toe
gestroomde dessa bevolking de gewonde
officier uit het wrak te bevrijden. Na een
korte bespreking met het bestuursapparaat,
werd besloten, dat de officier naar het Mi
litair Hospitaal te Semarang zou worden
vervoerd, waarvoor zich twee vrijwilligers
meldden. De heenreis was voorspoedig, zo
dat al gauw de terugreis naar Lasem kon
worden aangevangen.
Deze keer bleek het minder eenvoudig te
gaan. Op een eenzaam gedeelte van de
weg voorbij Djoewana, aan het begin van
een djatibos, werden ze door een groep
mensen aangehouden. De weg was geblok
keerd door kris en kras geplaatste tjikars,
waarachter rampokkers het verkeer stonden
op te wachten. Door grote tegenwoordig
heid van geest van de chauffeur, die snel
de situatie overzag gelukte het de jongens,
hotsend en botsend over galangans (dijk
jes) en gebombardeerd met stenen en stok
ken door de teleurgestelde rampokkers,
weer veilig de grote weg te bereiken, zij
het, dat de chauffeur, door een versplin
terde voorruit een hevig bloedende wond
boven het oog had opgelopen.
Tragischer was het rapport van de Toe-
banploeg. Zoals de instructie voor de radio
telefonisten luidde, moest bij de eerste
landingen van de Japanners de tent en de
gehele apparatuur met benzine worden o-
vergoten en in brand gestoken. Dit bevel
werd dan ook door de ploeg ten uitvoer
gebracht, hetgeen echter door de bevol
king als een spionnagedaad werd begre
pen, zodat de jongens hals over kop moes
ten vluchten. Zij werden evenwel gegrepen
en aan de bestuursautoriteiten overgeleverd
die hen, na inzage van hun papieren weer
op vrije voeten stelden. Dit oponthoud werd
hen echter noodlottig. Inmiddels waren er
nl. reeds zoveel Japanners geland, dat ze
als het ware de vijand recht in de armen
liepen. Van de papieren, die de jongens
ter inzage aan de Japanse officieren over
handigden, begrepen deze niets. De jon
gens werden dus in een vrachtauto geladen
en met de troep mee Zuidwaarts gevoerd.
Daar werden de jongens aan een djatiboom
Naar aanleiding van mijn artikeltje
'Zij gaven hun leven ook voor jou',
in de tienerkrant van 1 mei, zond een
der oudere lezers ons bijgaand ver
slag van wat jonge mensen tijdens
de Japanse invasie in Indië deden
om hun land te dienen en hun mede
mensen te redden. Ook dit waren
jonge HELDEN. Voor hen werd geen
monument opgericht, het verloop van
de geschiedenis heeft hen, met zo
vele anderen die in Indië gevallen
zijn, in vergetelheid doen raken.
Ik heb het verslag, door gebrek aan
ruimte, helaas moeten bekorten.
Toch zullen jullie, het aandachtig le
zend, een inzicht krijgen in wat ook
deze jonge mensen voor jullie offer
den. Laten we het NOOIT vergeten.
MILLIE
gebonden en verhoord. Een kortaangebon
den officier van de beruchte Koreaanse
stoottroepen nam een soort verhoor af.
Maar aangezien er geen tolk was, die de
beide partijen kon verstaan, nam na enkele
ogenblikken de officier zijn revolver. De
jongens werden zonder verdere vorm van
proces neergeschoten en opgehangen.
Enkele andere jongens van dezelfde ploeg,
die zo gelukkig waren geweest de Jappen
te ontlopen werden op hun vlucht door de
woedende bevolking voor rampokkers aan
gezien en neergeknuppeld. Zo kwamen dag
na dag de tragische rapporten binnen. Ook
twee radiotelefonisten van de 'Sf. Oemboel-
ploeg' werden bij het uitoefenen van hun
plicht ter plaatse neergeschoten. Zo zou ik
verder kunnen gaan met het lijdensverhaal
van deze laatste aflossingsploegen. Laat
het echter voldoende zijn te vermelden,
dat slechts de helft van deze ploeg is te
ruggekeerd. Maar niet alleen vele jongens
hebben zich in die dagen heldhaftig ge
dragen, ook onder de meisjes-tieners tel
den we heldinnen. Misschien kan ik daar
over later meer vertellen.
W. F. W. SCHARDIJN
Zoals beloofd: The Deejays.
Ik beloofde het in het vorige nummer van
Tong Tong, dus hier gaan we!
De Engelse beatgroep The Deejays opereert
niet vanuit Engeland maar vanuit Stock
holm! Een typisch verschijnsel maar de
Scandinavische markt is voor deze knapen
dermate aantrekkelijk gebleken dat ze nu
(na eerst in een flat in de stad gewoond te
hebben die na korte tijd door horden fans
volkomen geruïneerd was) in een mooie
villa buiten de stad wonen.
Zowel in Zweden als in die landen waar hun
Zweedse platenopnamen verkocht worden
zijn The Deejays sinds hun eerste opname
van "Long tall shorty" een "bestseller". Zij
worden, zoals ik vorige maal reeds vertelde,
gemanaged (om dit fraaie hollandse woord
te gebruiken) door Carola Lundström, één
van de internationaal werkende managers
die ook achter het lanceren van The Spot-
nicks stonden. Mrs. Lundström heeft de
naam te weten wat succes gaat hebben en
dat heeft zij de laatste jaren aardig bewe
zen. In Finland werden de Deejays min of
meer van het toneel afgedrongen door en
thousiaste fans en moesten zich een half
uur in de kleedkamers terugtrekken alvo
rens zij hun show konden vervolgen. Ik kan
jullie - voordat ik overga tot de bezetting
van de groep - nog vertellen dat op 12 au
gustus TV-opnamen van The Deejays zijn
gemaakt door de NCRV die later uitgezon
den zullen worden. Let er maar vast op.
Zanger: John Murrays - geboren in Walsall
op 16/2-1943. John studeerde op de Royal
Academy of Dramatic Art - Tommy bezocht
ook de USA voor een jaar muziekstudie. Hij
speelde, voordat hij bij The Deejays kwam,
19