Vervolg van pag. 8 Hoe ontdekt men leiders? Door in zijn kennissenkring rond te kijken. Net zoals in Confuciaans China dus, waar men de gouverneurs in de kringen van familie en vrienden zocht. Opent dit automatisch de deur voor nepotisme? Geen haar minder of meer dan in het keuzestelsel van de wes terse democratieën. Waar sprake is van "droit de naissance", maken over het algemeen de families, waar men door traditie en huwelijkskeuze een zekere kwaliteit heeft weten te handhaven, de beste kansen. Dus b.v. de oude adel. Vele namen uit de ons bekende regenten geslachten vinden we nu dus nog steeds in de leidende functies, maar zelden of nooit een klinkende naam zonder kwaliteit. Noch tans is van een voortleven van een oud feodalisme geen sprake, noch van enig Ja- vanisme. Wie een beetje meer kennis heeft van de Indonesische maatschappij, zal mer ken dat zulke aristocratische geslachten en namen ook bestaan onder Soendanezen, Menadonezen, Maleiers, Minangkabauers,. enz. enz. Dat Javanen verhoudingsgewijs meer plaatsen innemen in gezagsfuncties, komt niet omdat zij numeriek overwegen, maar omdat het Javaanse volk altijd goede gouverneurs heeft voortgebracht. Het bestu ren zit de Javaan zogezegd in het bloed, zo als aan de andere kant Soendanezen in de agricultuur domineren, Minangkabauers in de handel, Menadonezen plantage-mensen zijn (eeuwenoude bezitters van grote klapper tuinen, enz.), Ambonnezen perfecte ambte naren opleveren en zo meer. Indonesië smeedt nu zijn eigen eenheid door het zoeken naar de ideale "legering" van het metaal van zijn totale aard en waar door de leiding komt te berusten bij een top van harmonisch samenwerkende supe- rioriteiten, niet door partij-stemming, niet door feodalisme, niet door numerieke "soe- koemeerderheden", maar door natuur en be stemming. In dit jonge stadium van ontwik keling gaat zeker niet alles voortreffelijk, een vaste maatstaf voor feilloze beoorde ling ontbreekt nog en men wordt gehinderd door talloze (vaak door het buitenland aan gewakkerde) antagonismen en controversen maar de nieuwe lijn wordt ontegenzeggelijk met de dag duidelijker. Bewijzen? Ik zou ze bij tientallen kunnen noemen (en U zou ze misschien niet eens begrijpen of waarderen), maar in Indonesië zou U het direct merken. Ik zal proberen er een paar te noemen op divers terrein: In een gesprek met een zeer belangrijke machtsfiguur, een Javaan, toen we op visi te waren bij een gemeenschappelijke ken nis, had ik het over mijn tijd in Kaliman- tan (Borneo), waar ik een Dajaks bestuurs ambtenaar had leren waarderen, Tjilik Riwut. "Tjilik Riwut!", riep hij uit, "ik ken hem, al thans ik heb veel over hem gehoord. Zó'n kerel! (duim op), een knap en integer be stuursman! Indonesië mag veel van hem verwachten!" Zo sprak dus een Javaan over een niet- Javaan die hij niet eens kende. Kalimantan is op geen stukken na een "achtergebleven Spakenburg", evenmin als welke verste uit hoek van Indonesië ook. Men weet in Dja karta wat daar omgaat. Want Djakarta, ja heel Indonesië, zoekt ik zou haast zeggen koortsachtig naar leiders. Toen ik voor een bepaalde affaire contact had met de politie in Tjimanggis, maakte ik kennis met de "posthuiscommandant" van dit gehucht, een typische "volksjongen", iet wat harkerig en langzaam, maar strict me thodisch, zo ongeveer als de oude kodde beier in Holland die aan zijn potloodje lik kend zijn verbaaltje schrijft, dat ondanks taalfouten klopt als een bus. Daarna maakte ik kennis met zijn supe rieur, de districtscommissaris van Tjibinong. We stoorden hem in zijn middagrust en hij ontving ons in zijn kimono en nochtans zag je in deze man in één oogopslag de man van eruditie, van goede komaf, "every inch a gentleman". Bij kopjes koffie, ketimoes en pisang goreng (in Indonesië worden al tijd en overal versnaperingen geoffreerd) ontwikkelde zich een gesprek in drie talen: Indonesisch, Nederlands en Soendanees. In de houding van de posthuiscommandant van Tjimanggis tegenover zijn chef van Tji binong was niet alleen het "normale" res pect te merken voor een meerdere in rang, maar ook voor een meerdere in intelligentie en "standing". Dit vind je in Indonesië overal, de "hormat" voor "naissance". Nochtans vind je stan ding niet alleen in de bovenlagen en de kleine man alleen maar onderaan. Op diver se kantoren en in gezelschappen heb ik kennis gemaakt met jonge "gentlemen", keurig gekleed, met opvallend goede om gangsmanieren en toch gemoedelijk om gaand met zijn eenvoudiger collega's. Hier wordt bibit voor de top practisch geschoold. "Par droit de naissance" kan men echter ook een uitstekend handelsman, organisator of bestuurder of fabricagechef zijn, al komt men niet uit een feodaal geslacht. Zulke mensen krijgen de plaats toch ook wel die hen in de top toekomt. Het duidelijkste voorbeeld is Soekarno zelf en wie in zijn kring van naaste helpers rondkijkt, vindt bevestiging te over. Overigens is het be kleden van staatsfuncties in het geheel geen benijdenswaardige zaak, omdat deze figuren doorgaans onderbetaald zijn. Men kan veel voordeliger "Swasta" (particulier) zijn! In de Indonesische maatschappij zit "ting- gih" en "sederhana" broederlijk dooreenge vlochten in alle lagen, maar hormat wordt opgebracht voor wie hormat toekomt. Het heerschap bestaat niet, noch het knecht schap. De driehoek van de Indonesische democratie zal nooit worden prijsgegeven voor welk politiek patroon ook. Daarvoor hebben de geboren leiders te veel "no blesse oblige" en de geleiden te veel na tuurlijke eerbied voor hun superieuren. Het patroon in deze driehoek is onmeetbaar, is niet te "organiseren en te methodiseren". Het zorgt voor eigen stabiliteit. Indonesië kan door buitenlandse "adviseurs" alleen worden geholpen als zij deze stabiliteit wil len helpen zoeken, niet door injecties van vreemde indoctrinaties (hoe idealistisch ook). Alle toeschouwers, die de Indonesische politiek begrijpelijk hebben willen voorstel len door vergelijkingen met Europese poli tiek, missen hun doel. Er is slechts één sleutel tot het begrijpen van de Euro-Indo nesische politiek en dat is de Rakjat. Ont daan van alle politiek en culturele "defini ties" vanuit het Westen, maar de Rakjat zoals de besten van ons hun leven lang ge kend hebben. Een hernieuwde kennismaking ook door U, lezer, zou ook zonder Tong Tong of Tjalie Uw blik op de Indonesische maatschappij enorm verhelderen. T.R. Een beeld van alle landen, waar treinen rijden; kinderen die komen kijken naar de machtige loco- motief die straks voorbij komt en wuiven naar passagiers. En dromen van verre reizen die ze straks zeif zullen maken. Op de achtergrond het inladen van stenen en steenslag. Vlak achter die pagger daalt men af naar de rivierbedding, waar de steenbedden zijn. Pas als je merkt dat het bij alle steen vindplaatsen druk is van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, krijg ie een idee van de enorme bouw aan wegen en steden, die in Indonesië aan de gang is. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 9