Jose Lopez contra Norman Parra Algemeen excuus Ik ga nu weer een artikel schrijven, waarvan ik weet dat het de nodige pennen in het geweer zal brengen. Maar ik kan er niet aan ontkomen omdat ik getroffen ben door menselijkheid in een bijzondere vorm. En ook in Uw neen, Uw afwijzing, zult U moeten vaststellen dat hier menselijkheid bestaat in een vorm die aandacht en pene tratie verdient. Het was een bokswedstrijd om de kam pioenstitel bantamgewicht (lichter dan licht gewicht) van de Staat California in de O- lympic Boxing Hall van Los Angelos. Een gevecht tussen twee mannen in de Stad der Engelen. Wonderlijk, ja? Een uitverkocht huis. Een geweldig ge vecht van twaalf ronden. José was de favo riet, een colorfull Mexican", vol bravour, met "schuddende manen" en hoofse gra de. Zijn tegenstander een rustige, stille fi guur in wie ik geen afkomst herkende, want al deed zijn naam Portugees-Joodse afstamming vermoeden, hij leek meer op een eenvoudige Manillanees of Indonesiër. Er werd uitermate kundig gebokst, met grote aanvals- en defensie-variatie, met gro te moed en met voortdurend wissplende kansen. Langzamerhand werd duidelijk dat José verliezen zou en vooral in de laatste ronden had hij het hard te verduren. Maar hij was "gfeme" en vocht keihard terug, ge teisterd, gehavend, maar bij elke gongslag weer overeind springend als een metalen veer en "head-on" zijn gevaarlijke tegen stander tegemoet tredend zonder enige vrees. Het publiek was opgetogen en hoewel José verloor, bracht men beide vechters een ovatie zoals beschaafde mensen slechts af en toe meemaken in operagebou wen en theaters: als één man overeind en applaudiserend. En toen zag ik ook iets, wat ik nog nooit bij een bokswedstrijd gezien heb en wat toch hartverwarmend tropisch is: men begon muntstukken te werpen naar de ring. Hon derden en nog eens honderden, hele en halve dollars, quarters, pesos en "cinquan- tes (halve pesos). Niet omdat men deze vechters "een dubbeltje extra gunde", maar omdat "geld werpen", "zilver strooien" een eerbewijs is. Ik heb van José weer wat geleerd: een maal een gevecht begonnen voor een goe de zaak, geef niet op, vlucht nooit laf, geef niet om verwondingen en pijn. Poekoel te- roes! Al slaan ze je kapot. Altijd geinteresseerd in omstandigheden en publiek, lette ik gedurende het gevecht ook voortdurend op de toeschouwers. Op de eerste rij zaten ook twee dames, een jong blond meisje en een oudere donkere Mexicaanse. Als het gevecht op zijn felst en bij wijlen ook bloedigst) was, keek ik naar ze. In tegenstelling tot de hevig geëmotio neerde en zelfs geexalteerde mannen aan de ring bleven deze vrouwen koel en onbe wogen. Ze gilden niet en lachten niet en wendden het gezicht niet af in afgrijzen. Ze keken met die merkwaardige, ondoor grondelijke wijsgerige beradenheid, die ik me ook herinner van sommige vrouwen in oorlogstijd en de "bersiaptijd", vrouwen in de Europese én de Indonesische gemeen schap. Dit partijloos en "veroordeelloos" schou wen was werkelijk een wonder om te zien. Het leek me toe alsof deze twee vrouwen dwars door het actuele toneel heen het fe nomeen zagen van de "eeuwig strijdbeluste mens", het Gevecht als een "condition hu- maine" zo lang als de mensheid bestaat. En probeerden te begrijpen hoe deze men selijke gesteldheid in begrijpbaar tegen wicht gezien kon worden naast evenzeer menselijke eigenschappen als barmhartig heid, genade, vriendschap. Gek, hoe ouder je wordt en DUS hoe on begrijpelijker en raadselachtiger de vrouw wordt, ze je in andere opzicht steeds nader komt, "aanvoelbaarder" en zuiverder. Jam mer dat ik de dames niet heb kunnen inter viewen. Ze waren ontegenzeggelijk be schaafd, niet alleen in kleding en make-up, maar ook in "bearing" zoals de Engelsman dat noemt: rechte rug .beheerste houding en gelaatsuitdrukking. Ach, natuurlijk zullen er ook wel opge wonden en misschien zelfs hysterische vrouwen geweest zijn, maar waarom moeten we uitsluitend en alleen meten met de ei genschappen der massa's? Er zijn veel mensen die neerkijken op boksen en vechten, maar met de pen of de tong striemender, valser en kwetsender kunnen zijn dan ooit een mens kan zijn met Toen ik nog maar kort in Holland was en rondging om medeoprichters te vinden voor een eigen blad, ontmoette ik overal terug houdendheid en sceptisisme: "...in Gods naam, Tjalie!" Ik snapte er niets van. Maar als U het toch zo goed weet, waarom zégt U het dan niet? We hebben toch een Plicht om het te zeggen?" Men zweeg. ,lk dacht er het mijne van: Koerang Bra nie! Soedah mampoes! enz. enz. Ik zei het nooit. Zoiets kan je niet zeggen bijv. tegen iemand van het MWO, toch? Voor al deze valse gedachten, Oude Gar de, maaf. Vraah ekskuus! Nu weet ik beter U was allemaal werkelijk wijzer en verstan diger dan ik. Het heeft allemaal geen nut en zelfs geen zin. En waarom zou je wer kelijk je "residu van menslijk geluk" op je oude dag verbitteren? Waarom ga jij dan door Tjalie? Ik heb er sinds jaren vaak aan gedacht. En ettelijke keren heb ik de pen werkelijk neergelegd, al wist U het niet. En telkens weer heb ik de pen weer opge nomen. Niet omdat ik zo'n held ben, noch omdat ik het zo leuk vond, noch omdat ik onvermoeid ben, maar omdat ik er te dek sel voor gemaakt schijn! zijn handen. Zich vaak bovendien verschui lend achter manieren van humaniteit, vrij heid, eerlijkheid, er>z. Tong Tong heeft zo het nodige ondervonden! Toen b.v. het (achteraf onjuiste) bericht doorkwam, dat Tong Tong verboden was in Indonesië, toonden ook de krachten die jaar in jaar uit een volhardend stilzwijgen jegens Tong Tong betrachten, die ons "dood-negeren", plotseling grote belang stelling. Opeens wist men wel de weg naar directeur Catalani en schreef men met mis selijk makende meewarigheid of kennelijk leedvermaak over dit verbod. Nog nooit heb ik plotseling zo'n algemene belangstel ling voor Tong Tong meegemaakt. Geen krant veronderstelde ogenblikkelijk dat er een misverstand in het spel zou kun nen zijn, of was getroffen door de absurdi teit van het bericht. Maar de berichtgeving over de "verbijstering en shock" van Cata lani werd breeduit gesmeerd. Zoals bij een bokswedstrijd wordt gebruld om het toe brengen van elke "flinke muilpeer". Sensatiebelustheid zonder erbarmen of begrip is nog steeds het eerste kenmerk van de massa's. Het is dan wel een toer om met Tong Tong's "strijd voor begrip in het oude en nieuwe conflict tussen rassen en beschavingen" aanvaardbaar te blijven bij "het grote publiek". Tong Tong zal in zijn leven nog wel meer muilperen krijgen (ook onder de gordel) of gejuich horen opgaan over geincasseerde slagen, ongeacht van welke tegenstander. Zullen we ook maar onder het geacht pu bliek gaan zitten? Of ons Farizeïsch distan- ciëren van alles wat naar vechten ruikt? Of toch maar "teroes poekoelen?" De keu ze is somstijds wel erg moeilijk... T.R. Zo'n botsautootje weetjewei. dat je op windt en dat als een razende tegen de wan den van een doos opbotst en terugrijdend zichzelf opwindt en wéér botst, en wéér en wéér. Je lah je rot! De doos voelt er niks van. Ruim een halve eeuw geleden wond Onze Lieve Heer me op. In Indonesië waren geen muren en snorde ik vrolijk rond (Piekerans) maar later zette Onze Lieve Heer me in een doos en nou "heb je het gedonder in de glazen"! Motor-nja memang begitu siii! Ik neem het U werkelijk niet meer kwalijk als U niet mee botst. U hebt een andere motor. En ik verzoek U: wordt niet boos als ik stom blijf. En raad mij niet aan voorgoed naar Indo nesië terug te keren. IK heb hierover niets te zeggen, maar(wijsvingertje wijst om hoog). Trouwens: de veer raakt zo zoetjes aan wel losgewonden. "Nog maar een poe- pie jaartjes" zeiden we in Indië, weetjenog? En dat is helemaal geen tragiek, maar een eigenschap van alle motortjes! Oók van de motortjes die zuinigies-an, voorzichtigies- an slóóóóóm rondrijden (al maken ze veel lawaai soms). Tetapi siapa bisa ganti mo tor? Niemand toch? Jöö wis! T.R. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 11