Langs Tijgerpaden door Lex Denninghof Stelling HOOFDSTUK I 3 4 Uitgave: TONG TONG Prins Mauritslaan 36, Den Haag Eindelijk! Ik had mijn draai gevonden. Dat was iets wat weinigen van mijn leeftijd mij na konden zeggen. De meesten zouden er jaren langer over doen, som migen zelfs hun hele leven. Ik was op dat punt aan gekomen op nog zeer jonge leeftijd. Het had pijn gedaan, dat moest ik toegeven. Nóg hoorde ik de woorden van mijn oom, over het weg gooien van een carrière en zo. Ik zou nu wel het zwarte schaap van de familie zijn, dacht ik. Het kon me allemaal niet zoveel schelen, alhoewel ik het be grijpen kon. Wat was in het Indië van toen prachtiger carrière dan dat van planter? Geld verdiende je, geld als water. Genoeg om weg te smijten zonder het ge vaar te lopen om naderhand te kort te komen. Het vulde zichzelf wel aan. Goede salarissen, tantièmes, en wat al meer. Daarnaast was er echter ook de con currentie, tengevolge daarvan de leugen, de afgunst, het bedrog. En wat voor mij het zwaarst woog: de dwang. De dwang begon eigenlijk-al toen mijn ouders mij dwongen mijn bord leeg te eten. Wel was er Ar- salie, die mij vele keren redde door op de smekende blik in mijn ogen in een door hogerhand ongezien ogenblik het grootste deel van mijn melk, rauwe bief stuk of zacht gekookt ei weg te nemen, maar de dwang was er. Later kwamen de onderwijzers, nog later de baas, de hele maatschappij. Alles dwong! Het hele moderne leven in de geordende wereld stond voortdu rend met gebiedende vinger te wijzen: doe dit, doe dat; laat dit, laat dat. Toen ik onder me het dek van de "Merak" voelde, op weg naar Sumatra, laaide het opeens in me op: ik was eindelijk vrijDe laatste banden met het ver leden waren doorgesneden. Ik had de comfortabele wereld de rug toegedraaid en het rimboepad ingesla gen. Ik had de zekerheid geruild voor het ongewisse; ik was dierenvanger en tijgerjager geworden. En ik was niet bang! Mijn vader had me voor dit leven geprepareerd, al zal het allerminst in zijn bedoeling hebben gelegen dat ik als jager door het leven zou gaan. Wij trokken veel met elkaar op. Samen gingen we te paard de tuinen in en 's middags gingen we er met het geweer op uit, bestudeerden sporen en ge noten intens van de aanraking met de wildernis. Hij leerde mij hoe ik de sporen moest lezen van varkens, herten en panters, vaak zelfs dicht bij huis. Tijger sporen vonden we verder weg, aan de bosrand. Met een oneindig geduld wees hij mij hoe ik de ouderdom der sporen moest lezen, hoe ik het verschil moest zien tussen een prent van de vorige nacht en een prent van twee of meerdere dagen oud. Hij bracht mij het onder scheid bij tussen een varkensspoor en dat van een kidang of hert, en tussen dat van een panter en een tijger. Maar ook kreeg ik van hem mee de eerbied voor alle in het wild levende dieren, de gevaarlijke inbe grepen. Zoals hij mij op de paarderug heeft geleid, er steeds op hamerende dat stang, zweep en sporen pas mochten worden gebruikt als trens, knieën en zachte woorden niet hielpen, zo heeft hij mij het beheerste gebruik van het geweer bijgebracht en de weidelijk heid op jacht. Hij was er bijzonder streng in. Voor het schieten van snippen op de zit kreeg ik een klinkende oorvijg, voor het jagen in gesloten tijd kreeg ik er wel twee, maar als ik het in mijn hoofd haalde om op wild met jongen te schieten dan kon ik er op rekenen dat ik zou suizebollen onder de regen van klappen die ik voor zo'n onweidelijke daad zou moeten incasseren. Tot het wordingsproces van de volleerde jager in mij behoorden ook de kennis van bosproblemen, de betekenis van dierengeluiden, zoals de roep naar een makker of een kreet die op gevaar wees, de betekenis van bepaalde geluiden in het bos, van geuren, de kennis van planten en bomen, en van duizend en één dingen, die voor de leek abacadabra blijven. Ik was een goede en dankbare leerling. Mijn hele wezen stond voor alle bosproblemen open. Reeds op heel jeugdige leeftijd wist ik waardoor verschillende geuren werden veroorzaakt, welke planten en bloemen geurden en welke dieren langs waren geweest en wanneer. Toen ik de school had afgelopen was de rimboe voor mij een open boek, een zo spannend boek dat ik niet 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 13