kon ophouden erin te lezen. Zelfs in mijn jaren als
planter wierp ik mij geheel op mijn hobby. Ik polijstte
al mijn verworven kennis bij, ontdekte verkeerde
theoriën en nieuwe waarheden en bleef in permanent
contact met de rimboe. Mijn hobby werd een harts
tocht. Mijn honger naar de bossen werd sterker, het
verlangen naar het vrije leven uitermate intens.
De dood van mijn vader, die helaas maar al te jong
overleed, droeg er sterk toe bij dat ik na drie en een
half jaar plantagewerk de verzekerde boterham, de
luxe, vrienden en alles wat de bewoonde wereld maar
bieden kan, verzaakte voor de liefde uit mijn jeugd
jaren. Mijn familie, mijn vrienden, vele anderen meer
wezen met de wijsvinger naar het hoofd toen ik het
vertelde, maar ik wist dat ik mijn roeping volgde. Ik
wist bovendien, dat de rimboe meer zekerheid bood
dan de bewoonde wereld. De rimboe is eerlijker, de
rimboe kent vaste waarden. Iets is iets en beslist niet
meer of minder, en evenzo is niets in de rimboe niets.
Er is geen bedrog, geen leugen, geen nijd. Ik zou er
bovendien nooit in armoede ondergaan of van honger
omkomen. Ik was kerngezond en het bos leverde van
alles als je er in thuis was, en voor niets. Eetbare
vruchten, vlees en vis.
Niet lang daarna stond ik op de boot naar Sumatra,
naar de Lampongs, waar ik besloten had mijn nieuw
beroep van dierenvanger en tijgerjager uit te gaan
oefenen. Waarom later de nadruk kwam te liggen op
het jagen van tijgers, is een vraag die eigenlijk niet
zonder meer kan worden beantwoord. Het is zeker,
dat het noodlot ons in bepaalde richtingen dwingt.
Ik hield, houd nog van tijgers en heb altijd een intense
belangstelling voor deze dieren gehad. En toch, of
schoon mijn vader mij eerbied voor alle in het wild
levende dieren had bijgebracht, dus ook voor de tijger,
heb ik er zoveel gedood. Waarom? Winstbejag? Lust
om te doden Neen, want ik heb niet alle tijgers
gedood die ik voor mijn loop kreeg. Eer? Ook niet.
Wat geef je om eer als je doodzielig alleen bent in
de rimboe en niemand ziet hoe je de tijger neergelegd
hebt! Sport? Misschien. Maar wat is sport en wat
dwingt je er toe? Het spelen met de dood? Of is het
het onderbewuste dat in je spreekt en je tot een doder
maakt; omdat de Gestreepte zelf ook een meedogen
loze doder is, voor wie men instinctief bevreesd is.
Was het revanche voor deze angst, dat ik trachtte hem
te doden, of ging mijn handeling terug naar mijn
jeugd, waarin mijn eerste vrees voor hem werd ge
boren. De eerste jaren van mijn leven zijn geheel
vervaagd. Ik weet niet eens meer precies hoe ons huis
er uitzag. Wél herinner ik me de bijgebouwen, omdat
zij met sterk harmonicagaas waren afgerasterd ter
bescherming van onze talrijke honden tegen de tijgers
die er in grote getale rondzwierven. Dit gevaar schijnt
op mijn jonge ziel zo'n stempel te hebben gedrukt dat
ik geloof, dat dat de reden is waarom die bijgebouwen
nog in mijn geheugen liggen. Zelfs herinner ik me
noi; de zoetweëe geur van latex, die voortdurend om
ons huis hing, maar de onderneming noch de fabriek
kan ik me voor de geest halen. Maar sterker nog dan
de bijgebouwen en de latexgeur, is de eerste kennis
making met de Gestreepte in mijn memorie gegrifd.
Weer zie ik een groot ouderwets bed met hoge stijlen,
waaromheen het muskieten gaas naar beneden hing.
Op het doorzichtige gaas waren vogelmotieven aange
bracht en ik heb mijn jeugdige hersens dikwijls ge
pijnigd met de vraag wat voor soort vogels het wel
konden zijn. Vaak heb ik ze voor duiven versleten,
maar later heb ik begrepen dat het noch duiven noch
wilde kippen waren, maar slechts afbeeldingen van
lieden die geen interesse konden hebben voor de tal
rijke soorten bosduiven of voor het Bankivahoen.
Ik sliep altijd met mijn vader; mijn oudere zuster
deelde de aangrenzende slaapkamer met mijn moeder.
Mijn vader had de vaste gewoonte om vóór het slapen
gaan nog wat te lezen bij het licht van een petroleum
lamp aan de muur boven het hoofdeinde. Deze lamp
gaf voldoende licht om te lezen, doch hulde de overige
drie hoeken van de grote kamer in een geheimzinnige
schemering, een duisternis waarin kleine jongens zich
nooit veilig voelen, vooral niet na de griezelige spook
verhalen die Arsalie, onze djongos, tevoren had opge
dist. En opeens was hij daar, de Gestreepte! Ik lag
door mijn oogharen naar mijn lezende vader te kijken,
want ik werd verondersteld reeds lang met het zand
mannetje te zijn meegereisd naar een andere wereld.
Het venster rammelde, en ofschoon ik door het ont
breken van eenzelfde ervaring voorheen onmogelijk
tot een identificatie van het phenomeen in staat kon
worden geacht, verkilde ik tot op het been. Intuitief
voelde ik dat er gevaar dreigde, een gevoel dat werd
versterkt doordat mijn vader zijn boek liet zakken en
intens luisterde.
Weer rammelde het venster alsof er iemand zwaar
tegenaan leunde, en zijn gewicht verplaatste. Toen
volgde een zacht gesnuü, daarop een gegrom. Onmid
dellijk daarna stapte mijn vader het bed uit en greep
zijn geweer, dat hij in die tijgerrijke streek altijd voor
het grijpen had liggen. Ik hoorde de droge metalen
klik van de greenersluiting, toen hij het geweer laadde.
Ik zag hoe hij ingespannen luisterde en hoe zijn hele
wezen zich boordevol actie vulde. Hij was een krach
tige persoonlijkheid, voor wie angst iets vreemds was.
(wordt vervolgd)
12