HOUTBIJEN
Jos. van Arcken
Voor
Hebben we hier een vorige maal al eens
met de witte mieren als vijanden van ons
houtwerk kennis gemaakt, ditmaal willen
we het over een ander insekt hebben, dat
ons in dat opzicht heel wat last bezorgen
kan. We hebben hier echter niet met een
zo geniepige vijand te doen, die in het
duister wroet ,maar met een, die door luid
gebrom van zijn aanwezigheid kennis geeft,
en die zich ook allerminst schuil houdt,
maar ons, als we in de nabijheid van zijn
operatiegebied komen, op vrij dreigende
wijze om de oren komt zoemen. Menigeen
zal zich daarbij door het grote dikke, hom
melachtige insekt, dat door zo onheilspel
lend gebrom van zijn agressieve bedoelin
gen kennis schijnt te geven, laten intimi
deren en op eerbiedige afstand blijven. Ge
woonlijk echter loopt het, als men het de
dieren zelf niet te lastig maakt, nogal goed
af. Wel volgen zij ons, zolang wij in de
buurt van het nest zijn, maar tot gebruik
van de angel gaan ze niet licht over, alsof
zij weten, dat ze van dit wapen maar één
maal plezier kunnen hebben. De angel der
houtbijen toch is, evenals die der honing
bijen, van weerhaken voorzien, zodat hij bij
het steken afbreekt, wat in de regel de
dood van het dier tengevolge heeft.
De houtbijen (Xylocopa, meerdere soor
ten) maken op het eerste gezicht de indruk
van grote, zwarte hommels, een indruk, die
door hun diep gezoem nog versterkt wordt.
De eigenlijke hommels ontbreken in het
laagland van Indië. Evenals andere oude
bekenden uit Europa, zowel uit de planten-
als uit de dierenwereld, treffen we ze alleen
op de hoge bergtoppen aan. In het laag
land worden zij als het ware door de hout
bijen vervangen, die er wel nauw aan ver
want zijn, maar er toch in één belangrijk
opzicht mee verschillen. Wel behoren zij
beide tot de orde der vliesvleugeligen, die
de wespen, bijen, hommels en mieren om
vat (niet de witte mieren!), maar terwijl
de hommels tot de gezellig levende ,z.g.
sociale bijen behoren, die in kolonies wo
nen, moeten we de houtbijen tot de een
zaam levende of solitaire rekenen. Die een
zaamheid vindt zijn grond hierin, dat er
geen geslachtloze wijfjes ,geen kinderjuf
frouwen, optreden, die de moeder behulp
zaam zijn bij het opkweken van haar kroost.
De houtbij-moeder staat alleen voor de taak.
Zij wordt daarbij niet, gelijk moeder hom
mel, geholpen door haar oudste dochters,
die zich dit tot levensdoel gesteld hebben,
gelijk de naam "werksters" ook aanduidt.
Het gezellige gezinsleven der hommels
en der sociale bijen en wespen kennen de
houtbijen niet, ja, moeder houtbij smaakt
niet eens het genoegen haar kinderen te
aanschouwen, hoe goed ze ook voor hun
toekomst gezorgd heeft. Dit is trouwens
bij de solitaire bijen regel.
Laten we nu het nest van de houtbij eens
nader bekijken.
In het latwerk van het afdak der bijqe-
bouwen van onze woning zien we giote
ronde gaten, welhaast ter dikte van een
wijsvinger. Zij vormen elk de ingang tot een
nest. De gang, die door het wijfje met haar
krachtige kaken in het hout is uitgeknaagd
loopt een klein eindje loodrecht op de op-
Een hommel geheel bestoven met stuifmeel, dat
zij verzamelt om in haar broedplaats voor elk ei
een balletje klaar te leggen.
Foto uit: ,,De Insecten".
pervlakte, om zich dan om te buigen en
zich evenwijdig aan de lengterichting van
het hout voort te zetten, waarbij het graven
natuurlijk makkelijker valt. Heeft deze gang
een voldoende lengte bereikt, dan maakt
moeder houtbij aan het einde weer een
opening naar buiten, die ze echter afsluit
met een wand van zaagsel, dat door speek
sel aaneengecementeerd is tot een vrij
harde stof.
OMEGA HORLOGES
naar
Laan van Meerdervoort 520 t
Den Haag - Telef. 33 64 41
De heren-houtbijen nemen bij dit alles
een afwachtende houding aan, gezeten op
een of andere in het oog vallende plek in
de nabijheid, liefst op de punt van een
kale tak. Zij zijn iets kleiner dan het wijfje,
maar hebben grotere ogen.
Is het nest nu voltooid, dan is het ogen-
blik voor hen gekomen. Dartel vliegt het
wijfje op één van hen af, om daarna, door
het mannetje nagezeten, de vlucht te ne
men, trachtend het door snelle wendingen
te ontwijken. Duurt dit spelletje wat lang
dan zet het mannetje zich somtijds met
wijsgerige berusting weer op zijn plekje
neer, maar het duurt niet lang, of het wijfje
lokt hem weer weg en beiden dartelen in de
lucht, tot het tenslotte het mannetje gelukt,
het wijfje te grijpen.
Na afloop van dit snoepreisje keert het
wijfje weer tot degelijker bezigheden terug.
Het vliegt van bloem tot bloem en vergaart
stuifmeel en honing, die zij in het nest tot
een bol kneedt. Die bol ligt heel achterin
het nest, vlak bij de gesloten uitgang, en
nadat er nu een eitje bij gelegd is, maakt
het wijfje een dwarswand van zaagsel en
speeksel, waardoor eitje en voedselbol in
een afgesloten kamertje komen te liggen.
Op deze manier gaat zij voort, tot er een
rijtje kamertjes, elk met een eitje en'een
voedselbol, gereed is. Het aantal kamertjes
varieert bij de verschillende soorten, maar
bedraagt zelden meer dan twaalf.
Hiermee is de ouderzorg van de houtbij
geëindigd. Onder alle bedrijvigheid door
heeft zij niet verzuimd, ook voor zichzelf
te zorgen en van de zoete nectar ook zelf
haar deel te nemen. Niet steeds echter
schijnt deze godendrank even onschuldig te
zijn en men heeft opgemerkt, dat bepaalde
boomsoorten in dit opzicht niet vrijuit gaan.
Staan zij in bloei, dan vindt men daaronder
reeds 's morgens vroeg meerdere houtbijen
in hulpeloze toestand liggen, die indien er
een houtbijen-politie was, zeker zouden
worden opgebracht wegens het in "kenne
lijke staat" verkeren op de openbare weg.
Houdt men ze enige uren in observatie, dan
is de roes geweken.
Gelukkig maar, dat de jonge houtbijen
dergelijke tonelen niet te aanschouwen krij
gen. In hun donkere kamertjes groeien de
larven, na het verlaten van het ei, voor
spoedig op, daar zij aan voedsel geen ge
brek hebben en verlaten na de verpopping
het nest, om als houtbij brommend de we
reld in te vliegen. Het oudste ei komt na
tuurlijk het eerst uit en is dan ook het
dichtst bij de uitgang, waarvan de afslui
ting door de jonge houtbij bij het uitkomen
doorbroken wordt.
De anderen volgen een voor een.
Het komt echter ook voor, dat uit zo'n
cel niet een houtbij, maar een rode kever
te voorschijn komt, verwant aan de olieke
ver, die wij in Holland in de voorjaarsmaan
den vaak in het gras vinden.
De larfjes van de oliekever (Meloë) hebben
een avontuurlijk bestaan. Wij vinden ze in
de bloemen, waar zij wachten op de komst
van bijtjes, die daar honing komen vergaren.
Dit ogenblik nemen ze waar, om zich aan
het behaarde achterlijf der bijtjes vast te
klemmen en even later zweven ze met deze
door het luchtruim en komen ze tenslotte
in het nest terecht. Hier laten ze zich met
een eitje en de daarbij behorende voedsel
voorraad opsluiten en gedragen zich nu
als een echt koekoeksjong: ze voeden zich
met het eitje en het mengsel van stuifmeel
en honing en in plaats van een bij komt
er tenslotte een oliekever te voorschijn.
Wellicht gaat het op een dergelijke ma
nier met de rode oliekever (Horia cephalo-
tes) bij de houtbijen, maar het rechte weet
men daar nog niet van.
Evenmin is dat het geval met een soort
mijten, die de vrouwelijke houtbijen in een
naar buiten mondende holle ruimte in het
achterlijf bevatten. Of die het misschien
weer op de Horia-larven voorzien hebben?
J.C.H.
Bronvermelding:
Uit de tropische natuur door dr. H. C. Dels-
VRAAGT Uw winkelier naar
INTERFOOD - SIROPEN
Tamarindo, Gingerol, Pistache.
Fabriek te Beesd, telef. 0 3458 - 580
22