Ch inese vertellingen
Verhalen over Vreemde Dingen
Naast de klassieke werken op historisch, philosophisch en poëtisch gebied, ontstonden in
China reeds in de vroegste tijden sagen, sprookjes en verhalen over bovennatuurlijke
gebeurtenissen.
In de T'ang-Periode (618-954) kwamen deze tot volle bloei. Geheimzinnige voorvallen,
zelf ondervonden of door anderen ervaren, werden omgewerkt tot korte vertellingen, die
men Ch'uan-ch'i noemde: Verhalen over Vreemde Dingen.
Dikwijls lagen er historische feiten aan ten
grondslag, zoals het tragische lot van de
schone Chao-Chün, een meisje aan het Hof
van de Keizer Kao-tsu, de grondlegger van
de glorierijke Han-Dynastie. Hij sloot een
verdrag met de Khan van de Hsiungnu, een
Mongools Nomadenvolk, dat de barre hoog
vlakten ten Noord-Westen van China be
woonde. Als onderpand voor de vervulling
van de overeenkomst vroeg de Khan de
hand van een "Bloem uit het Keizerlijk
Hof van de Han's". Kao-tsu liet van alle
meisjes, die in het Paleis verbleven- en zij
waren de mooiste van het ganse Rijk - een
portret schilderen.
(Over een meisje, dat vergeefs wachtte op
de Keizerlijke gunst .dichtte Pa Chü-i:
A PALACE SONG
Her tears are spent in her silken
handkerchief,
Yet dreanis will not come.
In the depths of the night from the
Palace comes the sound of songs to
music.
She is so lovely and young,
But the Imperial favour has not
reached her.
Leaning on her wicker-framed brazier,
she sits till dawn.)
Toen de portretten klaar waren en de Kei
zer een keus kon maken ,wees hij het
meest onbelangrijke gelaat aan en beval het
origineel in zijn tegenwoordigheid te bren
gen, vóór zij naar de Khan gezonden zou
worden.
De verbaasde Kei<zer en de Hofhouding
aanschouwden een meisje, wier schoon
heid aller ogen verrukte. Kao-tsu hield
echter zijn belofte en Chao-Chün trok de
grenzen over naar het land van haar levens
lange ballingschap.
Maar de Keizer kon het schone, liefelijke
gelaat niet vergeten. Tevergeefs zond hij
een karavaan van honderd kamelen, bela
den met goud, naar de Mongoolse Khan,
om haar af te kopen. Deze was evenwel
zo bekoord door haar ranke schoonheid,
dat hij alle gaven weigerde. En zelfs toen
zij enkele jaren later zo heel jong nog stierf,
wees hij het verzoek af, haar in haar ge
boorteland te doen begraven. Zij kreeg een
prachtig graf en haar rustplaats bleef als
door een wonder eeuwig groen in het kou
de steppengebied.
De T'ang-Dynastie, de "Gouden Eeuw" van
de Chinese poëzie en letterkunde, bood alle
mogelijkheden voor schoonheid en roman
tiek. In deze Periode schitterden de namen
van dichters als Ch'ang Ch'ien (720), Li Po
(702-762), Tu Fu (712-770), Ts'en Shên (750)
Po Chüi (772-846), Han Yü (768-824) en
zovele anderen.
De Rode Poort.
Illustratie uit:
Tales of a Chinese Grandmother.
Ch'ang Ch'ien, een van de grote dichter-
philosophen van de Taoistische school,
leefde ver van het Hof en zijn intrigues, ver
van het oorlogsrumoer, om in harmonie te
komen met de hem omringende natuur. Zijn
gedichten zijn doortrokken van een diepe
liefde voor het landschap, de bergen en
rivieren bij ondergaande zon en in stille
maannachten.
Tu Fu, de "God der Poëzie", zoals men
hem noemde, verliet het Hof van Keizer
Ming Huang en werd evenals zijn vriend
Li Po, een zwerver. In zijn gedichten voelt
men de weemoed over de verdwenen Kei
zerrijken, de vervallen paleizen, "waar men
in de vorm van blauwe vlammen de geesten
ziet bewegen in de donkere nissen".
Ch'ang Ch'ien en Tu Fu bezongen het lot
van de schone Chao-Chün in de volgende
mooie gedichten:
THE TOMB OF CHAO-CHÜN
But she was never born to taste
The bitterness of fate so far away- - -
This pearl of beauty for whose sake
did haste
The camels' golden-gleaming caravan.
Today but dust and bones remain
Of her, whose ransom threaded the
cold steppes in vain.
ON A HISTORIC LANDMARK
Where hills and valleys crowd towards
Kosso-Gol
Still prides a village on bearing the
Bright Queen,
Who left the Palace as the desert's
thrall -
Her mark: this mound, through all
ages green,
Which hides her face, lovely as a
flower in spring.
Her pendants tinkle, as she returns
unseen
By moonlight, who taught mandolins
to complain
These thousand years in Tartary of her
wrong.
Over het geheimzinnige groene graf ont
stonden verscheidene verhalen, zoals deze
novelle van de schrijver Ch'ang I:
De Ontmoeting.
Ten Noord-Oosten van de Hoge Witte Berg
ketens lag het graf van een Chinese Prin
ses. Op een heldere, stille maanavond reed
een reiziger te paard langs de eenzame
weg, die over deze hoogvlakte voerde. Plot
seling rees een hoge grijze muur voor hem
op, waarin een schitterendrode poort zich
langzaam opende.
Hij zag een lagere tweede muur, die de
binnenhof voor nieuwsgierige blikken van
voorbijgangers afsloot.
Terwijl hij verwonderd toekeek, kwam een
poortwachter naar buiten, die tot hem
sprak: "Mijn Meesteres zal U gaarne ont
moeten, Heer". De reiziger steeg van zijn
paard, bond het aan een ring in de muur
en zwijgend volgde hij de dienaar door de
poort naar de voorhof. Achter de tweede
muur stonden verscheidene prachtig ge
bouwde paviljoens, omringd door bloem
perken en vijvers.
Hij werd naar de Gastenhal gebracht, waar
een kamerdienares hem plaats deed nemen
op een rustbank. Een deur opende zich en
een vrouw trad binnen .Haar sierlijke, jonge
gestalte was gehuld in een zachtblauw
zijden gewaad, dat in plooien tot op de
geborduurde schoentjes viel. Het zwarte
haar was hoog opgestoken met een gouden
kam. Kostbare hangers van jade sierden de
kleine oren. De mooie donkere ogen onder
de fijne, gepenseelde wenkbrauwen keken
hem aan en de ernstige, weemoedige blik
ontroerde zijn hart. Zij maakte een diepe
buiging, maar bleef tegen de deurpost leu
nen. Met zachte stem vroeg zij naar het
land, waar hij vandaan kwam en waarheen
zijn reis voerde.
Ofschoon de man voelde, dat zij geen we
zen was van deze aarde, was hij niet be
vreesd en beantwoordde hij haar vragen
Toch wilde hij zekerheid hebben en hij
vroeg haar, wat zij wist van een bepaald
voorval, dat ongeveer acht eeuwen tevoren
had plaats gehad. "Ik werd omstreeks die
tijd geboren", zei zijn gastvrouw en zij gaf
hem bijzonderheden over enkele andere ge
beurtenissen.
Toen hij opstond en afscheid nam, zei de
mooie vrouw: "Over tien jaren zullen wij
elkaar weer ontmoeten, ik zal U een bood
schap zenden".
De man trad naar buiten in de witte maan
nacht, maakte zijn paard los en toen hij
achterom keek, zag hij niets anders dan
een groene grafheuvel.
Ofschoon de afscheidswoorden van de
vrouw hem nog in de oren klonken, bedacht
hij, dat de lange, vermoeiende reis, het
maanlicht en zijn verbeelding hem parten
hadden gespeeld en hij spoedde zich huis
waarts. De volgende dag kwam zijn nach
telijke belevenis hem zo onwerkelijk voor,
dat het hem gemakkelijk viel, er spoedig
helemaal niet meer aan te denken. Zijn
Lees verder pag. 20
8