RESTAURANT FICUS ledére jager en vogelachieter weet dat een ficusboom die rijpe vruchten draagt, dagelijks door duizenden vogels wordt be zocht, voornamelijk door duiven van allerlei soorten en grootte. Van deze wetenschap maken liefhebbers van een sappig duiven boutje gebruik, om met de hen ten dienste staande wapens en werktuigen hun dis van mals duivengebraad te voorzien. De man, die geen vuurwapen bezit, waagt een kans met nimmer falende lijmstokjes. Zij, die slechts de beschikking hebben over een B.S.A.-luchtbuks, proberen het daarmee. ,De tijd, waarin deze ficusbomen de vo gels een pro Deo gastmaal bereiden, is niet voor alle bomen gelijk. Vele dragen in de eerste maanden van het jaar vruchten, andere pas in augustus of september. Ge woonlijk betrekt men zijn post onder de boom reeds tegen half vijf in de ochtend. Dit vroege bezoek heeft tweeërlei doel: ten eerste om niet gezien te worden door de eigenlijke gasten, en ten tweede om er mogelijk nog nachtelijke bezoekers aan te treffen. Soms heeft men het geluk om bij aankomst onder de boom de Arctictis bin- toerong fouragerende aan te treffen. Het vrij grote dier komt, steunende op zijn grijpstaart, tot in de dunste takjes en twijg jes. Men kan hem behalve heel vroeg in de morgen óók overdag in de ficusboom of in één der bomen in de nabijheid aantreffen, meestal slapende. Het dier heeft zich dan zo volgegeten met de sappige, rijpe vrucht jes, dat het te lui is om nog "huiswaarts" te keren, en voor het gemak maar bij de gastheer of diens buurman is blijven "over- dagen" of logeren. Bomen, die diep in het bos staan, bezoekt het dier vaak reeds in de namiddag of tegen het vallen van de avond. Tot de nachtelijke bezoekers behoort ook de Sumatraanse honingbeer, Ursus mala- yanensis. Doordat het logge dier niet als de bintoerong bij de dunne twijgjes en dus moeilijk bij de vruchten kan komen, breekt hij de twijgjes af, om zodoende de vruchtjes naar zich toe te halen. Zijn be zoek is dus niet zonder nadeel voor zijn gastheer. Afgebroken takken en krabeffec- ten in de "huid" van de gastheer verraden de volgende morgen, dat Ursus op visite is geweest. Al heel vroeg in de morgen verschijnen blauwvleugel pitta de eerste gasten. In tegenstelling met de mensen zijn de vroegkomers de deftigste: nl. de neushoornvogels. Even over vijf kon digt een heftig geblaas de komst van deze reuzevogels aan. Ze komen meestal bij pa ren, doch ook wel een voor een. Ze gooien zich niet terstond op het eten. Doodstil blijven ze eerst rondkijken of alles veilig is; pas als hun rust verzekerd is, gaan zij tot het ontbijt over. Wij zien er verder de anggang papan (Dichoceros bicornis), de anggang (Buceros silvestris), de anggang kikik of boeroeng tahoen (Rhytidoceros un- dulatusjen ook de kleinere soorten, de ang gang singekngek of kikik met witte snavel en witte staart (Anthracoceros malayanus), en die met een zwarte snavel (Anorrhinus galeritus). Staat de boom heel diep in het bos dan kunnen we ook de zeldzaamste aller neushoornvogels zien, nl. Rhinoplax vigil: de anggang gading. Deze zeldzame en schuwe vogel is te herkennen aan zijn soms een meter lange staart en de mas sieve knobbel op zijn kop, en ook aan zijn typische roep. Wie hem wel eens in de stilte van het oerwoud heeft gehoord: toe., hoek, ...toe...hoek, ...toe...hoek, eerst met lange tussenpozen, eindelijk snel achter ei kaar eindigend in een schaterend hels ha- ha-ha-ha-ha, als van een waanzinnige, zal dit niet gauw weer vergeten. Inheems bijge loof maakt er van "dat een mens, zich eens bezondigd zou hebben aan een moord op zijn schoonmoeder en voor haar geest op de vlucht is. Komt hij nu op een boom aan vliegen, dan roept hij eerst voorzichtig, terwijl hij ondertussen naar de geest uit kijkt. Als hij denkt dat hij veilig is, versnelt hij zijn roep om tenslotte in het helse schaterlachen te eindigen. Hij schrikt er zelf zó van, dat hij liever meteen weg zou willen vliegen. Hij weet immers nooit wat de geest uitspookt". Soms ziet men een twintigtal van de anggang papan (Dichoceros bicornis) tege lijk in de boom. Het is een fantastisch ge zicht zoals ze daar zitten, door hun vuur rood gekleurde snavels gelijkend op grote bloemen die de bomen opsieren. Tegen ca half zes 's morgens komen de duiven, eerst in kleinere, later in grotere zwermen. Het eerst verschijnen bijna uit sluitend de grote papegaaiduiven, Treron capellei: de poenai gadang der Maleiers. Hun geroep is als een schorre lach, een gedurig rrwawa - rrwawa - rrwawa. Het zijn echte vechtersbazen. In de fiscusboom, in de siësta- of slaapboom, overal pikken ze naar elkaar onder een onophoudelijk ge-rr- wawa-rrwawa. Bijna gelijktijdig met Treron capellei ver schijnt de poenai daoen (Treron nipalensis) en heel zelden Treron viridis, de gewone poenai. De poenai daoen is veel kleiner dan de 475 a 300 gram wegende Treron capellei. Zowel Treron capellei als Tr. nipa lensis verzamelen zich in een hoge boom, de verzamelboom, in de nabijheid van de Ficus en liefst op de bladerloze takken. Op een gegeven moment vliegen zij allen tegelijk op en zetten zich te eten in de Ficus, de Capellei onder heftig gekrakeel, de Nipalensis wat rustiger. Het eten der duiven duurt tot ca acht uur, waarna ze bij paren of bij grotere en kleinere troepen te gelijk verdwijnen. De pergams, de Maleise verzamelnaam voor de groene Carpophaga, laat zich in deze Ficus niet zien. Zij komen wel voor, maar bezoeken liever de vruchtdragende kenanga-bomen. De voorliefde voor de ke- nanga-vruchten hebben zij gemeen met de, andere Carpophaga, C. badia en C. bicolor in de Minahassa. Tegen een uur of negen in de morgen treffen wij in de Ficus vogels van diverse pluimage aan, die voor de jager van weinig interesse zijn. De koetilang (Picnonotus analis), de tjamperling of glansspreeuw (Lamprocorax chalijbea), de beo, de kap.o- dang (Oriolus maculatus), enkele tjoetja- rawa's (Trachijcomus ochrocephalus) en baardvogels van diverse soorten en in ver schillende grootte. Tijdens de hete uren van de voor- en na middag is het bezoek tot een minimum ge daald. We treffen er alleen eekhoorns (Sci- urus en Ratufa) aan en een enkele maal de poenai tanah (Chalcochaps indica), dié na gegeten te hebben rustig in de boom is ge bleven. Tegen half zes 's avonds herhaalt zich het drukke bezoek Nu echter komep ze niet weer in een bepaalde volgorde maar allen tegelijk. Het fourageren voor de nacht duurt tot zonsondergang. De duiven ver dwijnen dan weer. De meeste zien wij ge- zamelijk een slaapboom voor de nacht be trekken, waarschijnlijk de "ongehuwden en vrijgezellen" en die echtparen die geen "thuis" meer hebben of wie thuis geen kroost meer wacht. De gehuwden met hui selijke zorgen zien wij bij paren vertrekken en zich van de grote troepen afzonderen. De grond onder de Ficus is inmiddels be zaaid met gemorste en afgevallen vruchten, waar talloze insekten op af komen. Deze insekten lokken op hun beurt weer de in- sektenliefhebbers onder de vogels aan, o. m. de kuifkwartels (Rollulus roulroul) of penioeh en Caloperdix sumatrana, een soort van patrijs. Ook de pitta met haar levendige rode, blauwe en bruine kleuren gekuifde bospatrijs Lees verder pag. 20 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 10