Langs Tijgerpaden V JÉ door Lex Denninghoff Stelling i*,'* tóf v Lift Uitgave: TONG TONG blijven tijgers niet in het licht turen zoals een hert of kidang het doet. Ik bleef het dier in alle stilte obser veren totdat het er met grote sprongen van door ging. Toen keerde ik naar de Ford terug. Geen kwartier later, weer bij een alang-alangveld, zag ik een tweede stel ogen, nu echter rood en dus vermoedelijk een hertebok. Een erg ril dier, want nauwelijks had ik de auto afgeremd of ik zag de ogen reeds afzwenken om vlak daarop één oog in grote bogen over de alang-alang te zien bewegen, ten teken dat het wegsprong. Mijn eerste kennismaking met de Sumatraanse oetan was bevredigend verlopen. Ik had nu genoeg gezien en gaf gas, om tenminste niet te laat op de plaats van mijn bestemming aan te komen. Omstreeks negen uur kwam ik in Kotaboemi aan, waar een Lamponger met mij meereed en mij het huis van Abdoel wees, aan de uiterste rand van het dorp, vrij groot en evenals alle huizen van gegoede Lam- pongers geheel van hout opgetrokken in bungalow stijl. Enige mannen kwamen me tegemoet toen ik de Ford voor de deur tot stilstand had gebracht. Voorop liep een typische kerel, een geheel andere verschijning dan de doorsnee Lamponger of Javaan, een jaar of dertig oud, lang van gestalte en met een knap gezicht, gitzwarte doordringende ogen, golvend haar, een 17 rechte smalle neus en goedgevormde oren die plat tegen het hoofd stonden, dit in tegenstelling met de meeste inheemsen die over het algemeen stompe neu zen bezitten en een paar wijd uitstaande oren. Ik vermoedde dat ik Abdoel voor me had. Die lenige gestalte, die soepele bewegingen, zij pasten slechts bij een rimboeloper van de bovenste plank. Lang werd ik overigens niet in het ongewisse gelaten, want de man in kwestie stelde zich inderdaad als Abdoel voor, heet te me hartelijk welkom en ging mij vóór het huis in,, waar wij weldra rond een grote kop koppie toebroek de kennismaking voortzetten. Daar is de kiem gelegd voor mijn uitzonderlijke vriendschap met deze man, een vriendschap die mij heeft bewogen deze bundel verhalen óók aan hem op te dragen. Een vriendschap ook, waarbij Abdoel zich niet alleen heeft laten ken nen als een aardige en steeds goedgehumeurde kerel en een trouwe dienaar, maar ook als een uitnemend jager en als olifantenkenner-bij-uitstek. En nóg moet ik lachen als ik denk aan de reeksen vrouwenperkara's, die hij door zijn knappe verschijning en zijn dwingen de vrijmoedigheid - gevolgen van de verbintenis tussen zijn Lampongse moeder en zijn Arabische vader - aan het hoofd had, zó ingewikkeld soms en zó enerverend, dat slechts een vlucht in de rimboe hem kon helpen, zogenaamd achter de olifanten aam 18 KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: In de vorige afleveringen maakten wij kennis met de hoofdfiguur (en schrijver) van dit feuilleton, en met de redenendie hem deden besluiten tot het kiezen van het beroep van jager. Wij maakten zijn aankomst op Sumatra mee en zijn eerste kennismaking met de Sumatraanse oetan. (vervolg van Hoofdstuk II) lw%f De ogen bleven onbeweeglijk in de smalle lichtbun del hangen. Snel, en vooral voorzichtig om het dier - wat het ook mocht zijn - niet af te schrikken, remde ik af. Ik zette de motor af, doofde alle lampen, stak de koplamp op mijn jachthoed aan en opende behoed zaam het portier. Met "Spuzi" onder mijn arm sloop ik op mijn rubberzolen voorzichtig de weg over en stapte aan de andere kant op de berm. Met het geweer gereed voor onmiddellijk gebruik zocht ik het alang- alangveld af, in de richting waarin ik de ogen had gezien. Opeens waren ze er weer, een flink eind boven het gras. Een mooie hinde! Tijgerogen zouden niet zo hoog boven het gras hebben gestaan en bovendien Prins Mauritslaan 36, Den Haag 16 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 11