Zwerftochten in het stroomgebied van de Orinoco II - - Ciudad Bolivar, gesticht door en verder uitgebouwd ter ere van de vrijheidsheld Si mon Bolivar, is een vrij grote stad, waar men zich vooral niet te veel van moet voor stellen. Echt Spaanse bouwwerken liggen er tussen moderne flats, maar men vindt er ook een bidonville, zo'n krottenstad, waar mensen in hutjes wonen met wanden van karton of blik om Zich heen en een dak, waar de stralen van de maan doorheen reiken in de nacht, boven zich. En de haast van het "heden" is er gesausd met het manana van het "gisteren". Verder in het binnenland, dat omineus grote achterland van uitgestrekte llano's en bossen, heerst de sfeer van het Venezo laanse "toen-froeher". Het volk van hoofd zakelijk Indianen en Mestiezen leeft er min of meer op z'n gemak. Slechts bij uitzon dering wordt het door de omstandiheden in beroering gebracht en opgezweept. Zij zijn er zeer op hun eer gesteld en beantwoorden de minste belediging met geweld. Het vuur wapen is er dan ook praktisch een deel van de dagelijkse kleding. Het wordt getrokken voor elk wisje-wasje en gebruikt als in het vroegere Wilde Westen. Zo beleefde ik het bijvoorbeeld in West-Venezuela dat op een onderneming een Europeaan zijn magazijn knecht op diefstal betrapte. Zonder dralen trok de laatste zijn revolver en schoot op zijn chef, gelukkig zonder hem te doden. De gevolgen waren typisch voor de men taliteit van het land. Het spreekt vanzelf dat de Europese collega's van het slacht offer de politie erbij haalden. Het eerste bevel luidde, dat onmiddellijk alle vuurwa pens moesten worden ingeleverd. Of men er nu bij betrokken was of niet, "inleveren" heette het. En wel bij de Jefe Civil, die de gezaghebber is van de streek. Voor deze man was het hele geval natuurlijk maar on zin, en dienovereenkomstig lastig. Het is dus zonder meer doodgebloed en waar schijnlijk zullen de wapens de weg naar hun eigenaars vroeg of laat wel weer heb ben teruggevonden. In Venezuela was het Burgerlijk Bestuur nu eenmaal niet zo goed in orde als het bij ons was in ons schone Insulinde. Op geen stukken na! De gezag hebbers hadden grote macht en invloed, voortspruitende uit vriendschap en relaties met hogere autoriteiten. Een goed deel van hun inkomen betrokken ze o.a. uit zelfge maakte bepalingen. Zo werden zg. douane rechten geheven, waarvan gezegd werd dat ze voor een groot deel als "wettelijk" in komen verdwenen in de zakken van de Jefe Civil. Alle stukgoederen en personen, die in de havens aankwamen, waren onderhe vig aan deze rechten. Europeanen en Ame rikanen, vooral als zij deel uitmaakten van het personeel van de grote ondernemingen, werden meestal ongemoeid gelaten. Toch zal er wel eens een "verrekening" hebben plaats gehad met de desbetreffende direc teur, vermoed ik. Wee echter de rijke kleur ling, hacienda-bezitter of iets dergelijks. Die moest en zou over de brug komen! Er was immense rijkdom naast meewarige armoede in dit land. En toch was men er tevreden. Men had immers de vrijheid van leven! Het Venezolaanse volk is gemoedelijk en behulpzaam, graag tot verdienen bereid als het niet te veel van de krachten vergt. Dit principe wordt zover doorgevoerd, dat men er zelfs de lichtste last op een ezeltje zet. Ik zeg ezeltje, omdat mijn indruk was dat deze zeer nuttige beesten er kleiner waren dan die in Europa of Azië. Wél waren de muildieren er even groot als hier. Zij heb ben een verschrikkelijk stijve ruggegraat, zodat het rijden werkelijk geen genoegen is, maar zij kunnen zolang buiten voedsel en water dat ze voor de llano's beter ge schikt zijn dan paarden. Ik heb ook eens van dit dier gebruik moeten maken toen ik voor mijn werkzaamheden door de llano moest, van gehucht naar gehucht. Na een hele dag rijden had ik al een bloeddiar- rheetje opgelopen. Gelukkig wisten mijn dragers er wel raad mee. Zij zochten enige citroenen op, persten de vruchten uit en lieten mij het sap drinken zonder suiker. Een uiterst zure maar doeltreffende remedie inderdaad, want de volgende dag kon ik zonder het minste ongemak de tocht weer voortzetten. Hacienda-bezitters behoren in Venezuela tot de gegoede stand. Hun onafzienbare kudden vee grazen vrij rond, ergens op de llano, ver uit het gezicht van de hacienda. In de onmiddellijke nabijheid van de ge bouwen zijn slechts enkele melkkoeien en kalveren in omheinigen ondergebracht, als ook enkele varkens, rond als tonnen on danks het regime van maïs en water waar op zij in leven moeten blijven. Dikwijls zag ik ze zó rond, dat het lopen hen moeilijk viel. Voor een hacienda-bezitter was de komst van een vreemde prospector als ik een aanleiding voor een feestmaal. Eén van de krulgestaarte rolmopsen werd geslacht en boven een houtvuur geroosterd, er werd wijn geschonken zonder schroom en er werd gelachen tot vroeg in de ochtend. Bij zulke gelegenheden komt het gemis van een bandrecorder altijd het duidelijkst tot z'n recht, want bij een feest in Venezuela wordt er heel wat gedanst en gezongen. Ik wilde dat ik in de gelegenheid was ge weest die vele liederen van het Venezolaan se volk vast te leggen, en vooral dat ryth- me, dat hier of daar Mexicaans was, maar op een andere manier toch ook wel typisch Zuid-Amerikaans. Het feest duurde voort tot ver in de mor gen. Eerlijk gezegd gingen wij naar bed, toen de hanen kraaiden, maar in dat land is zoiets geen bezwaar. Je sliep wanneer het nodig was, en ook wel 'ns als het niet nodig was. Geen persoon nam er aanstoot aan of maakte een opmerking dat het werk bleef liggen. Vrijheid-blijheid was alom de leus. Ik heb me nooit thuis gevoeld in een hangmat. Waar mogelijk maakte ik gebruik van een dun matrasje op een zeil, alles op de vloer uitgespreid. Aan termieten (rajaps) ontbrak het in deze contreien niet. Bij elk nieuw vertrek bleek het zeil iets verder aangevroten dan de dag voorheen. Door de gangen die ze in de hard aangestampte en geelrode aarde hadden gemaakt, kwa men de beesten bij het zeil en deden er zich aan te goed, en ik kan het appreciëren dat ze zich tenminste nooit aan mezelf vergre pen hebben. Misschien hebben ze het in die nacht van het feest gedaan, toen ik heel moe en heel suf mijn leger in rolde, mis schien ook niet. Ik herinner me alleen, dat we een gat in de dag sliepen en pas laat weer verder trokken. (slot volgt) J. M. KAMPMEINERT pQQnn,llliiiiiiiii|iqnnna 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 7