cASl.cWte- Vegetatievormen van de rimba IV GERARD REYNST (1614-1615) Van deze tweede figuur in de rij van landvoogden, die de geschiedenis van 't vml. Ned. Indië heb- ben gemaakt, is de jeugd één groot vraagteken. Het eerste wat wij van hem weten is, dat hij koopman en reder was in Amsterdam, een beetje aan de ijdele kant en niet geheel vrij van baatzucht. In 1593 werd hij mede-oprichter en bewind hebber van de Nieuwe of Brabantse Com pagnie, ging met deze in 1600 over in de Verenigde Compagnie van Amsterdam en nog later, in 1602, in de VOC. Zelf lid zijnde van het College der Heren XVII, het directoraat der VOC, werd hij door zijn medeleden aangezocht voor de post van G.G. in "India", een aanbod dat hij op 20 februari 1613 aanvaardde op voor hem zeer gunstige voorwaarden: voor de tijd van vijf jaar "gaende en comende daer inne niet gerekend", een traktement van f 700,per maand naast een tafelgeld van 1000,per jaar, twee dienaren ten laste van de VOC, en bovendien een aandeel van de buitgelden van op landsvijanden veroverde schepen en goederen. Op 2 juni 1613 koos de nieuwe G.G. zee met een vloot van negen schepen. Admiraal Steven van der Haghen, die door de Heren XVII was benoemd tot "tweeden persoon naast de G.G. en eersten Raad van India", zeilde met hem mee. Bij een eventueel overlijden van Gerard Reynst gedurende de reis, was van der Haghen tevens aange wezen hem op te volgen. Afgezien van het zenden van het jacht Nassau - onder commandeur Pieter van den Broecke - naar de Rode Zee, waardoor de grondslag werd gelegd voor de handel met Arabië, verliep de reis niet al te gunstig Pas op 5 november 1614, dus na anderhalf jaar, kwam de vloot in Bantam aan, waar Gerard Reynst reeds de volgende dag het bewind van Pieter Both overnam. vervolg van blz. 12 van T.T. Nr 5 dd 15-9- 65 Onder de kruiden, die aangepast zijn aan deze speciale standplaats, zijn een aan tal zowel eenzaadlobbigen als dicotyle krui den. In de bosjes direkt achter het strand zijn vaak zeer talrijk die soorten, die tot de sa- mengesteldbloemigen behoren. Het zou ons te ver voeren om van de eenzaadlobbigen en de dicotylen, én van de samengesteld- bloemigen, een opsomming te geven. We zullen het dus hierbij laten. DE MANGROVE- OF VLOEDBOSSEN Where the slackening, marmering, slit- laden waves of tropical seas Ceaseless flood and build the brackish, stinking, bottomless mudwastes, Amid the tangled, weird, stiltlike roots of freakish, saltloving trees, Struggles a nightmare world, as if meant for Hell's own gates! Not really water, nor firm land, never fragrant winds will shake Leaves and blooms but slithering crocs and creeping snakes! I De vloed- of mangrovebossen bevinden zich aan de lage kustvlakten, op die plaat sen, die geregeld bij vloed door zee- of brakwater worden overstroomd, dus zowel langs de kusten als langs de benedenloop der getijrievieren, waar de invloed van het zoute zeewater zich nog laat gelden. Als gevolg hiervan zal de bodem steeds weer opnieuw met water worden verzadigd, waar door de bodem-ventilatie sterk wordt be lemmerd en dus de plantenwereld bijzon dere inrichtingen aan de wortels heeft moe ten ontwikkelen, teneinde de noodzakelijke ademhaling loch nog mogelijk te maken. Deze bomen met hun ademwortels, plank wortels en steltwortels geven aan deze Gerard Reynst heeft niet veel kunnen doen, Toen hij dertien maanden van de vijf contractueel overeengekomen jaren wa ren verlopen, stierf hij aan dysenterie. In die dertien maanden heeft hij een expedi tie geleid naar de specerij-eilanden, waar een poging tot verovering van Poeloe Ai mislukte. Meer succes heeft hij geboekt tegen de Engelsen, die hij belette zich op Ceram te vestigen en een deel van de kruidnagelhandel naar zich toe te trekken. De volgende opdracht van de Heren XVII, de verovering van Malakka op de Portuge zen, heeft hij wegens ziekte al niet zelf meer kunnen uitvoeren. Deze expeditie is door van der Haghen geleid. Zelf verhuisde Reynst naar het gezonder Jacatra, waar hij desalniettemin op 7 december 1615 over leed. Ongetwijfeld hebben twee ongeluks tijdingen, nl. het verlies van de thuisvloot en de dood van de thuiskerende Pieter Both alsmede het bericht van de dood van zijn zoon gedurende diens reis naar Indië, zijn heengaan verhaast. Bronnen: Gouv. Gen. v. Ned. Indië door Dr. F. W. Stapel vloedbossen hun eigen fantastisch aan doend karakter. Het hoge zoutgehalte van de bodem be perkt de vegetatie tot een betrekkelijk klein aantal plantensoorten en wel tot die, welke bij voorkeur of uitsluitend op zouthoudende gronden groeien, de zoge naamde "halophyten" of zoutminnende plan ten. Hiervan hebben weer die soorten de beste kansen van slagen, waarbij de ver spreiding op de een of andere wijze aan de bijzonder omstandigheden is aangepast. Dit zijn o.a. de soorten, waarvan de vruchten een groot drijfvermogen bezitten, zoals de Nipapalm (Nipa fructicans), en bovendien ook een kiemkracht die lang behouden blijft. Weer andere, zoals Rhizophora, Bru- guiera en Aegiceras, brengen zaden voort die kiemen, terwijl zij nog aan de boom zitten, zodat deze feitelijk "kiemplantjes" afwerpen i.p.v. vruchten of zaden en vivi- paar worden genoemd. De mangrovebossen bestaan dus uit een betrekkelijk gering aantal soorten van bo men en heesters, die zich op de een of andere bijzondere wijze hebben kunnen aanpassen aan het leven in de zouthouden de, door water verzadigde slijkbodem. Dit geringe aantal soorten heeft tot gevolg, dat deze bossen steeds een eenvormige indruk maken, ook al treden er zöne-gewijze be- groeiings-verschillen op. Doch in een be paalde zóne treft men weinig verscheiden heid aan. Verandert de bodemgesteldheid bijvoorbeeld door afname van het zoutgehal te, dan gaan sommige soorten ten onder maar krijgen anderen weer gelegenheid om zich te ontwikkelen. Het droogland-bos daarentegen bezit, zoals wij reeds gezien hebben, een veel groter verscheidenheid, waarbij bij eenzelfde bodemgesteldheid en klimaat toch een veel grotere hoeveelheid Lees verder pag. 22 Klemplantjes (vivipaar) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 8