ook veel zelfbewuster dan ik de Javaan ooit had ge zien. Zelfs vrouwen en jonge meisjes traden de man nen veel vrijer tegemoet dan in de Oosterse landen gebruikelijk is. Kinderhuwelijken, zoals op Java, kwamen practisch niet voor. De meisjes trouwden wanneer zij geheel volwassen waren, en toonden zich dan een toegewijde en bijzonder trouwe echtgenote. Echtscheidingen kwamen er tenminste zelden voor. In het kort gezegd: de Larnpongers stonden zowel in gewoonten en uiterlijk als in taal even ver van de Javanen af als bijvoorbeeld de Nederlanders van de Lappen. Het mandjaw nu, was in de Lampongs een gelegen heid waarbij de jongelui elkaar goed konden leren kennen. Had een jongeman ergens een meisje naar zijn hart opgemerkt, dan organiseerde hij een mand- jawparty en nodigde zijn vrienden uit hem bij de organisatie te helpen. Deze nodigden weer vrienden en kennissen uit, zodat het echt een feest werd voor de jeugd, waarbij men talrijke huwbare gadisjes zag, allen voorzien van enkelring - die bij gegoede families van zwaar en massief goud was - als teken dat ze nog door geen man waren aangeraakt. Ouders waren bij het mandjaw ongewenst. Zij moesten voor die avond het huis verlaten en elders hun tenten opslaan. Het feest begon meestal bij zonsondergang. Ieder een had aan de kosten bijgedragen, hetzij in geld hetzij in natura, en aangezien elke aanwezige ervoor gezorgd 33 had dat ook de persoon, waarheen zijn belangstelling uitging, was uitgenodigd - een voorrecht dat niet al leen de jongemannen toekwam, maar evengoed de "gadisjes" - hoefde niemand zich te vervelen. Cere moniemeesters ontvingen de gasten en brachten hen naar hun plaatsen, waarbij door de verliefden meestal geheime afspraakjes waren gemaakt, en weldra was de kamer een feest van kleuren. De mannen waren op hun paasbest uitgedost; de "gadisjes" keurig opge maakt en geparfumeerd, en gehuld in de prachtige Lampongkains waarop hun moeders jarenlang hadden gewerkt. Als eindelijk iedereen z'n plaats had, op de matten op de grond en rond de versnaperingen die op borden en schalen of in kommen in het midden van de kring waren uitgestald, kon het feest beginnen. De toespraak van de ceremoniemeester werd gevolgd door muziek - waarbij de gadisjes zich allerminst van de slechtste zijde lieten kennen - en door zang, met geimprovi- seerde verzen als hoofdschotel. Ach, deze verzenEr Waren er bij als juweeltjes van dichtkunst, er waren er ook die hilariteit verwekten of spontane vrolijkheid. In deze liedjes lieten de jongelui elkaar hun liefde blijken ofwel hun afwijzing, in woord en wederwoord, maar altijd even grappig en ad rem, zodat tot het ochtendkrieken het gezelschap dubbel gevouwen op de matten lag van het schateren. Maar als op die avond een jonge man en een jonge 34 vrouw elkaar gevonden hadden, volgde onoverkome lijk de briefwisseling. Kleine postboden renden af en aan met gedichten en vurige bekentenissen, zoals trou wens voorheen de uitnodigingen ook waren verstuurd. Later, als het van beide zijden ernst was geworden, volgden de stille afspraakjes en de geheime ontmoe tingen; nog later het opvragen van het bedrag dat de minnaar voor zijn geliefde aan bruidsschat zou moeten betalen, een bedrag waarvoor hij soms jarenlang dien de te werken. In die maanden vóór onze eerste verkenningstocht in de Sumatraanse oetan, raakte ik dus volkomen in geburgerd. Heel Kotaboemi kende me, ik kende heel Kotaboemi. Iedereen wist wat ik deed, hoe en wat ik op jacht schoot. Van alle kanten kreeg ik tips waar dieren te vangen waren. Later, toen mijn staf te klein bleek, leerde ik de bevolking de know-how van de dierenvangst, zodat ik tenslotte meer dieren van de bevolking opkocht dan dat ik ze zelf ving. Ook in de jacht paste ik me bij de Lampongs aan: ik adopteerde de methode van het jagen met de belor, ook al omdat die goedkoper was dan de op Java zo populaire drijfjacht, waarbij het wild door een aantal mannen en honden naar de jagers wordt toegedreven. In Holland wordt over het algemeen de jacht met de lichtbak als een onsportieve, onweidelijke daad ge kwalificeerd. De lichtbundel zou het wild verblinden en biologeren, zodat het zich tot dichtbij laat benade- 35 ren. Deze theorie gaat misschien op voor konijnen, maar niet voor vele soorten ander wild, zeer zeker niet voor grof wild. Herten waren in de Lampongs zelfs zeer moeilijk met een belor te benaderen, met name in de buurt van de kampongs en de oemboelans, waar ze veel waren bejaagd. Overigens geef ik het iedereen te doen om op de normale afstand van 50 a 75 meter een goedzittend kogelschot te plaatsen tussen twee gloeipuntjes in een wereld van tastbare, bedriegelijke duisternis. Vooral als daarbij alleen kogelpatronen worden gebruikt en niet de "lopers", die een zoveel groter spreid- en dus trefvlak hebben. Een kogelpatroon gebruikte ik het liefst, óók omdat deze een directe dood van het wild tot gevolg had. Een directe dood öf een radicale poe del. Want het vereist een meer dan grote schotvaar digheid om bij het nachtschieten op die afstand raak af te komen. Het was vooral uit veiligheidsoverwe gingen dat de bevolking slechts bij zeer hoge uitzon deringen een vergunning kreeg voor een getrokken geweer. Meestal moesten zij het dus met gladlopen doen, waarvan het dodelijk bereik met lopers niet hoger was dan 40 a 50 meter. Het was de reden waarom de Lampongse jagers zo weinig succes hadden op de hertenjacht en op de belorjacht voornamelijk poedelden, waarmee weer het feit werd verklaard dat het roodwild in die contreien zo ril was. (wordt vervolgd) 36 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 12