BÜnt MltftUnimiïmt&Am KM mit De vrouw die door een leeuw werd gewurgd Een jonge vrouw klaagde tegen haar veel oudere echtgenoot: "We zijn arm, en als we in dit dorp blijven zullen we arm blijven tot aan onze dood. Kom, laten we ons geluk ergens anders proberen. We kunnen er nooit slechter op worden". Haar echtgenoot stemde toe. Hij verkocht hun weinige bezittingen, en samen trokken zij de wijde wereld in, in de richting van de stad waar de koning hof hield. Zij reisden vele dagen. Op een dag zet ten zij zich, toen de zon het hoogste punt had bereikt, neer in de schaduw van een hoge boom, in het gezicht van een grote stad. De oude man was moe en vol zorgen, en hij uitte zijn gedachten hardop: "Wie weet wat ons in de grote stad te wachten staat? Niemand kent ons, en wij kennen er niemand. Ik ben bang dat we weer in ellen de zullen moeten leven. Als dat gebeurt, moet je mij, arm en oud als ik ben, ver laten en een andere man zoeken, die jong is en rijk". De jonge vrouw schrok van deze woor den: "Wat zeg je!Ik heb gezworen bij je te blijven tot het einde van je dagen, en ik zweer het opnieuwl" De oude man nam er vrede mee en viel in slaap met zijn hoofd op haar schoot. Een ruiter verscheen op de top van een heuvel, in hun richting komende vanuit de stad. Zijn gezicht was als de zilveren maan en zijn paard snel als de wind. Hij droeg de mooiste kleren, want hij was een prins en begaf zich op jacht. Toen de jonge vrouw de knappe prins zag, werd haar hart door de pijl der liefde doorboord. Toen de jonge prins de mooie vreemdelinge zag, werd zijn hart doorboord door de pijl van het verlangen. Hij dreef zijn paard in haar richting en zei: "Wie ben je, paradijselijke vrouw? Vanuit welke hemel ben je op onze aarde neergedaald?" De jonge vrouw antwoordde: "Ik ben de ongelukkige vrouw van een ongelukkige oude man, en ik kom van ver". De prins riep uit: "Ik zal je gelukkig maken. Kom met me mee, en ik zal je ko ningin van mijn hart maken en keizerin van dit land". De jonge vrouw aarzelde. "Zal je me, on waardig en arm als ik ben, niet verlaten als het moment van beproeving komt?" De prins hield vol: "Ik zweer dat ik bij je zal blijven tot het eind van onze dagen". Daarop tilde de jonge vrouw het hoofd van haar echtgenoot van haar schoot en legde het op het gras. Toen stond ze op en steeg achter de prins op het paard. Toen het paard wegdraafde, werd de oude man wakker. Terwijl hij met moeite opstond, riep hij uit: "Vrouw, oh vrouw, waarom verlaat je me? Denk aan je eed". Maar de jonge vrouw hield zich doof. Ze galoppeerde er met de prins van door, op het snelle paard, keek noch links noch rechts, tot ze uit het gezicht was verdwe nen. De oude man ging hen langzaam ach terna. Een uur rijden verder groeide aan de kant van de weg een schaduwrijke boom. Daar onder ontsprong een bron. Dorstig als zij waren, stegen de prins en de jonge vrouw af en zetten zich in het gras. Zij lesten hun dorst en bewezen elkaar hun liefde. De jonge vrouw had echter aan de liefde niet genoeg. Toen ze een eindje verder struiken zag staan, waaraan zoete bessen groeiden, ging ze er op af om er enige te plukken. Nauwelijks had ze een paar stap pen in de struiken gedaan, of een leeuw sprong tevoorschijn. De jonge vrouw gaf een schreeuw van angst, maar reeds had het dier haar besprongen en zijn klauwen in haar keel geslagen. De prins hoorde het gebrul van de leeuw. Bezeten door angst voor z'n leven, sprong hij in het zadel en dreef de sporen in de Vervolg van pag. 14 van 'suycker' aan te bieden, maar daaren boven zijn eigen liefdevol kloppend hart. Het onderstaand poëtisch dichtwerkje ont lenen wij aan die tijd: 'Myn schoen send ik U niet alleen 'Maer siel en licheam heyd te saem 'Het lichaem, dat U, aengehe'en 'So hejtich wenscht na 't lieve aemen 'Dat van U lipjes nederdaelt 'En 't dorstich hert ten hemel haelt!' Ja, ja, zo lyrisch waren de lieverdjes van toen! En aangezien men geen Sinterklaastirade, of het nu geschreven is in 1965 of in 1365, mag besluiten zónder een receptje voor U, mevrouw, geef ik U tot slot dan het recept volgens hetwelk onze over-overgrootmama haar marsepein bereidde: 'U neemt amandelen die eenen dach en nacht in schoon water hebben geweeckt, die also schoon gemaeckt syn als mogelick is: stoot die, altyt wat vers water inspren- gende, dat geen oly en worde. Dan neemt also veel goet zuyckers als amandelen. Alst al wel't saemen gestooten is en met rooswater gelenget, so doeget saemen in eenen ydelen dop ende settet in een panne en latet backen in den oven ende bespren- get dit wel met zuycker ende rooswater ge- menget dat niet al te seer en verdroogt. Ghy moget ook backen in een panne over 't vuyr, maer siet dan wel toe dat niet en verberne!' U ziet het mevrouw! Eenvoudig nietwaar? Allemaal aan het werk dus! Of tóch maar liever naar de banketbakker om de hoek??? In elk geval, succes en 'een heerlijk a- vondje' op 5 december. INE WIERDA flanken van zijn paard. De vrouw hoorde het getrappel van de paardehoeven en riep in doodsangst uit: "Prins, oh prins, waarom verlaat je me? Denk aan je eed". Maar de prins hield zich doof. Hij rende er op zijn snel paard vandoor, keek noch links noch rechts tot hij uit het gezicht was verdwenen. Ondertussen had de oude man de bron bereikt. Toen hij hun liefdesnestje ontdekte onder de boom, schreide hij bitter. Toen hij de plaats in het bosje vond waar de leeuw z'n vrouw had aangevallen, schreide hij weer. En toen hij haar afgerukte ledematen in de woestijn zag, schreide hij voor de derde keer en viel voorover op de grond. Toen de oude man zijn verhaal had ver teld, dacht de jonge koning een ogenblik na, waarna hij zei: "Dit was een zeer diepzinnige fabel. Aqua fortis sterkwater) zal goud zuiveren, maar klatergoud verteren". "U hebt gelijk, machtige koning", antwoord de de oude man, "Ware liefde en vriend schap uiten zich in daden en niet in woor den, zoals blijkt uit de fabel van de gazel en haar vrienden". "Wat is dat voor fabel", vroeg de koning. De oude man boog en begon zijn verhaal. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 16