AMSTEL BIER Prachtpils Vegetatievormen van de rimba V De laagst gelegen modderbanken of ei landjes, die slechts bij laag water even boven de waterspiegel uitsteken, zijn vaak hier en daar begroeid met Rhizophora mu- cronata en Avicennia marina, bomen die kans zien te groeien op slappe en zilte modder. De eerste is een boom met frisse, glanzende, leerachtige bladeren, die 10 me ter hoog kan worden; de tweede, de z.g. "witte mangrove", heeft de grijsgroene bla deren, die aan de onderkant een zachte beharing hebben. Op het iets hogere, veelal glooiende mod- derstrand, dat echter nog geregeld bij vloed onderloopt, vindt men een reeds meer aan eengesloten begroeiing, in de regel be staande uit bosjes, die uitsluitend door Avi cennia of Sonneratia worden gevormd. Bij zeer langzaam oplopende modderkusten, waar de daarvoor liggende modderbanken de golfslag breken en het aangevoerde slib over een groot oppervlak gelijkelijk wordt verdeeld, dringt een naar zee ijler worden de begroeiing van Sonneratia aiba naar vo ren. Op de minder beschermde plaatsen treft men op de dan veelal sterker hellende bodem langs de kustlijn ook een aaneen gesloten rij van deze bomen aan met lange en zeewaarts gerichte takken, die dicht bo ven het grondoppervlak uit de stam ont springen. Op het strand van modder ziet men de talloze opgerichte, korte ademwor- tels, waarop wij later zullen terugkomen. Door het geregeld op- en aflopen van het water tijdens het opbouwen van de bo dem, is deze meestal vlak of slechts zeer flauw hellend en dus steeds met water ver zadigd, waardoor een behoorlijke oxydatie van de organische en anorganische be standdelen niet kan plaats hebben. De in de bodem aanwezige ijzerverbindingen bij voorbeeld worden daardoor gereduceerd, hetgeen gepaard gaat met zuurstof-onttrek king aan de bodem. Hierdoor ontstaan ijzer verbindingen, die de modder van zwart tot blauwachtig grijs kleuren. Als nevenver schijnsel van de plaatsgehad hebbende re ducties, ontstaat zwavelwaterstof, met de welbekende rotte eierenreuk, zo kenmer kend voor deze terreinen. Het schijnt dat, zolang de groeiplaatsen nog aan een golfslag van enige betekenis zijn blootgesteld, Sonneratia alba de mees te kans van slagen heeft. Want zodra deze terreinen ouder en meer beschut raken, waarbij zij door de voortdurende slibafzet- ting wat hoger zijn geworden, ziet men de Bakau-bakau, de Rhizophora's. (Rh. conju- gata L en Rh. mucronata Lam.), met haar steltwortels de plaats innemen. Ook als het water minder zout wordt, zoals in de nabijheid der rivieren of afwateringsgeulen, trekt de Perepat, Sonneratia Alba, die een echte zoutliefhebster is, zich terug en win nen de Rhizophora's veld. Als voorhoede treedt dus op deze kleiachtige slibgronden de S. alba op en men kan zelfs door de aanduiding van "Sonneratia alba zóne" aan geven in welk stadium van vorming de bo dem zich dan bevindt. Deze eerste zóne is in de regel slechts smal. In het Bakau-bakau gebied is de bodem dus al wat hoger en minder vlak. Het stro mende water vormt hier en daar vlakke geu len en de talrijke krabben, die op en in de bodem leven, maken gaten en heuveltjes. Op de hoogste gedeelten kan zelfs de bo dem reeds behoorlijk opdrogen en krijgt deze een oppervlakkige bruine kleur, welke kleur ook de bemodderde Rhizophora-tak- ken en wortels vertonen na het opdrogen. Door het opschieten der struikachtige be groeiing en het voortdurend opnieuw uit zenden van luchtwortels vanuit de hoger gelegen stamdelen vormt de Bakau-bakau vegetatie een haast ondoordringbaar net werk van takken en wortels, die elkaar in alle mogelijke richtingen kruisen en in de modder verdwijnen. Alleen in de uitgestrek te, vlakke vloedbossen, bijvoorbeeld van Z.O.-Borneo, waar de voortgang van de aanslibbing door de kuststromingen beperkt wordt, zodat de levensvoorwaarden voor de Rhizophora ontbreken, vindt men tot ver in zee voortdringende grote bossen van Son neratia alba en Avicennia. Zolang de bodem nog geregeld door zout water overstroomd wordt, tiert de Bakau- bakau welig, al dan niet vermengd met en kele exemplaren van Sonneratia alba of andere zoutminnende soorten. Ook deze tweede zóne is echter slechts smal en loopt min of meer evenwijdig met de eerste. Komt men echter dieper het land in, waarheen het brakke water door de vloed wordt opge stuwd, dan krijgen ook andere soorten "wortels aan de grond". In dit brakwater gebied, waar tengevolge van de moeilijke afwatering het neergevallen regenwater lan ge tijd wordt vastgehouden en dus het zout gehalte nog meer vermindert, overheerst de Bruguiera, met knievormige steltwortels, glanzende bladeren en blauwachtige vruch ten. Hier en daar ziet men de plankwortels van Xylocarpus granatum, die een gladde schors hebben en grote, bolvormige vruch ten, met een doorsnede van ca. 15 cm, en op kanonkogels lijkend. Zij omsluiten een paar grote, onregelmatig gevormde, kurk- achtige zaden, die dus goed kunnen drijven. iiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiliniliiiiiiiiiiluiiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiniitiiiiiiiiiin ANTIEKE VOORWERPEN gevraagd uit tropische landen, zoals sieraden, wapens, weefsels, maskers, 1 I enz. Brieven aan E. Deletaille, Hasseltsestraat 2 Scheveningen J uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiii||||iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Qrvv-uvu-vvu'v-irv'vvvvvv'v'v'vv'v'v'vv'v'k O O VRAAGT Uw winkelier naar INTERFOOD - g KEUKENTAMARINDE 3 per jampot f 1,50 3 Fabriek te Beesd, telef. 0 3458 - 580 Ouuuwuuuuuuvjuwuuuuwwwwww Ook Sonneratia acida, die echter in tegen stelling met Sonneratia alba geen goed tim merhout levert, gedijt hier welig. Dit brak watergebied kan in tegenstelling met de beide voorgaande zones, zeer uitgestrekte oppervlakten beslaan. Hier ontwikkelt zich het mangrovebos soms tot meer dan 35 meter hoogte, met stammen van 60 cm dik te, zoals de Bruguiera gymnorrhiza. J.C.H. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 17