VAN HIER EN GUNDER JEF LAST „Itoe perkara toean Allah" "Wanneer men in later tijden op de Neder landse literatuur van na de oorlog terugziet, zal men zich misschien verhazen over de bui tengewone platvloersheid van het literaire landschap, met bijna geen verheffingen en met hijzonder veel stagnante poelen, waaruit vaak een penetrante stank opstijgt... Men heeft dan tegelijkertijd de indruk, of het misschien enkel de huitenkanters zullen zijn, de Oud-lndischgasten in de literatuur, die zowel door de inhoud als door de onverzon- nen echtheid van hun herinneringen en de gloed van een berustende romantiek, als even veel heuvels hoven dat Nederlandse beneden- AP zullen blijven steken. Een Maria Dermout, Breton de Nijs, G. J. Resink, Tjalie Robinson, Bep Vuyk... En dan deze Willem Brandt, wiens Verza melde Gedichten niemand die met zijn hart aan Indonesië hangt zal kunnen nalaten te kopen" Deze woorden schreef Jef Last in de be spreking van Willem Brandt's gedichten in Tong Tong No. 8, pag. 19. Jef heeft er geen idee van misschien hoe inhoudsvol deze woorden zijn in vele opzichten. Jef en ik corresponderen met elkaar en liggen vaak genoeg met elkaar "overhoop", maar het is het vormende, constructieve overhoopliggen van insiders. Jef "zit in het linkse kamp" en is "dus" een vijand van de "koloniaal". Met deze controverse kunnen boekdelen van scherpe polemiek gevuld worden, maar weet U, Jef heeft in Indonesië geleefd als wij en met alle intensiteit die deze in wezen onafhan kelijke figuur altijd gemarkeerd heeft. Hij is "dus" ook wég van Indonesië en behoort om het op een vreemde manier te zeggen "tot onze broederschap". Van alle Nederlandse socialisten en com munisten is hij de enige die ons blad trouw leest, het begrijpt en ervoor schrijft! Is dit eén absurditeit? Een wonder? Voor ons is het begrijpelijk. Van alle Nederlandse letterkundigen, die doorlopend wat op Willem Brandt (en zijn heimwee) hebben aan te merken is Jef Last de enige, die Willem Brandt appreciëren en zelfs bewonderen kan, omdat hij hem be grijpt. Waarom? Omdat ook voor Jef Last namen als Oeboed, Kentamani, goenoeng, kampong, sawah méér zijn dan "vreemd" of "heimwee", namelijk: poezie en leven. Het curieuze is dat Jef Last een waar heid vermoedt, die duizenden Indischgasten niet eens omvatten kunnen, die nochtans naar mijn overtuiging "klinkklaar" is, en die hij heeft neergelegd in de tweede alinea: "men heeft dan tegelijkertijd de indruk", enz. Waarom ben ik ervan overtuigd? Hier in Amerika duik ik graag in allerlei bibliothe ken en correspondeer met enkele hoogle raren aan universiteiten die zijdelings of direct met Nederlandse of Indonesische cul tuur te maken hebben. In deze bibliotheken vond ik tot mijn ver bazing als meest vertaalde Nederlandse let terkundigen: Maria Dermout, Louis Coupe rus, Frederik van Eeden en Johan Fabricius. Uit de uitleenregistratie op de kaart vóór in het boek valt af te leiden dat deze au teurs regelmatig gelezen worden. Van alle Hollandse schrijvers vond ik in Whittier maar één terug: Piet Bakker met Ciske de Rat (en ik weet werkelijk niet of men dit boek in Amerika beschouwt als een "crime story" of een Hollandse zedenro man). Aan universiteiten waar Nederlandse lite ratuur behandeld wordt, is Couperus een veel gelezen en druk besproken auteur. En het zijn alle Indische schrijvers! Hierover valt veel te piekeren, te conclu deren en te twisten. Veel plezier ermee! Maar ergens slaat Jef Last een spijker raak op de kop! Tenslotte zijn samenvattend oordeel "de gloed van een berustende romantiek". "Wat een geniale vondst!" zou je uitroepen, als deze kwalificatie het resultaat zou zijn van koel denkwerk. Maar wie het Morgenland kent, heeft een andere opvatting van ro mantiek, een veel ruimere, mooiere, diepe re! Voor hem is romantiek de levend ge worden Saudade, de ziel van "Kim", "De Typhoon", "Rain" (Somerset Maugham), Ra- shomon, Duizend-en-één-Nacht, de 89ste Sura uit de Koran en het wonder van "Nog pas gisteren". Vanuit deze romantiek is de "haat voor onze gezapige welvaartscivilisatie en de ob sederende angst voor de apocalyptische te kenen van de tijd" te verklaren, waarover Jef Last eerder in de recensie spreekt. Een emotie die niet alleen Willem Brandt, maar negen van de tien Indischgasten beroert en die ook een dichter als T. S. Eliot deed uitroepen bij al dit volmaakte dat Europa heet: "It is not this, it is not this at all". Kleine Nono zou van deze Jef Last zeg gen: "Boleh dèh, deze Totok!" En duim op! T.R. "Een van de grootste ergernissen over het ge schrijf van Tjalie in Tong Tong is dat hij er vaak "te pas en te onpas God bij haalt" Citeer ik woord voor woord uit een sym pathieke brief. Een vriend zei me eens dat veel stukken van me er prachtig uitzagen en b.v. als essay direct in welk cultureel blad ook geplaatst zouden kunnen worden, als ik niet alles bedierf door in de staart opeens weer God "te laten opdraven". "Op zo'n manier kan je alles bewijzen!" riep hij wanhopig uit. Heimelijk vermaken zulke uitvallen me zeer. In de grond echter wijzen ze me tel kens weer buiten de Europese gemeen schap, waar ik schijnbaar al helemaal in zat en maar één voet hoefde bij te trekken. En dan lig ik er opeens weer uit. Ik ben me er ten zeerste van bewust. En vaak spijt het me voor mijn sobats dat ik praat zoals ik ben en daardoor op slag onaanvaardbaar word. Ik voel heel goed aan dat ik inbreuk maak op een ongeschre ven wet in Holland, die voorschrijft dat men zaken van Kerk en Staat, van verstand en geloof, uitdrukkelijk gescheiden moet hou den. Verstandige mensen raken "in tegen woordigheid van God" opeens de kluts kwijt. Ze hebben een onweerstaanbaar ver langen om de pet af te nemen, "hum-hum" te zeggen en met gedempte stem te spre ken, zodra het woord "God" vernomen wordt. Dan wordt opeens "een gepaste eerbied" opgebracht. Dan kijkt men om zich heen en merkt niet in een kerk te zijn. Men voelt zich "genomen". Wat mankeert die Tjalie! Hij is een femelaar! Hij is net zo'n vent als van de Wachttoren, die op eens op het trottoir van de Kalverstraat voor je staat en je aan het bestaan van God herinnert, terwijl je je juist zat te ver lekkeren aan de gedachte van twee brood jes half-om met koffie. Of een politieke meeting. Van die dingen, waar de kerk nou letterlijk mijlen van af staat! Confrontatie is verder helemaal onmoge lijk, want Tjalie behoort tot geen van de talloze kerkgemeenschappen in Nederland. Die vent schijnt "z'n eigen God uit de Oost te hebben meegebracht" en wat moet je daar mee beginnen! Ja, massa's mensen hebben uit de Oost hun eigen God meegebracht. Een nogal sin guliere "Persoonlijkheid" waar je b.v. ook over praten kon met Moslims, met Chine zen, met animisten, en ze wisten altijd pre cies "Wat" ermee bedoeld werd. Deze God had vaak niet eens een Naam, maar kon Zoiets zijn als "meer dan het oog kan zien", "verder dan een mens rekenen kan", "het zichtbare en toch onbegrepene", "het onzichtbare en toch aanwezige". De God die overal is en waar je dus logischerwijs altijd rekening mee houdt. De Figuur waarvan de eenvoudige Indo nesiër, als zijn begrip hem niet verder dra gen kan, zegt "Toehan koeasa", dat eigen- Ijk veel meer zegt dan "God beschikt". De Figuur, waarvan de goedmoedige Blanda wel eens (een tikkeltje geirriteerd) tegen de goedmoedige Javaantjes zeggen kon tijdens een schijnbaar heel normaal ge sprek: "Ja hoores hier, Sidin, "itoe perkara Toean Allah, hoor!" Want die Hollander, die in dagelijkse contacten alleen werkte met meetbaarheden, horloges en boekhou dingen en zo, was ongemerkt door Sidin op een terrein geloodst, waar die meetbaar heden opeens niet "lakoe" zijn. Ho, hol Geloven doe je in de kerk, waar? Blanda gaat stilletjes mopperend heen. Als je op de vraag: "Je weet toch wel hoeveel twee plus twee is?" ten antwoord krijgt: "Barangkali doewa, toean!" dan heb je toch lichte neiging om uit mekaar te klap pen, wat? Ba-rang-ka-li...(Terzijde: ze leren het nooit!). Wel, Tjalie is zo'n Sidin met "barangka li". Vervelend! "Als je in de alom-tegen- woordigheid van God gelooft, ben je dus pantheist, Tjalie?" (Alweer: kastje nummer zoveel!) "Neen". "Maar wat dan?l" De Hol lander, die in eeuwen gewend is geraakt aan een God-in-een-kastje, b.v. de kerk, het geloofsgesprek, enz. enz. kan daar niet Lees verder volgende pagina

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 3