Langs Tijgerpaden door Lex Denninghoff Stelling Uitgave: TONG TONG FEUILLETON Prins Mauritslaan 36, Den Haag KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Mèt de jager werden wij in de vorige afleveringen op de "mand- jawgenodigd, zodat ook wij ons in Kotaboemi ingeburgerd voelen. Wij maakten mee hoe zijn dierenhandel werd opgezet, en hoe de voorbereidingen werden getroffen voor de grote ver kenningstocht door de Sumatraanse oetan. Binnen korte tijd zullen wij nu de Gestreepte voor het eerst ontmoeten Hoe verkeerd men bij de jacht met de belor kan oordelen, ondervond Peng An, één van mijn sobats uit Kalianda, een kustkampong in het Lampongse, met veel uitgestrekte alang-alangvelden waar het goed schieten was op roodwild. Peng An was op een nacht aan het belorren in zo'n veld, gelegen op een aan zee grenzend plateau. Eindelijk ving de lichtbundel een oog, dat zich uiterst langzaam en stabiel voortbewoog, voorlangs de jager. "Itoe dia! Dat is 'm!" sprong de vreugde naar Peng An's hart: "Een bakbeest van een rangga En omdat hij Chinees en handelaar was, signaleerde dat oog meteen ook naar het telraam in zijn brein: "Minstens vijftig pop, zeg!" Peng An ontzekerde zijn dubbelloop cal. 12, legde zorgvuldig aan, wist in beide kamers gedegen loper patronen en poeierde er op los. Mis! Tot zijn stomme verbazing wandelde het oog rustig verder. Een mon sterlijk groot, rood oog. Zijn blijdschap dat het hert er niet vandoor was na die twee daverende schoten, werd meteen ietwat getemperd door de automatische becijfering: "Vijftig pop minus tweemaal vijf en dertig cent...wah tjila- ]<a 11" Het hert was waarschijnlijk te ver af voor een loper- vrienden bok wat een pech 37 schot, dus nu maar een bougnet (loden kogel voor een gladloop) eraan gespendeerd. Wéér mikte Peng An, met bonzend hart en alle driften en verlangens gebun deld naar dat reuzendier, dat daar onder dat uitda gende oog wegkuierde. "Bénggg!" donderde het derde schot over de doodstille alang-alang. "Ho-tsjauw! Peng An ging zowat door de knieën van verbazing en schrik: nóg was het oog niet verdwenen. Hij wrong zijn hart uit: "O, vaderen en grootvaderen van Peng An...gij, Peng Twan en gij, Peng Hoei, en gij, draken- ridder Peng Tok...zie naar mij, onaanzienlijke worm ...Ik dank U dat ge me die kostelijke rangga hebt gestuurd van vijftig po...vijftig pop minus driemaal vijf en dertig cents...Ach, dat ge toch ook de kogel uit mijn nietswaardig geweer moogt besturen! Ik zal U morgen vier...nee, vijf wierookstaafjes branden als dank en hulde...O vaderen en grootvaderen..s-t-a- m-ij-b-ij Inmiddels had hij zijn spuit herladen met twee spiksplinternieuwe en kostbare bougnets. En wéér leg de hij aan op dat rustig voortwandelende oog. En wéér stokte zijn adem. En wéér knalde het over de alang- alang. En... "Ho-tsjaüw!" dat werd een gedegen vloek. En nog maals mikte Peng An en weer vervloog er vijf en dertig cent over het plateau. Op de twee volgende patronen spoog hij met over gave zijn aanmaning tot meer geluk, wurmde ze met 38 geagiteerde vingers in de kamers, en rang .'-rang!... "Tjilaka besar jammerde Peng ietwat luider. Het oog was er nog altijd, en "Tién wierookstaafjes, Peng Twan en Peng Tok!" tawarde hij radeloos en een zenuwinstorting nabij, en na de twee volgende poedels verhoogde hij zijn aanbod tot vijftien en zes tien staafjes. Maar onvermurwbaar bewoog het oog zich verder. wat een reuze-pech afdingen, hier aanbieden 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 9