BATIK VOOR DE VROUW Dari kain poetih sampe djadi batik jang bagoes I DIOGENES en DJQJO BOJO Zonder te pretenderen een deskundige op het gebied van batik te zijn zou ik Myana- lezeressen enkele bijzonderheden over ba tik willen vertellen en voornamelijk over de Javaanse batik-techniek. Na twintig jaar af gesneden te zijn van het land van mijn jeugd, ben ik tot het besef gekomen hoe oppervlakkig mijn kennis van batikken ei genlijk was - is dit niet meer zo met dingen uit onze onmiddellijke omgeving - en ben op "ontdekkingstocht" gegaan. Voor de oudere lezeressen zal dit artikel misschien een "herkennen" zijn - voor anderen wellicht een stimulans om weer eens privé- of mu sea-collecties te bekijken, te lezen in de interessante literatuur die over deze autoch tone kunstnijverheid bestaat (Nederland is rijk aan uitmuntende bibliotheken en studie zalen) of- wie weet- weer eens aan batikken te beginnen. Aan het slot van dit artikel geef ik een uiteraard onvolledige-literatuur- lijst; ik heb gemerkt aan min of meer re cente publikaties dat de belangstelling voor de batikkunst nog steeds groot is. Misschien hebt U wel eens een Javaanse aan het werk gezien; in haar lenige vingers de tjanting, terwijl zij op een matje tegen over haar werkstuk, gehangen over de "panwanjan", zit. In tegenstelling tot een Europese batikster of elke andere batikster die het werkstuk plat onder zich legt, heeft zij het katoen vertikaal voor zich. De tjan ting is een Javaanse inventie; men heeft in vele landen getracht dit typische bladkoper reservoirtje met zijn omgekrulde tuit en bamboe handvat te "perfectioneren". De Nederlandse versie staat er het dichtst bij en is solide. Er zijn vele soorten van tjan- tings; voor de kleine stippels en fijne lijn tjes dient de tjanting isen isen, voor de grote vlakken is de tjanting penembok ge schikt die een grotere tuit heeft, terwijl de tjanting pengada twee tuitjes heeft om even wijdige lijnen te kunnen trekken. Sommige tjantings hebben drie, vijf of meer tuitjes; miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii waren 2 bekende Wijzen, toen schre- J 1 ven ze al: Kokkie heeft de laagste prijzen KOKKIES Rijstwinkels: Witte de Withstraat 128 J Telefoon 89438 Slotermeerlaan 125 Telefoon 130362 AMSTERDAM - W. P.S. Wij verzenden over de gehele 1 wereld. I iuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiitiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiïü tjanting men kan er rosetten of groepjes stippen mee maken. De djegoel, de Javaanse kwast of penseel, dient voor het met was bestrij ken van extra grote vlakken. Het oorspron kelijk procédé van batik - in de laatste eeuw gemoderniseerd o.a. wat betreft het gebruik van de goedkopere paraffine inplaats van was en aniline kleurstoffen i.p.v. plantaar dige mengsels - verliep in het kort als volgt ("Described by a native" in P. Mijer: How to make batiks). De toekang medel maakt de blauwe indigo verf klaar; de katoen, de zgn. mori moeslim, mori mentah of m. kasar, wordt meermalen gewassen. (Later werden de goedkopere Europese "Cambrics" gebruikt). Daarna wordt de katoen in klapperolie geweekt, uitgekookt in water waarin as van gebrande padi (loog), tot alle olie verdwenen is. Dit proces heet mateng. De einden van het katoen worden gezoomd (didjilid) en het materiaal wordt gesteven (in rijstwater, a- rèn, randoebladeren) zodat de was bij het bestrijken van het doek niet te snel kan uitvloeien. Daarna wordt het doek in de zon gedroogd, opgerold, op de kemplongan gelegd en ge slagen met de gandeng of met een houten rijststamper (aloe) zodat het materiaal soe pel wordt. De was die men gebruikte was een vermenging van melam geplak met damarhars uit Borneo en mèlam Poetih (bijenwas uit Timor). Met houtskool worden de hoofdcontouren op het doek aangebracht en daarna zónder voortekenen de fijne lijntjes en details. Een ervaren werkster tekent met werkelijke virtuositeit zo'n doek, zonder dat zij "spiekt"; voor heel gecom pliceerde ontwerpen wordt wel eens een Chinees papier met de tekening tegen de achterkant van de katoen gehouden. Wan neer één kant klaar is, keert men het ma teriaal om en wordt óók de achterkant zorg vuldig en spiegelbeeldig met was getekend. Deze dubbelzijdige wasschildering is 'n spe cifiek kenmerk van de Javaanse batiktech niek en onderscheidt de goede batik ioelis van de goedkopere soorten Na de wasschil dering volgen diverse kleurbaden en spoe lingen in koude, bij bruin lauwe baden. Op West-Java wordt in enkele dessa's ook wel rijst-pasta gebruikt i.p.v. was. De verfstoffen en kleuren die gebruikt wor den bij batikken zijn indigo-blauw (het oud ste Hindoerijk dat van de 2e tot de 5e eeuw A.D. op Java bestond heette Taroema, letterlijk indigo-land) en het menkudo-rood, een Turks rood verkregen van de wortels van de Indische meekrap, de Morinda citrifolia. In het coloriet van de batik is het soga-bruin van Java beroemd, een kleur die nergens ter wereld voorkomt en ver kregen wordt door de bast van de soga in een basische verfkuip te behandelen. Zoals U bekend, zijn er twee kleurscholen: de Vorstenlanden en de voormalige Strand re gentschappen. De vorstenlandse doeken kenmerken zich door het roomkleurige fond (ontstaan door het oliebad), het prachtige bruin dat noch tabak - noch kastanjebruin is en de kleur blauw. West Java heeft de Maleische voorliefde voor heldere kleuren. Er bestond ook nog een kleur groen van een zekere Semarangse njonja Franquemont (1867) (vandaar de naam "kain Prankêmon") die echter dit verfgeheim in het graf heeft meegenomen. De Madoerase kains hebben een meer rossige soga-bruine kleur. De kains die uitsluitend uit rood-wit be staan heten "kain bangbangan" de blauw witte doeken "kain biron". Batik kent wel 1000 patronen en vele des sins hebben oorspronkelijk een symbolische betekenis of zijn van heraldische oorsprong. Door het verzwakken van hormatbewijzen zijn echter de vroegere, uitsluitend voor prinsen en hofaristocratie gebruikte des sins, ook voor andere doeleinden gebezigd. De kleur bruin was oorspronkelijk voor het hof; verschillende motieven als de parang .roesak, udan liris en sawat waren streng verboden voor niet-aristocraten. Men had zelfs een bepaalde titulatuur nodig om bijv. het sawat-patroon te mogen voeren (be stemd voor de Pangeran en vrouwen). Jasper en Mas Pirngadie (in; De Batikkunst, deel III v.d. Inlandse Kunstnijverheid in Ne- derlandsch Indië, 1916) hebben verschil lende batikmotieven in bepaalde categoriëen gerangschikt. Ook andere etnologen heb ben dergelijke onderscheidingen gemaakt waaruit ik een kort overzicht distilleerde: 1. Motieven aan het weven ontleend. Hier onder vallen de bekende udan liris (motregen) en de djamblang (ruitweefsel). Van bloempatronen zijn bekend de djelam- prang (wilde tjempaka) en de tjakar ajam hanepoten). Garuda Naga (draak) Lees verder volgende pagina 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 12