Chinese vertellingen De getekende wenkbrauw van Prinses Chen Lien Door alle tijden heen hebben vrouwen over al ter wereld naar middelen gezocht, om de natuur te hulp te komen in het bereiken van haar schoonheidsideaal. In het oude China had de lichaams- en ge laatsverzorging reeds in de vroegste eeu wen een verfijnde hoogte bereikt. In het "Boek der Liederen" uit de Chou- Dynastie (1112 v.Chr. - 249 v.Chr.) staat dit mooie gedicht: Tall she was. Tall she was and fair. Wearing an embroidered robe and silk coat: Daughter of the Marquis of Ch'i, Wife of the Marquis of Wei. Her hands like soft blades of grass, Her skin like pure white jade, Her teeth like rows of melon seeds, Her forehead like a dragonfly, Her brows like silk moths! O, sweet, smiling dimples! O, blackness and whiteness of her eyes! She was so gay and fair When she rested beyond the city-wall. In de "Song of never-ending Grief" bezingt Po Chü-i (772-846) de schoonheid van Yang Kuei-fei, de zeer geliefde, beeldschone ge malin van Keizer Ming Huang (685-762), de 6e Keizer van de T'ang Dynastie (618-954): "Who of the powdered and pencilled fa vourites of the Six Palaces can compete with such beauty? As the Imperial Behest in the cool springtime she washes in the Hua-Ch'ing Pool, (Pool of Flowering Purity), Smooth and warm the fountain water washes her alabaster skin, The attendant maid supports languid love liness, Her cloud front coiffure, her painted face, Her hair-ornaments, which swing as she walks, All day long the Emperor gazes upon her with never satiated eyes! In die oude tijden had elke vrouw in China een toilet-doos van rozen-of mahoniehout, waarvan het deksel van het middenvak kon opgezet worden en waartegen een metalen spiegel was bevestigd. In de laadjes lagen kammen, penselen en pincettes, doosjes met poeder, potjes met rouge en zwarte schmink. Er hoorde ook een mooi bewerkte stenen pot bij, gevuld met een speciaal haarwater, een mengsel van hars en geurig bloemen water, dat over het ingewikkelde kapsel werd gestreken, om het in de vereiste vorm te houden. Het gelaat werd met rijstpoeder donzig be stoven, de wangen en lippen met rouge zachtrose gekleurd. Het was de gewoonte de wenkbrauwen te épileren in de vorm van "een jong wilgenblad" en zo fijn als "de voelsprieten van een vlinder". Met een penseel werden de boogjes met zwarte schmink bijgewerkt. Over de oorsprong van dit gebruik vertelt de volgende liefdesgeschiedenis, die zich afspeelde in de tijd vóór de Han-Dynastie: De kleine Prinses Chen Lien had een gelaat blank en bekoorlijk, als cardamom-knoppen in de vroege Lente. Haar gestalte was slank en buigzaam als een streng van de fijnste zijde. Haar amandelvormige ogen met de lange wimpers hadden de zachte uitdrukking van een ree. En op haar kleine gebonden voetjes liep zij zo sierlijk, dat het was of zij danste op de Lentewind. Er was slechts één ding, dat haar liefelijke schoonheid een weinig ontsierde: haar lin kerwenkbrauw had een litteken, veroorzaakt door een val in haar kinderjaren. Op een Hof-feest in de grote Gastenzaal zag Prins Wu Fang haar en hij was zo be koord door haar lieftalligheid, dat hij zijn ouders vroeg, een bemiddelaar te zoeken, om de hand van het meisje te vragen. De vader en moeder van de kleine Prinses stemden toe in het huwelijk en nu raad pleegde de bemiddelaar de sterrenwiche laars, die de geboortejaren van Chen Lien en Wu Fang vergeleken, om na te gaan, of hun huwelijk het jonge paar geluk zou bren gen en ook geluk voor de wederzijdse ou ders. Maar toch vond de bemiddelaar het nodig, Wu Fang in te lichten over de kleine ont siering aan de wenkbrauw van zijn aan staande bruid. De Prins wilde hem niet eens aanhoren. "Ik heb haar lief", riep hij uit, "zij alleen zal mijn vrouw zijnl" Nu werd naar oud gebruik bij de ouders van Chen Lien een rol gebracht, waarop met rode karakters de dag van het huwelijk, door de sterrenwichelaars gekozen, was ge tekend. Daarmee ging gepaard een ge schenk van twee sneeuwwitte ganzen, waar van de veren met rode verf versierd waren. Eén der ganzen werd teruggeven als bewijs van toestemming met de vermelde datum. Maar toen de geschenken van de bruide gom het Hof binnen kwamen: prachtige oor- en haarsieraden, ringen, armbanden en rol len fijne zijde, werd het de kleine Prinses angstig te moede. Men had haar verteld, Kapsel en Gouden Haartooi uit de Tang Dynastie. hoe knap en voornaam de jonge man was. "Wat zal mijn bruidegom zeggen, als hij mijn lelijke wenkbrauw ziet!" vroeg zij schreiend. Haar moeder troostte haar. "De bemiddelaar heeft hem ongetwijfeld alles verteld. Denk er niet meer aan!" Maar Chen Lien kon haar angst, ondanks de drukke voorbereidingen, niet vergeten. De huwelijksdag brak aan en Chen Lien werd gebaad in geurig bloemenwater en gekleed in een prachtig rood-zijden bruids gewaad, dat geborduurd was met gouden draken en bloemranken. In het mooie, hoge kapsel werd de huwelijkskroon bevestigd, waarvan een dichte, korte gazen sluier af hing, nog ondoorzichtiger gemaakt door stijve snoeren van kleine gekleurde edel stenen. Zoals het behoorde bij het afscheid van het ouderlijk huis, schreide Chen Lien, toen zij in de mooi bewerkte draagstoel stapte, waarvan de rode gordijnen nu werden ge sloten. Vuurwerk werd afgestoken en de muzikanten bliezen op hun hoorns. Twee rijen in het rood geklede mannen droegen lantaarns met in rode karakters de namen van de beide families. Rode wapperende vaandels, grote, rode parasols en gouden symbolen aan hoge staken werden meege dragen. Toch kon de gedachte aan de schit terende stoet, die haar begeleidde, de klei ne treurige bruid niet opvrolijken. Zo kwamen zij aan de poort van het huis van de bruidegom. Gehuld in zijn rood staatsie-kleed, kwam Wu Fang de stoet tegemoet en schoot drie stompe pijlen af in de vloer van de draag stoel. Dit was om de boze geesten te ver drijven. Weer werd vuurwerk afgestoken, toen de bruid uit de draagstoel stapte in de zeef, die door vrouwelijke familieleden van de bruidegom voor haar voetjes gehouden werd. Men leidde haar naar de kamer naast de Gastenzaal, waar het bruidsbed stond. Even mocht zij naast de bruidegom op het bed zitten. Toen gingen zij samen naar de Zaal der Voorouders, waar de huwelijksceremo nie zou plaats vinden. Naast elkaar geknield bogen zij diep voor de Goden van Hemel en Aarde. Toen zij de buigingen hadden gemaakt voor de Voor ouders, voor de gasten en de ouders en ook voor elkaar, werd hun de bruiloftswijn aangeboden in kommen, die met het rode gelukskoord waren verbonden. Zij aten van de bruidsrijst en nu was de huwelijksplech tigheid afgelopen. Het ogenblik kwam, dat Chen Lien haar gouden hoofdtooi met de gazen bruidsslui er moest afzetten. Met tranen in de ogen kwam zij met haar vingers aan het litteken in haar wenkbrauw, maar hoe groot was haar verrassing, toen Wu Fang met een te der gebaar haar hand nam en die aan zijn lippen bracht. "Ik heb U lief, o, Bloem van mijn Hart. Dat kleine litteken zal ik verzorgen tot het einde van mijn leven", zei hij. Hij liet een potje met zwarte verf brengen en het kleinste penseel van konijnenhaar. Met zorgvuldige streken tekende hij een nieuwe wenkbrauw op het bekoorlijke ge zichtje van Chen Lien. Hij maakte ze dun Lees verder pag. 21 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 12