DE BRIEF INDISCHE GALGENHUMOR De brief kwam uit het een of andere militaire kampement in de States. Van een Indische jongen die opgeroepen was voor de militie en in moeilijkheden was geraakt. Ondisciplinair gedrag, dienstweigering, on handelbaarheid. Nu zat hij in een soort cor rectie-kamp, waar doktoren en zo hem on derzochten. Was hij simulant of had hij echte moeilijkheden? De brief was onsamenhangend en ver bijsterd. Nee, hij was geen pacifist, geen uniform-hater, geen officieren-hater, "he just couldn't stand it all" en toch was hij met de beste voornemens de dienst in ge gaan... Wie is je commanding officer? vroeg ik, de kampcommandant? Toen schreef ik een brief. Dear Sir, misschien kan ik U helpen door U wat meer te vertellen van de back ground van private X. Dan begrijpt U meer en kunt U een efficiënter "geneeswijze" toepassen. U ziet dat hij in 1942 in Djakarta geboren is. De Hollanders waren toen gecapituleerd en alle militairen weggevoerd naar krijgs gevangenkampen. Alle Europese gezinnen verkeerden in nood; kinderen waren zonder In mijn arremoede moet ik aan Uwe Exe- lentie met mijn ongelukkige vrouw en drie kinderen mede deele in de meeste eerbied en onderdanig hijt, dat ik met mijn gezin vroeger hep gewerk op Tantjoong Priok, waar ik met vrouw en kindere van de koors er van langs hep gekrege, waarom ik met mijn gezin door de insjeneur op de dijk ben gezet, dat is een gladdakers streek. Ik deel aan Uwe Exelentie meede dat een inlander in kampong Keboon Troek, Mo hamad Halil, waarvan het briefje van zijn naam hierbij is aan Uwe Exelentie met groo- te eerbied. Ik hep van persoone geweeete dat de betrekking van gouvernemensbeul is ope en ik deel Uwe Exelentie met nederig- hljt mede dat ik met mijn arremoedig gezin waarvan een Hollandse vrouw Katarinaa die zijn eigen afsloof van de morrege tot in de nacht, de braave inlander Mohamad Halil die twee deuren van mijn afwoond borg is voor mijn gezin voor rijst en branthoud en zoute vissen waardoor wij alle het leeve willen behoude. Ik vraag om die reedene aan Uwe Exelentie met neederige onderdanig hijt om de be trekking van gouvernemensbeul met een halve gulden per dag en ook de buite kansies van wege de ophangerij van ge strafte persoone voor de galg waarmede ik ook aan Uwe Exelentie met diepe onderda nig hijt mededeelt, dat ik smit en timmerman ben en reparaasies aan de galg kan in orde maake voor een klijnighijt. Met diepe onderdanighijt en groote eerbied is mijn naam...N.N. (Rekest aan G.G. in het Algemeen Dagblad van Ned.-lndië 1885). vader, de hele maatschappij was ontwricht. Daarna kwam de Indonesische onafhanke lijkheidsoorlog. Barricades, sluipschutters, ontvoeringen, nóg meer moord en dood slag. En daarin groeide deze kleine knaap op. Zou het niet mogelijk zijn dat hij in zijn onderbewustzijn een diepe aversie heeft gekregen tegen alles wat militair is? Ik kreeg nooit antwoord op deze brief, maar tien dagen later kwam een verrukte brief van X: "Ik ben er uitl Ik ben er uit!" Ik heb nooit de straflijst van deze jongen gezien. Zijn dossiers in het correctie-kam pement zullen ongetwijfeld rechtmatige straffen registreren wegens ongehoorzaam heid, weerspannigheid, dienstverzuim, enz. enz. Er zal wel geen speld tussen te krijgen zijn: voor die en die fouten die en die straffen. DUS is X een schurk, een onheb belijke "beatnik", misschien wel niet goed wijsZwart op wit, onweerlegbaar en ju ridisch verantwoord tot de laatste letter. En tóch is de jongen ontslagen van elke verdere rechtsvervolging Een goede vriend van me schreef over de wijze waarop ik over Indonesië schreef (en me de gerechtvaardigde veroordeling van vele lezers op de hals haalde): "De fout ligt bij jou. Je bent té "emotioneel ver wikkeld" in Indonesië..." JA, DAT IS WAAR. En wij Tong Tong-ers zijn het ALLEMAAL. In deze na-oorlogse tijd zijn over en weer ellenlange (zelfs eindeloze) fouten en strafbaarheden opgespoord en daarvoor worden straffen uitgemeten. Ook alweer: eindeloos en eindeloos. Net als in dat mili taire correctiekamp van X En toch is daarnaast BIJ ONS ALLE MAAL een instinctieve overtuiging aanwe zig: het is NIET deze optelling van fouten en straffen, die de juiste en eerlijke maat staf brengt over de "ondeugdelijkheid" van het Nederlandse volk, het Indonesische volk, de groep van Indischgasten. ONDER dit ontzaglijke strafregister naar twee kan ten schuilt een diepere waarheid en een mooiere waarheid. En welke is die? Daarom is Tong Tong tot stand gekomen; daarom hebben we in dit blad gezocht naar andere aanwijzingen, naar diepere oorza ken, zijn we het Indonesische volk BLIJ VEN verdedigen tegen elke "opgelegde strafaantijging". Daarom heb ik in Indone sië of onder Indonesische vrienden koppig de Nederlander (en zeker de Indischman) verdedigd en ben naar beide kanten blijven pleiten voor een nieuw wederzijds begrip. Met de hele "set" van wederzijdse be schuldigingen corrigeren we niets, redden we niets en maken de controverse alleen maar scherper en onontwarbaarder. Het boetekleed van "verachtelijke koloniaal" dat ons zo gretig omgehangen wordt ,is FOUT. Het boetekleed van een onbetrouwbaar, achterlijk, corruptief volk, dat Indonesië zo gretig omgehangen wordt, is FOUT. Net zo fout als het strafregister van de milicien X. En we weten niet. Telkens als weer een nieuw "wangedrag" in Indonesië wordt waargenomen, telkens als b.v. in Tong Tong weer "bewezen wordt hoe koloniaal we zijn", kan ons redelijk verstand niet anders doen dan droevig, verbaasd of verontwaar digd beamen dat het waar is. En stamelt ons hart: en tóch zit het anders In het conflict van X en zijn kampcom mandant "bewees" elke daad van X weer hoe onhandelbaar hij was, en elke daad van de commandant wat voor een beul hij was. En qeen van beide is zo beroerd als hij lijkt! In de "perimeter" tussen beide "schuld en boete-partijen" is Tjalie de man die de klappen krijgt. Van beide kanten. Althans: het lijkt zo. Want zonder dat dit van welke kant ook openlijk toegegeven wordt, zijn er massa's lezers die althans net zo dénken als hij. Men moet dus niet de vergissing maken van te menen dat als Tjalie naar wel ke kant ook geëlimineerd is, het Tong Tong- streven uitgeblust zal zijn. Weinig mensen realiseren zich hoe ab surd eigenlijk vele over-en-weerse verwijten en beschuldigingen zijn, omdat wij in de persoon van Tjalie tegelijkertijd pro-Neder land en anti-Nederland zijn, pro-lndonesië en anti-lndonesië, communist en crypto- fascist, enz. enz. enz. Het is diep droevig ook dat door het heen en weer werpen van verwijten en beschuldi gingen beide partijen zich veel verder laten "opjutten" dan menselijkerwijs verantwoord is. Daarom kan ik zo goed Jef Last be grijpen, die bij het bekend worden van het cijfer der 85.000 gedode communisten in Indonesië (waarover de ene partij oordeelt: "Goed zo!" en de andere: "O God, wat erg!") zich alleen kan afvragen: "Maar het waren toch MENSEN?" Als wij ons onze klasgenoten van "toen froeher" voor de geest halen: Soeratman, Midoen, Tjakra, Osman, Mochtar, Soewito, Mariam, Asmara, Roesmiatie, Noes, zouden wij werkelijk drie, vier van hen willen aan wijzen die maar doodgemaakt moeten wor den om óns rechtvaardigheidsgevoel door te drijven? Als ik mijn Europese klasge noten op een rij zou zetten. Arie, Wietje, Jan, Herman, Nono, Annie, Eveline, Magda, Elly, Trees, zou ik drie van hen kunnen aan wijzen om gehangen te worden voor welk vergrijp ook? Vraag ons niet het onmogelijke. Van wel ke kant ook! Tong Tong is niets anders dan "een brief voor milicien X". Waarde lezer, laat ons in Godsnaam het lijvige dossier van kolonialisme en anti-kolonialisme liggen en laat ons proberen te vinden de mens die lijdt door omstandigheden boven zijn macht. En geef ons een kans opnieuw te starten met oude vriendschappen! De vergelijking gaat natuurlijk niet hele maal op: X en zijn commandant zijn voor goed uit elkaar gegaan. Maar we kunnen ons indenken dat zij op een ander terrein, b.v. literatuur of sport, uitstekende en nut tige compagnons kunnen worden. Dit hopen wij voor Indonesië en Nederland. En we zullen het blijven hopen en eraan werken tot onze laatste levensadem. T.R. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 10