Langs Tijgerpaden
door
Lex Denninghoff Stelling
Uitgave: TONG TONG
Prins Mauritslaan 36, Den Haag
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE:
Na de grote verkenningstocht, en de kennismaking met de
Zwerver, is de jager naar Kotahoemi teruggekeerd.
Wij hebben meegemaakt hoe hij daar "het grootste hert van
zijn leven" schoot en vinden hem in dit nummer opnieuw op
het tijgerpad.
In ganzepas gingen we langzaam voort. Opeens
weken de bomen uiteen en ontwaardden wij vóór ons
een ongewoon grote termietenheuvel, vier meter hoog
en wel acht meter lang. Daarachter kwam het gebrul
vandaan. Maar waar lag de tijger? Om de hoek? Zodat
ik direct kop aan kop met hem stond, of met haar,
als ik m'n neus om de hoek stak? Merci, hij (of zij)
moest maar eerst worden gelocaliseerd.
Ik gebaarde mijn gidsje in een boom te klimmen
en me te wijzen waar de tijger zich bevond. Met het
gemak van een aap zag ik hem de boom in verdwijnen,
ik zag hem nog een meter hoger klimmen en toen in
een razende vaart naar beneden komen. In één rush
snelde hij op de heuvel af, onderwijl uitroepend "men-
djangan" (het hert), om er geheel achter te verdwij
nen.
En inderdaad, hij lag er, het bakbeest, het zwarte
gevaarte. Hoeven als de palm van mijn hand! En met
poten zo dik als mijn kuit. Een kanjer. Ik raakte er niet
op uitgekeken. Het gewei was kort, doch bijzonder
dik en de rozekrans was van zo'n omvang dat die met
twee handen net te omvatten was. Een kop om als
trofee te behoudenNu kon ik ook de kogelwond
zien, een goed zittend schot op het linkerblad. Het
dier zat zo uitzonderlijk goed in het vlees, dat er geen
uitschot was geweest. Daarvandaan het ontbreken van
zweet. Het was kennelijk in het bos weer naar links
teruggerend en links achter ons neergestort, zodat wij
86
FEUILLETON
de plaats waar het gebrul vandaan kwam doodeenvou
dig niet met hem in verband hadden gebracht. Boven
dien had z'n gebrul ons misleid. Een dergelijk rauw
gebrul heb ik van een hert nooit meer gehoord, zó
week het af van het vertrouwde hoge geluid van de
sambar dat ik maar al te goed kende.
Ik heb de kop en het gewei naar huis laten pikoelen,
als trofee. Het vrachtje was zo zwaar, dat de jongens
het telkens weer neer moesten zetten om uit te
blazen. Thuis waren de "astapperlahs" niet van de
lucht. Een dergelijke "oeloeng" (een bovennatuurlijk
hert, dat uiteraard groot en donker van kleur is) had
men nooit dood gezien! Geen Lamponger zal het wa
gen op een "oeloeng" te schieten. Onvermijdelijk zou
hij daarmee het ongeluk naar zich toetrekken. Het ge
weer zou uit elkaar kunnen springen en de jager zelf
doden. Maar Abdoel - ik ben nooit te weten gekomen
of het was om me op te hemelen of dat hij het zelf
geloofde - greep mijn 9V2> streelde het en verklaarde
dat men alleen met een "snapan" (geweer) van zo'n
krachtige "ilmo" (magische kracht) ongestraft een
"oeloeng' kon schieten. Kijk, zei hij, en met de vingers
uitgespreid mat hij de lengte van het geweer. Vier
"djenkal" (lengte der uitgespreide hand) en acht vin
gers, berekende hij. Zo'n spuit had niet alleen een
"ilmo" die je geluk bracht, maar ook één die je boven
dien beschermde. En na deze uiteenzetting waren de
87
mannen slechts té bereid om het vlees voor me op te
halen.
Hoofdstuk VII
Het was in Kotaboemi, dat ik er op uitging om een
paar "pergems" te schieten, grote bosduiven, die in de
toppen van de hoogste bomen huizen en dus alleen
kunnen worden verschalkt met een licht kogelgeweer
en niet met een gladloop, en terugkeerde met een
tijger.
Door het prachtige weer was ik verder gelopen dan
mijn bedoeling was geweest, en ik kreeg er pas erg in
toen ik aankwam in een mij bekende kampong op on
geveer tien kilometer van Kotaboemi af. Ik raadpleeg
de mijn horloge, zag dat het vijf uur was en hoog tijd
om terug te gaan. Ik had geen lamp bij me, en geen
zwaar geweer, terwijl toch zelfs onder de rook van
Kotaboemi tijgers voorkwamen.
Ik stond op het punt om de terugweg te aanvaarden,
toen een man één der huisjes kwam uitsnellen en mij
van grote afstand reeds het één en ander toeschreeuw
de. Toen hij dichterbij gekomen was, verstond ik het
woord "matjan".
"Ja mijnheer, een tijger", hijgde de man. "Nog geen
kwartier geleden heeft hij mij een geit afhandig ge
maakt. Hier achter in de pepertuin, waar mijn geiten
grazen voordat ze de stal in gaan. Niemand heeft het
88
11