DE VERMOORDE DUIF
Mens. Wat is Geluid 'in de mist toch on
berekenbaar. Die andere mens kon nog een
mijl ver weg zijn, maar ook honderd meter
dichtbij. D.w.z. net genoeg om mij onzicht
baar te passeren (op deze enorm brede ri
vier) en ongezien te verdwijnen. Zou ik wat
zien? Of zou ik "eeuwig alleen blijven"?
Toen de andere prauw plotseling voor me
opdoemde, was ik zó verrast dat ik vergat
te roeien. Met open mond staarde ik naar
de andere djoekoeng (uitgeholde boom).
Er zaten twee mensen in. Dajaks. Ze waren
bijna geheel naakt. Het waren een man en
een vrouw. Ze waren haast bovennatuurlijk
mooi. Ze roeiden rustig verder, met afge
meten, krachtige slagen. Ze keken me pal
aan met niet knipperende ogen. Als herten.
Ze groetten niet, lachten niet, waren "on
persoonlijk", tenminste wat wij daaronder
verstaan in onze beschaafde terminologie
Dus b.v.: een lachende heer van middel
bare leeftijd, van vrij goede doen en opval
lende intelligentie. Of: een zure volksjuf
frouw met vast een aardig pensioentje en
een nieuwe jurk van C A., die nog even
haar rokken over de knieën trekt. Enfin:
de wijze waarop wij in het westen elkaar
zien, determineren als persoon en in een
sociaal patroon van affectie en efficiency:
een nuttige relatie, een onfatsoenlijk mens,
een blanke (of kleurling), beneden mijn
stand, enz. enz. enz.
Neen, zij manifesteerden zich aan mij in
derdaad als "natuurwezen sec", en in dit
geval als dat natuurwezen dat "Mens" heet.
Zonder zelfs een fractie van sexbewustheid.
Laat staan van beschavingsniveau!
En nochtans (of misschien juist daar
door?) ongeëvenaard mooi en zuiver.
De prauw was mij in één of twee secon
den gepasseerd, volslagen geluidloos op
een heel licht geknetter na van water langs
de boorden. En nochtans leefde ik dat ene
moment tien miljoen jaren. En was ikzelf
mét hen terug in de Dageraad van de Mens
heid en tevens miljoenen jaren verder in
de Toekomst. Vér voorbij de Dinosauren
van vandaag...
Gek ja, maar wie zoiets eens heeft mee
gemaakt, leeft nooit meer goed of gelukkig
mee met alle pracht en praal en grootsheid
van de Dinosauren. Een hoevelen van ons
hebben dit meegemaakt...aan een kreekje
buiten Trètès, een djoerang aan een tabaks
onderneming, een bamboevlot op de Tjili-
woeng of zelfs alleen maar op een avond
in de stad in de bijgebouwen met het ge-
lispel van een pisangblad, het tjk-tjk-tjk-tjk
van een tjitjak en de onwezenlijk verre en
nochtans direct in onze oorschelp kloppen
de hartslag van een verre trom...
Nu zien we dat ook Indonesië en India
en China Dinosauren gaan maken. Móeten
maken. Als ik over honderd jaar nóg zou
kunnen leven, zou ik weer op de Katingan
varen, maar dan in een vrolijk snorrende
motorboot. En ik zou het Dajak-echtpaar
weer zien. In nette amsterdamse burger-
pakkies, met Bata-schoenen aan en met een
transistor in de hand. En nu zouden ze me
zien als Persoon: blanda, koloniaal, mate
rialist, mag Joost weten wat. Maar allebei
Dinosauren! Selamat, saudara! Dan hidoepl!
T.R.
Mijn vriend en ik lazen hetzelfde artikel
in het weekblad TIME. Over de "Passenger
Pigeon", de Passeerduif, die in de vorige
eeuw totaal werd uitgeroeid in Amerika.
De bijzonderheden waren afschuwwekkend.
Soms werden in 1 dag 15.000 vogels afge
schoten voor een marktprijs van 1.250:
met de hagellading van 1 schot werden
eens 187 vogels gedood; in een periode
van 3 weken 5 millioen duiven gedood;
de weerloze dieren wilden op het laatst
niet meer nesten. In het jaar 1900 werd de
laatste duif geschoten.
Ah, kijk niet in nobele verontwaardiging
neer op "die Amerikanen". ELK volk heeft
perioden gekend van onbegrijpelijke moord
lust.
Maar mijn vriend maakte opeens een
merkwaardige overstap: "Jij met je Indo
bewustheid", zei hij, "wie weet dat de Indo-
groep blijft voortbestaan? Ons lot is NU al
bestempeld misschien! Dan is al je werk
vergeefs geweest!" Ik vroeg hem: "Van
welk ander volk of welke andere volks
groep WEET je zeker dat het altijd blijft
bestaan? Sommige volkeren komen en gaan.
Het is als met mensen. Sommige sterven
jong, anderen op hoge leeftijd. Is het leven
van hen die jong stierven, of het nu een
kind is dat op zesjarige leeftijd sterft of tien
millioen soldaten die met gifgas, vlammen
werpers en granaatscherven worden afge
maakt, "voor niets"? Zijn mensen (of die
ren) als kaartenhuizen? Die te vroeg in
elkaar storten zijn waardeloos en worden
vergeten? Is de ontwikkeling van de mens
heid een kaartenhuisspelletje van God?
Waarom kunnen wij over elke vroege
dood alleen maar denken in twee termen:
"Het was voor niets" of "Lekker"? Het
"lekker" heeft betrekking op "de één z'n
dood is de ander z'n brood". Bof, dat Jan
sen dood is; nou heb ik ook es wat. Lek
ker heeft ook te maken met de honderd
duizenden voor de slacht gefokte runderen,
de millioenen voor slacht gefokte kippen
of ganzen. Heb je wel eens een ganzen-
farm gezien? De aarde is als met sneeuw
bedekt door duizenden mooie witte vogels
...maar ze leven alleen tot Kerstmis.
Laat ons geen tranen wegpinken en toch
smullen. En laat ons vooral niet afschrijven
wat toch verloren is. Want het hele leven
bestaat uit "Unvollendeten" en slechts het
ons aangeboren "Behoedende" maakt dat
alles leeft voorbij de Dood. En elke dood,
of het vooruitzicht op een mogelijke spoe
dige dood, kan brengen tot denken, tot ver
diepen, tot berouw en tot correctie. Het
is het niet begrijpen van de dood, dat
de mensheid voert tot doden. De meest
"humane" moord is dan het elimineren door
een modus van ander leven. Als we b.v.
kans gezien hadden de passeerduif tijdig
te kruisen en uiteindelijk "weg te kruisen"
met de ringduif was hij blijven leven.
Nonsens, dan was hij ook dood geweest.
Omdat hij dan immers ook niet meer be
staat. En allen, die de Indo in leven willen
houden door hem netjes weg te kruisen
in de Hollander of Fransman of Amerikaan,
is gewoon een "humane moordenaar". Ja,
massa's Indo's "nesten" niet meer. De voe
dingsbodem voor een eigen geest sterft
weg. Ze herinneren me aan de bruine In
dische jongen naast wie ik in de bus zat
bij Oirschot. Een echte boerenknaap in cor
duroy, op klompen, vierkant, met een on
vervalst streekdialect. "U bent toch Indisch
man?" vroeg ik. "Nee hoor", lachte hij
breed, "me moeder was een Indonesische
- of zoiets..." Hij haalde de schouders op.
Het was immers allemaal voorbij?
Zeker, zeker, de man was er niet minder
om. En dit was zijn normale en goede leven.
Zeker. Maar ik kon niet nalaten aan zijn
moeder te denken, de Indonesische of zo
iets, de passeerduif. Die vergeten stierf in
Oirschot of Boxtel of Heesch of daarom
trent. Een persoon waarover ook romantisch
geschreven zou kunnen worden als over de
passeerduif in het boek "The Silent Sky"
(de stille hemel):
"Op een prille morgen in maart in het
jaar 1900 hurkte een kleine jongen neer
langs de oever van de Scioto rivier in
Ohio, mikte langs de loop van zijn cal. 22
en zond een kogel verpletterend in de her
sens van een grote vogel met rode borst
en zwarte rug. Het was de laatste passeer
duif die ooit gezien werd".
Ach ja, "het leven is nu eenmaal hard
en wreed". Het is daarom des te vreemder
als sommige mensen er "romantisch" van
worden...Misschien is daarom Tong* Tong
niet zo populair. T.R.
In memoriam JANUS VAN HEES
Op 10 maart j.l. is hij op 67 jarige leeftijd
van ons weggenomen. Janus van Hees is
er niet meer.
Sinds de (her)oprichting van de Bond van
Oud-Steurtjes op 1 oktober 1953 in Neder
land, was hij penningmeester. Hij behoorde
tot een van de oprichters.
Onverflauwd heeft hij de belangen gediend
van de vereniging ,die een stuk van zijn
leven betekende. Ik, die hem van nabij
kende, kan hiervan getuigen. Pa van der
Steur's: "niet mijn naam, maar mijn werk
blijve gedacht", heeft hem steeds voor
ogen gestaan .Tot het laatste toe heeft hij
zich met de B.O.S. bezig gehouden.
Bij de herdenking van Pa's 100-ste ge
boortedag in Utrecht, kon hij niet aan
wezig zijn. Toen reeds was Janus ziek.
Met tranen in de ogen heeft hij medebe
stuursleden en belangstellenden zien ver
trekken. Voor hem was dit te veel, bij
een gebeurtenis als deze niet tegenwoordig
te kunnen zijn.
Hoewel wij wisten waaraan hij leed, be
stond bij ons toch een stille hoop dat hij
er weer bovenop zou komen. Inderdaad
heeft het er in den beginne veel op ge
leken.
Een prettige kameraad. Hij had vele vrien
den. Wanneer het ging om principiële
kwesties bleef hij voet bij stuk houden.
Verdraagzaam was hij t.a.v. andermans oor
deel. Goedlachs en blijmoedig ook, maar
vooral hulpvaardig.
Moedig heeft hij zijn ziekte gedragen.
In ons zal hij voortleven als een voorbeeld
van dienend werken.
Hij ruste in vree.
A. N. v. d. Veen
7