MAGELHAES en het RIJK MAESA
if DE MINAHASSA if
Tijdens mijn korte bezoek aan Indonesië kwam ik door allerlei omstandigheden die
hier niet ter zake doen in contact met Roeland Mantiri, gepensioneerd majoor vlieger van
de AURI (Angkatan Udara Republik Indonesia). Hij was nu in zaken gegaan en het ging
hem goed. We vatten direct over en weer grote genegenheid voor elkaar op en we
hebben menig uur samen doorgebracht in gezellige maar ook ernstige kout in Djakarta,
Bogor en Tjimanggis.
Mantiri was nogal gesloten omtrent zichzelf, maar van anderen hoorde ik dat hij zich
in de vrijheidsstrijd bijzonder had onderscheiden door grote moed en groot organisatie
talent. Al jong uit de Minahassa naar Java gekomen om te studeren werd zijn succesvolle
studie wreed door de oorlog onderbroken. Hij was een van de weinige jonge Indonesiërs
die bij het KNIL tot militair vlieger werden opgeleid, maar de snelle capitulatie van Indië
brak ook deze opleiding veel te vroeg af. Tijdens de oorlog dook Mantiri onder en na
de oorlog koos hij onvoorwaardelijk de zijde van de jonge Republiek.
In deze strijd zag Mantiri kans om een paar afgeschreven sporttoestellen weer "vlieg-
baar" te maken en onder de meest primitieve omstandigheden, opstijgend van hobbelige
veldjes, met toestellen opgelapt door "toekang speda's en automonteurs" slaagden Mantiri
en enkele van zijn collega's er toch nog in enkele sorties te maken, waarbij het grootste
gevaar nimmer dreigde van het afweergeschut van de nederlandse politionele troepen,
maar van de gebrekkige staat van de kisten zelf.
Vliegofficieren zijn "rare mensen". Toen later de vrede getekend werd en officieren
van onze luchtmacht kennismaakten met hun voormalige Indonesische "vijanden", maakte
Mantiri vele goede vrienden, die schijnbaar altijd éérst kundigheid en stoutmoedigheid
in elkander appreciëren. Ook van Nederlandse zijde heb ik dus loffelijk horen spreken
van Mantiri, ook als man en mens.
Maar hijzelf sprak zelden of nooit over zijn vliegcarrière, die hij na de oorlog nog een
tijd voortzette, ook in het voltooien van een verdere opleiding in het buitenland. Maar
de opbouw van Indonesië als burger en zakenman trok hem meer aan, dus verliet Mantiri
het leger.
Eerst ging hij nog een keer naar zijn geboortegrond terug. Dit bezoek is voor hem
eigenlijk min of meer een openbaring geweest. En een zelfontdekking. Hij had eigenlijk
alleen als kind in de Minahassa geleefd en had het nooit goed gekend. Al vroeg had hij
als scholier in Batavia geleerd zich te orienteren op het Europeaanschap, de westerse
opvoeding. Dan de oorlog en daarna de volledige inzet voor het Indonesisch nationalisme,
de nieuwe vrije staat. Ja zeker, hij was "Menadonees", een soort ethnologisch verschijnsel
op Java, representant van een verre volksgroep waartoe ook de Kawilarangs, de Warouws,
de Wenassen, enz. enz. Er was altijd heimwee en trots, maar wie was "Ik"?
Terug in zijn geboorteland begon Mantiri zijn land en volk in den beginne alleen maar
"en passant" te ontdekken, met een merkwaardigheid hier, een raadsel daar. Het bloed
kruipt waar het niet gaan kan. In talloze gesprekken met oude Menadonezen groeide een
historie met legenden en mysteries. Mantiri begon te onderzoeken.
Maar laten wij hem verder zelf aan het woord.
Het is een gelukkig land, dt land der
Minahassers.
Gelegen op de Noordelijkste punt van
het Noordelijke schiereiland van Sulawesi,
omspoeld door de trage, machtige golven
van de Pacific. Ver gelegen van het door
de jagende moderne tijden op- en voortge
stuwde leven in de Aziatische wereldsteden,
zoals Djakarta en Singapore, kan men er
nog de rust genieten van elders reeds ver
voorbije tijden.
Men vindt er nog van die vriendelijke
houten huizen op neuten, omgeven door
boomrijke tuinen, waar de tropische zon
vriendelijker schijnt dan op de open pleinen
en asfaltwegen van onze grote plaatsen op
Malakka, Java en Sumatra.
Het was, gezeten op de veranda van de
woning van de oude Heer Tangkudung, op
enige afstand van Menado gelegen, genie
tend van een allergeurigste kop thee, dat
ik het wonderlijke verhaal te horen kreeg,
dat ik nu ga vertellen.
Mijn vrouw en ik waren de vorige avond
NOOT: "Minahassa" is - zoals men weet - een
vervorming, een modernisering van Mina-Essa",
"Ma-Essa", welke beide laatste woorden betekenen
"Een-wording", "Eenheidsstaat".
aangekomen en hadden die ochtend, in ge
zelschap van de oude Heer en Mevrouw
Tangkudung een wandeling gemaakt door
de heel grote en dicht beschaduwde tuin
van hun woning. We hadden de enkele
kruidnagelbomen bewonderd die er nog
stonden, als het ware als souvenir van de
"gouden eeuw" der Minahassa, toen dit
Gunung Lokon, gezien vanuit Kakaskassen (Tomo-
hon)
R.l. Mantiri, staande voor een Waruga met deksel
in het museum van Djakarta. Op de voorgrond het
deksel van een te Ma-Umbi gevonden Waruga-
overschot.
Duidelijk is op deze foto de mannenfiguur te zien
met musket en kromzwaard (Waruga-deksel op de
voorgrond). Op beide Waruga-dekseis zijn de beel
den in kennelijk Europese kleding gestoken.
De urn van de achter de Heer Mantiri staande
Waruga draagt een bas-relief in de vorm van een
kruis.
De afmetingen van de urn maken het duidelijk,
dat deze slechts plaats bood aan het lichaam van
één persoon. De Waruga's zijn dan ook geen
familiegraven geweest, zoals wel eens abusieve
lijk is beweerd.
Het kromzwaard moge een aanwijzing zijn, dat we
te doen hebben met een persoon, die in de Moorse
landen heeft verkeerd. Magelhaes vertoefde lange
tijd in Portugees Marokko. Vele van zijn volge
lingen op zyn tocht rond de wereld evenzo. De
opgestoken pijp doet de Inca invloed vermoeden,
waar de vredespijp in hoge ere stond.
land nog behoorde tot de z.g. "specerij
eilanden", welker producten tot in India,
Afrika, Arabië en zelfs tot in de Europese
landen kwamen en daar zo zeer in trek
waren, dat zij de stoot gaven tot talrijke
ontdekkingsreizen. Die de wereld openleg
den voor en de geboorte teweeg brachten
van het moderne internationale handelsver-
Lees verder volg. pag., kolom 2
Gunung Kalabat (Klabat), gezien vanuit Air-madidi
5