DIE OUWE KLOK
WERELD VAN KRANTENPAPIER
Wij, bij Tong Tong, werken vaak tot diep
in de nacht. Niet omdat we zo ijverig zijn,
maar omdat er overdag iets niet afgeraakt
is dat we 's avonds nog even moeten bèrè-
sen omdat morgenvroeg alles naar de zet
terij moet.
Het gekke (en ellendige) is dat het dan
toch altijd na twaalfen wordt, voor we er
eindelijk met een verschrikte blik op het
polshorloge, met een ruk mee ophouden.
Vaak wrevelig omdat het werk niet op
schoot, hóe we ook ploeterden.
Ja betoel. We ploeterden. Wérkten niet.
En dat is heel logisch. Na een hele dag
werken ben je veel moeier dan je denkt.
De radertjes in je kop lopen niet meer zo
glad en missen mekaar telkens. Ze lopen
steeds stroever en worden meer en meer
geforceerd. En als je dan fijn sluitend werk
moet doen, kom je er nooit uit natuurlijk.
Zie je wel, dat ik het heel goed weet?
Dat we het alle drie eigenlijk goed weten?
Waarom zijn we dan zo stom. Want we
weten ook heel goed, dat na een behoor
lijke rust datzelfde werk dat gisteren
in drie uur niet afkwam, plotseling wel in
een kwartier af kon! Zó pienter en toch
telkens de pineut! Hoe kén?
Nadat het drie dagen achter mekaar 4
uur, 3 uur en 3 uur 's nachts geworden
was (en de volgende morgen natuurlijk "be
labberd") had ik er genoeg van en ging de
oorzaak van het telkens weer falen op
zoeken. En vond weer een wijsheid uit onze
veel gesmade ouwe tijd.
We missen de klok!
We werken alleen met die onopvallende
onhoorbare polshorloges. Je werkt hard.
Niets waarschuwt je. Je werkt controle-loos
door. Het is alleen door het toeval dat je
op je horloge kijkt - altijd weer vér te laat.
Kinderen van de moderne tijd hebben bin
nenin geen herinnering aan een tijds-functie,
die controlerend werkt. Ze kennen natuurlijk
wel slaande klokken, maar die spelen geen
rol meer in het moderne leven. Ouwerwets.
Bij mij ging opeens de herinnering een
seintje geven: "Weet je nog?" Weet je
nog hoe vroeger in dat grote stille huis de
hangklok met sonore stem de hele en halve
uren aanzei? En vaak zelfs de kwartieren?
Die waarschuwden op hun tijd bij het vro
lijkste partijtje, bij het hardste werk. Daar
ging de klok slaan. Even luisteren...acht -
negen - tien. Tien uur al? Ophouden. Of
als je tóch koppig nog even ging afmaken,
een half uur later zei de klok even koppig
dat je alweer een half uur verploeterd had.
En dan hield je op.
Daarom leefde onze Oude Garde zo re
gelmatig en werkte zo efficient. Omdat ze
"bij de tijd" leefden, van het "poekoel
boem" af tot het reveille van de verre
tangsi. En elk uur maande tot bezinning bij
signaal van de klok.
Weet U dat ik in m'n verbeelding die
klok heel graag en heel duidelijk hoor?
Dat ik dan vanzelf ook de gladde gang zie
naar de slaapvertrekken? En soms ook het
kriek-kriek hoor van de putkatrol naast de
ene slag van half zes, als de baboe of
djongos het eerst opstond? Ah ja, wij groei
den op met besef van "het klokje van ge
hoorzaamheid" en met Pa's overbodige con
statering als de laatste slag verklonken
was: "Acht uur! Naar bed!" En al naar je
het gewend was op een vast uur op te
staan ontwaakte je één seconde voor de
klok ging slaan. Nou brom je finaal door de
wekker heen, omdat het de avond tevoren
tóch laat werd. Jammer ja, dat zo'n mooi
en wijs ding de wereld uit is?
En als die klokslag tóch zo "naar ouwer
wets" klinkt, waarom maken ze dan geen
moderne slag? Nou zijn vaan de enige of
ficiële tijdsaanduidingen de sirenes van fa
brieken. Onheilspellend, klagelijk, opzwe
pend, maar nooit prettig.
Die ouwe klok. Die "grootvaderklok". Nu
alleen als antiek in de gang en dan hoeft-
ie niet eens te lopen. Pronkstuk sadja. Fout!
Want één ding staat als een paal boven
water: beschavingen mogen expanderen en
versnellen, de tijd verandert niet. En de
De Amerikaan en ik keken naar de TV-
uitzending van de oorlog in Viet Nam: hos
pitaalsoldaten ontfermden zich eigener be
weging over de bevolking van een kam
pong: verbonden wonden, deelden zalfjes
en pillen uit, hadden snoep voor de kinde
ren. Het leek één grote blijde familie -
zoals ik ook meer dan eens tijdens de poli
tionele acties in Indonesië gezien had in
verre perimeters, zoals ook menige KNIL-
benteng is geweest, héél vroeger.
De Amerikaan was geroerd. "We doen
daar nog IETS goeds af en toe", zei hij,
"dat zullen die mensen daar niet gauw ver
geten".
"Ja", zei ik, "jammer dat we zoiets nooit
uit eigen beweging IN VREDESTIJD doen.
Het kost enorm veel minder dan de 20
milliard van nou, we maken geen duizenden
mensen dood en we brengen zegening en
welvaart. Meer dan dat: in een intiem en
eenvoudig leven met bruine mensen leren
we hen kennen als broeders. Wereldvrede
wordt dan méér dan een droom, een werke
lijkheid! Ga je straks als de oorlog over is?'
Hij keek me beteuterd aan. "You're kid
ding me...", zei hij dan aarzelend. Ja, laten
we ons niets wijs maken. We moeten alle
maal hard werken voor onze carrière, ons
gezin, ons pensioen, enz. enz. enz. De tijd
van de zendelingen en missionarissen is
voorbij (wat waren daar pracht kerels bij.
Schweitzer is geen unicum, alleen een ex
ponent van een verschijnsel dat helaas
"historisch" is).
En wat zijn wij allemaal toch eerlijke ver
dedigers van de mensheid elders...op een
afstand en met erg veel spectaculair (maar
koud) heilig vuur! We sturen soms geld
en rammen ons daarna eindeloos lang op
de borst. Maar MENSEN als Adriani, Ver
braak, van der Steur, Chasteleyn... "quoth
eerlijke verdeling van het Leven in precies
afgemeten uren verandert niet. We kunnen
in een uur nóóit méér proppen dan erin
kan gaan. We kunnen wel door stom prop
pen minder in een uur krijgen. Pietje Mo
dern zegt: in een uur heb ik honderd kilo
meter afgelegd. Wat een massa, hè? En
Jantje Ouwerwets zegt: in een uur heb ik
maar zes kilometer afgelegd. Wat een beet
je, hè? Maar nu moet je eens luisteren
wat Pietje in dat uur gezien heeft: alleen
voortrazend asfalt en schimmen. En Jantje
heeft mensen gezien en gesproken, vele
dieren gezien, bloemen zien groeien, een
medemens geholpen. Wie kreeg er méér in
een uur?
Het wordt tijd dat we weer op de uren
gaan lettenl T.R.
the raven: NEVERMORE...NEVERMORE...
NEVERMORE."
We kunnen alleen maar betere werelden
WENSEN, maar blijven onverbiddelijk thuis.
Er valt ook niets te veroordelen bij onszelf.
Want het is nu eenmaal zo. De wereld is
niet dichterbij dan 400 jaren terug. Onze
wereld is een wereld van krantenpapier en
veel ruzie. En niets méér! En we hebben nu
minder kerels als Magelhaes, Vasco Da
Gama, Drake, Bontekoe, Roggeveen, Tas
man. Ook dat is nu eenmaal zo...
Ik keek mijn vriend nog eens tersluiks
aan. En probeerde mij hem voor te stellen
in Katingan, Borneo. Of zeis maar in Wa-
roengdjengkol, onder de rook van Djakarta.
Ach nee, muskieten, buikloop, rijst met sing-
kong, baden in de kali, slapen op een baleh-
baleh of op een tiker op de aangestampte
grond...nee, hij zou het niet overleven. Maar
ook al zóu hij het overleven, hoe zouden hij
en Achmad elkaar ooit verstaan? Hij met
zijn democracy, humanity, progress, een ge-
dachtenwereld opgebouwd uit in Indonesië
onbekende waarden. En Achmad met zijn
"Allah il Allah", nasib, sederhana. Hoe meer
ik dacht, hoe verder ik hem van mij af zag,
steeds kleiner, kleiner, kleiner, terwijl de
kloof tussen ons groter, groter en groter
werd.
En ik opeens met een schok dacht: "Maar
te deksel! Hoe hebben die Totoks in Indië
't 'm dan geflikt eeuwen lang! De fuseliers
in de rimba, de planters op de verste on
derneming, die duizenden Totoks die om de
drommel NIET allemaal in Weltevreden
woonden als toean besar! Werkelijk, de
koloniale historie is de wonderlijkste his
torie die er bestaat. Alleen voor het naplui
zen ervan zou ik nog honderd jaren willen
leven. Maar ook alléén voor dat! T.R.
7