HET BLEWAK-KRABBERTJE en "SACRE DU PRINTEMPS"
Eigenlijk moet je van Oost-Java komen om te weten wat blèwak is, een suikermeloentje.
In Amerika heet zo'n meloen Canteloupe. Vooral in Soerabaja "at" men deze blèwak in
kleine sliertjes in de stroop. Sommige verkopers maakten er een compleet feest van.
Achter in Pasar Toendjoengan b.v. was zo'n artist die grote bokalen "combination" ver
kocht: twee drie kleuren stroop, blèwak, siwalan en geraspt ijs. Als het dan net zo heet
was als op de empangs van Grissee, dan was zo'n bokaal stroop "ein Stuck vom Himmel"!
Ook heel wat keurige dames, die op Pasar Toendjoengan wat ronddarden tussen de
Bombay-tentjes, konden de verleiding niet weerstaan om daar zo'n "royale" te savoureren
weetjenog?
Weet U wel hoe die sliertjes gemaakt
werden? Alleen sommigen weten dat. Dat
deed de stroopverkoper met een apparaatje
dat leek op een veiligheidsscheermes, al
leen zat er in plaats van de houders voor
het mesje een eigenaardig ding, gemaakt
van zes langszij aan elkaar gesoldeerde
buisjes. Daarmee kon je dus de meloen
helften keurig uitkrabben en kreeg mooie
sliertjes. Ja, die eenvoudige kerels van de
straat zijn vaak erg handig en knutselen
vernuftige dingetjes in mekaar.
Veel Indo's van de ambachtsschool, K
WS, KES, enz. deden dat ook graag. Als
vriendendienst voor mekaar. Ze zaten dan
vaak weken lang te smeden en timmeren
en boren en schaven in hun goedang, maar
kwamen altijd tevoorschijn met een prach
tig stuk vakmanswerk. Het gaf hun het idee
dat ze niet helemaal hersenloos fabrieks-
meubel waren, zoals zo menig vakman te
genwoordig. Het was scheppend werk
en men ging er vaak helemaal in op als
een echt artist. Elk vrij uur werd doorge
bracht aan de draaibank, met een sjekkie,
het fluiten van een simpel melodietje, zo
maar in een ouwe pyama of een pendekkie.
Het was een aparte vorm van levensgeluk.
Dezer dagen kreeg ik van "Kleine Tok"
plotseling zo'n krabbertje. Zelfgemaakt! Je
weet, met dat van ouds bekende onver
schillige gebaar, waarmee ze je ook een
nieuwe kolf voor je BSA-buks, een siga
renaansteker of een paar hengsels voor
een ouwe koffer konden geven. Maar er
blijkt altijd één waarachtig ding uit: dat je
een "sobat kentel" bent en dat die vriend
schap bestendigd moest worden met een
zelfgemaakte tanda mata.
"Kleine Tok" is natuurlijk een bijnaam uit
jonge jaren. En mensen die Indië goed ken
nen, weten dat "Tok" komt van "Totok" en
dat deze meneer dus erg blank moet zijn.
Klopt. En dat er dus ook een "Grote Tok"
moest zijn, "broer-nja". Klopt ook. Eigen
lijk is de blanke bijna twee meterlange
"Kleine Tok" met z'n blanke huid en blauwe
ogen "precies een Amerikaan" en hij zou
er gemakkelijk voor kunnen doorgaan. Of
voor "echte Hollander". Maar gek, weet je,
juist zulke Indo's stellen daar vaak niet
de minste prijs op. Niet omdat het Hollan
der- of Amerikaanschap minder zouden zijn,
maar omdat ze nu eenmaal lekker zijn zoals
ze zijn, dus echt goed bruin van binnen.
Kleine Tok is verder ook dat super-bedaar
de, haast lijzige type, dat U zo goed kent.
Die als baanopzichter van de SS, als snij-
velder, opzichter B W of douaneman hun
plicht 100% perfect deden, betrouwbaar,
plichtsgetrouw, zonder morren. Ook Totoks
konden zo zijn. En veel Indonesiërs.
En die in hun vrije tijd, als ze niet jaag
den of visten, graag
tanda mata's maak
ten voor vrienden
of nuttige dingen
voor het huis (zie
boven.
Voor deze men
sen gaat nu lang
zaam maar zeker de
zon onder. Want
niemand maakt nu
nog wat zelf. Om
dat de markt ons
letterlijk met duizenden vernuftige en han
dige dingen verwent, dag in dag uit. En
heus toch ook wel voor zó weinig geld,
dat het "stom" zou zijn om voor veel tijd
b.v. een sigarenaansteker uit een oude pa
troonhuls te maken. Ook zit je liever bij
de TV natuurlijk, want daar steek je veel
van op...
De grote industrieën, die millioenenwin-
sten maken, steken dat geld voor een groot
deel in laboratoria en proef-werkplaatsen,
waar studenten van technische hogescholen
met een hoog IQ en voor een vet salaris
de hele dag niets anders hoeven te doen
dan handige dingen uitvinden, die "en mas
se" worden vervaardigd en voor weinig
geld verkocht. En nóg meer millioenen ma
ken voor nóg grotere laboratoria. Aan de
uitvindingen komt gewoon geen eind. Nu
is er weer een oven op de markt gebracht
die het vlees uit zichzelf omkeert als het
aan één kant goed bruin is, of uit zichzelf
in de pan roert om aanbranden te voor
komen. Er is geen omkijken meer naar. En
een frigidaire heeft ijsblokbakjes die van
zelf hun ijsjes uit schudden en zich op
nieuw zelf vullen met water. We leven al
lemaal als Goden in Frankrijk nu. En Goden
doen toch niets? Ze zitten maar de hele
dag en knutselen niet meer.
Af en toe probeert zo'n rare Indische
jongen nog wel wat uit te vinden, maar als
hij z'n uitvinding probeert te deponeren, en
merkt dat alles zó haarfijn geformuleerd en
uitgetekend moet worden (om patent-dief
stal te voorkomen) dat hij een speciale
rechtskundige in de arm moet nemen voor
honderden en honderden guldens die hij
nooit heeft, dan vindt hij maar liever niets
meer uit, soedah-dèh.
En dat is droevig, weet je. De kleine man
gaat geestelijk dood. Na nóg vijf generaties
is elke technische arbeider zó'n stuk "lo-
pende-band-robot" geworden dat hij niets
meer uit zichzelf kan uitvinden. Het proces
voltrekt zich langzaam. Ook de "kleine
zelfstandige" gaat langzaam maar zeker
"kapoeres". Vechten doet hij al lang niet
meer. Nog onlangs, bij de opening van de
15de levensmiddelenbeurs te Utrecht, kon
de directeur van de ROKA mr. A. Geurt-
sen vertellen dat weliswaar het aantal zelf-
bedieningsbedrijven met 3500 was toege
nomen, maar dat daarentegen 9000 kleine
zelfstandigen hun zaken moesten sluiten.
Negen duizend kleine, maar flinke en onaf
hankelijke Hollanders zijn ermee om zeep
gebracht. En hoe lang is dit proces al niet
onderweg en hoeveel sneller voltrekt het
zich in de komende jaren?
Natuurlijk praat ik "uit eigenbelang": ook
Tong Tong is een Kleine Zelfstandige, die
als zoveel andere kleine blaadjes, drukke-
rijtjes, uitgevertjes capituleren móet voor
de stijgende kosten van het levensonder
houd. En de verwende eisen van de burger,
die het immers ook vertikt om zo'n ruw on
gesneden brood van een dorpsbakker on
der de arm of in een krant mee naar huis
te nemen, maar zo'n in plastic gewikkeld
fijngesneden stopverf (zoals een Kamerlid
zei - en prompt werd afgetuigd!). Elk ander
blad is "voordelig afweegbaar op de han
den" tegen Tong Tong, is volgestopt met
adembenemend mooie foto's en vol artis
tieke advertenties, verder volgeschreven
door experts, professoren en zo, en niet
door zo'n sukkel als Tjalie, zo'n dorpskoe-
kebakker...
We worden door de grote uitgeverscon
cerns schitterend bediend, net zoals door
de broodbakkersconcerns, de grote meu
belfabrieken, de confectie-magnaten, enz.
enz. Wég met de kleine man. Wég met ons
zelf dus. Zelfs al zou een kleine branie
kerel in Morgenstond een garen-en-band
zaakje openen en een zorgelijk (maar ei
gen!) bestaan aandurven (zonder loonron-
den, pensioenen, betaalde vacanties, enz.
enz.), dan nóg zou de hele buurt veel ge
zelliger en goedkoper winkelen in de stad.
Ja toch? Niet alleen het initiatief streft uit,
maar de broederschap, de kameraadschap,
de lotsverbondenheid en de eenvoud.
Als dinosauren eten de grote concerns
onze maatschappijen op en we hebben het
érg goed, maar raken in gemechaniseerde
on-eigen arbeid zo uitgehold als...als een
bléwak. En we weten het niet eens...
De vruchtbaarheid van het individuele
denken sterft meer en meer uit. En opeens
zie je Strawinsky's "Sacre du Printemps"
(waarin de dood van de vruchtbaarheid ge
symboliseerd wordt) als een schreiende
prognose van de toekomst en Strawinsky
niet als een moderne componist, maar als
een ziener.
Zet die plaat op, lezers, en haal U het
ballet voor de geest, dan bent U in beter
gezelschap dan met Tjalie. En mocht U nog
zó ontroerd kunnen raken dat U een traan
wegpinkt, laat het een traan zijn voor de
kleine bakker achter de dijk bij Kesteren,
het slagertje van Baarn of Kleine Tok met
zijn blèwak-krabbertje. Dank U. T.R.
P.S. Is dit een zeurig artikel omdat er
immers tóch niets aan te veranderen valt?
Er is technisch wél wat aan te veranderen:
Lees verder pag. 20, kolom 3
7