MOUNT SINAI - FONDS Dr. Katana Lieve lezers en lezeressen, Hoe dankbaar ik U allen ben, is in woor den niet uit te drukken. Niet alleen dat ik lichamelijk ben vooruitgegaan, ik ben ook geestelijk erg opgeknapt, en dat heb ik vooral aan U te danken! En aan de liefde en vriendelijkheid van het Hongaarse volk. Zelden zag ik een zo lief, intelligent, kunst zinnig en beschaafd volk als de Hongaren. Niet alleen lief voor mij, de buitenlandse, maar ook lief voor en onder elkaar. Ner gens heb ik van doktoren zoveel zorg en aandacht gehad als juist daar. En, wat nog meer zegt, dezelfde zorg en aandacht ge noten ook mijn mede-patiënten! Het ziekenhuis zelf is niet zo schoon als bij ons, hetgeen eigenlijk geldt voor heel Boedapest. Dit komt door de kolenmijn in de stad, die alles met een dun roetlaagje overdekt. Daardoor zien alle gebouwen grauw. Ook het ziekenhuis, dat toch een mooi oud gebouw is met prachtige en rui me gangen en trappen. Nergens hangen gordijnen, noch op de zalen noch in het kamertje waar ik lag. Ik moest daar alle maal wel even aan wennen, zodat de eerste week mijn verblijf daar de moeilijkste was. Dr. Katona was de enige die me kon verstaan. Hij sprak Engels. De zusters en de patiënten waren voor mij onverstaan baar; het eten was verschrikkelijk. Het was een opluchting toen Karoline op het toneel verscheen, een knappe Hongaarse die een beetje Duits sprak. Na haar komst voelde ik me niet meer zo alleen. Bovendien mocht ik later na de behandeling het zie kenhuis verlaten en samen met Karoline heb ik eerst haar dochters en toen Boe dapest leren kennen. En de mensen van Hongarijel Hun vriendelijkheid, en vooral hun eerlijkheid. Zo neemt de kellner pas bij het afrekenen op wat je allemaal hebt ge had. Hij berekent dus alleen wat je hem opgeeft. Zouden ze in West-Europa eens moeten doen! En bij de trams is de voorste wagen bestemd voor mensen met abonne menten, de aanhangwagen voor gelegen heidspassagiers. In de voorste wagen wordt nooit gecontroleerd. Omdat ik altijd in de voorste wagen van de tram ga zitten heb ik in mijn onwetendheid dus vaak voor niets meegereden... Hoe gauw ik van Boedapest ben gaan houden! Van de elegante Elisabeth-brug (zie foto) over de romantische Donau; het Parlementsgebouw aan de Donau, dat voor al van binnen zo mooi is, met oudrose en marmeren pilaren, wit marmeren trappen, prachtige plafond-schilderingen en kroon- lampen; de Matthiaskerk, waar vroeger de koningen werden gekroond, en waarom heen de Vissersbastei loopt met kleine torentjes en terras (zie foto), en vanwaar ben een uitzicht heeft over de Donau en het Margriet-eiland (waar ze heel trots op zijn); het Operagebouw dat van binnen één geschitter en geflonker is en waar ik Die Zauberflöte en de Faust heb gezien en gehoord. De stemmen waren goed, evenals de acteurs en de decors. Alles was even uitmuntend. Vooral het ballet - dat volgens mij niet onder doet voor het Russische - was enorm. Het meest heb ik genoten van het ballet van Ravel. Dat had ik nog wel Tot besluit van de actie Mount i Sinai-fonds laten wij hieronder een t brief volgen van Betty Boon van J J Ochssée. Ongetwijfeld zult U, U al- I len die aan het weislagen van deze f actie hebt meegeholpen, hetzelfde gevoel van voldoening beleven dat wij ondervonden bij het lezen van f deze brief! I j vele keren opnieuw willen zien. Ook het moderne ballet (van Bartok) vond ik heel goed. De Hongaren doen trouwens alles wat ze doen met uitgelezen perfectie. Ze wer ken enorm hard (kennen nog de 6-daagse werkweek) en verdienen heel weinig. Toch zien de vrouwen er heel elegant uit en zijn smaakvol gekleed, maar bovenal zijn zij vrolijk en goed geluimd. Karoline is teken ingenieur en mag net als ik niet meer wer- Boven: Karoline en ik op de Elisabethbrug Links; Matthiaskerk met Vissersbastei ken. Om bij te verdienen kreeg zij werk aan huis. Ze werkte tot drie uur 's nachts, was toch altijd even vriendelijk en had altijd tijd voor me. Ze kookt uitstekend en bij haar heb ik dan ook zalig gegeten. De Hongaren hebben een enorm gevoel voor humor. Ik heb in jaren niet zó ge lachen als met de zusters in het ziekenhuis, waarmee ik sprak met handen en voeten. Op 30 april (ik lag toen voor vier dagen op zaal) lukte het me om hen uit te leggen dat onze Koningin jarig was. Eén van mijn medepatiënten ontkurkte daarop een fles Vermouth, en vroeg in de ochtend, om half acht, hebben wij op zaal, met z'n vieren, een waterglas Vermouth gedronken op de gezondheid van de Koningin. Het deed me werkelijk goed! Overigens lag ik niet op zo'n gezellige afdeling. De meeste vrouwen waren aan een tumor geopereerd en waren kaal. An deren hadden iets aan hun rug. Het zieken huis was overvol. Zelfs op de gangen lagen patiënten. Ze werden er open en bloot behandeld. Nergens heb ik een scherm gezien! Ik voelde me er erg vreemd. Later werd een Hongaarse binnengebracht die jaren lang in New York had gewoond. Aan haar had ik wat gezelschap. Zij fun geerde als tolk. Als men iets van mij wilde, werd ik bij de hand naar de New Yorkse geleid die het dan allemaal uit legde. Omgekeerd deed ik hetzelfde. Dat was leuk. Ze noemden me tenslotte alle maal Elisabeth, en ze spraken mijn naam uit op een hele speciale manier, die ik me nog lang zal heugen. Er was veel waar ik aan wennen moest. De vrijheid die de zusters zich tegenover de doktoren veroorloofden bijvoorbeeld. Als ze met de doktoren in gesprek waren, leun den ze doodleuk tegen een bed of op een stoel. Op zaal rookten ze; als muts ge bruikten ze een stuk verbandgaas op het hoofd; iedereen noemde iedereen bij de voornaam, waarbij alleen een uitzondering werd gemaakt voor de dokter. Maar dit zal alles wel gevolg zijn van het regime. Evengoed moest ik wennen aan het feit dat toilet noch badkamer op slot konden. Zo had ik netjes gewacht tot mijn voor gangster uit de badkamer was gekomen. Ik was naar binnen gegaan en had me net uitgekleed, toen er twee vrouwen zich in de badkamer bij me voegden. In hun lijn Lees verder pag. 13 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 6