ERVARINGEN van een j je-lah- 4. i je-rot X OP TOURNEE X m - druk X De grootste schrik van mijn leven kreeg ik enkele dagen later - we deden weer een traject langs de zee - toen ons de lust bekroop om eens in de Indische Oceaan onder te duiken. Het was zó warm en zó ver, dat we een tijdelijke afkoeling best konden waarderen. We kleedden ons uit en trokken ons zwembroekje aan, ofschoon dit laatste niet nodig was met alleen die Soembanese jongens om ons heen. Maar wat wil je, met sommige gewoonten schijn je doodeenvoudig niet te kunnen breken! In vereist costuum dus doken we in het water. Het was er heerlijk, alsof de Ne- reiden zélf hun koele handen naar ons had den uitgestrekt. We zwommen en dreven op onze rug, dolden en grapten, plasten met het water en maakten de gekste capri olen. De kapitein waagde zich niet te ver in zee, maar ik, als geroutineerd zwemmer, liet me steeds verder op mijn rug afdrijven, de wijde oceaan in. Toen was daar opeens die onheilspel lende driehoekige vin, langzaam om me heen draaiend op slechts enkele meters van me vandaan. Mijn lichaam scheen ver lamd; mijn ogen volgden, als was ik ge hypnotiseerd, elke beweging van die ver schrikkelijke zwarte driehoek. Het bericht van die zwemmer in Singapore, die bij het zwemmen in zee een been werd afgebeten door een haai, schoot me plotseling weer door het hoofd. Het duurde uren, leek het me toen, voor dat ik mezelf weer was. Ik roeide tersluiks met mijn armen, af en toe ook geniepig met mijn benen, om maar zo gauw mogelijk weer op het strand te staan. Het was een hele afstand. En het ging zo langzaam. En als maar was daar die vin, die mij volgde en om me heen draaide. Het water was koud. Ik rilde. Ik vroeg me af of ik wel tenen had, en vingers. Wie weet waren ze er al af! Eensklaps verdween de vin onder water! Ik draaide me in paniek op m'n buik en crawlde voor m'n leven. Ik trapte als wild het water achter me weg. Ik had wel eens gehoord, dat haaien voor lawaai op de vlucht gaan. Ik zorgde dus dat ik verre van geruisloos door het water ging, en zo nu en dan, als ik er adem voor kon op brengen, gaf ik een gil met mijn mond in het water, hopende dat het het monster inderdaad zou weghouden. Het lukte. Bevend kroop ik het strand op, volkomen uitgeput. Maar mijn benen zater er nog, tot de tenen toe. Er man keerde me eigenlijk niets. Dankbaar keek ik achterom, om te kijken of die haai er nog was. Op dat ogenblik zag ik de vijf dolfijnen uit het water springen, jolig, krij gertje spelend, uitbundig. Ik voelde me ver raden. Ik was blij dat de kapitein ver weg op het strand zich aan het verkleden was en niets ongewoons had opgemerkt. Ik wist óók wel, dat dolfijnen alleen nieuwsgierig zijn, en beslist ongevaarlijk. Dat hoefde hij me niet nog eens onder de neus te wrij ven. Vér in zee ben ik echter nooit meer gegaan! Alsof dit avontuur nog niet genoeg was, maakte ik op het land nog die rel mee met de zeboe's. In de verzengende zon liepen ze rustig te grazen, wat van uit de verte een aardig gezicht was om te zien. Het waren er ongeveer tweehonderd. Toen we genaderd waren, wendden een paar exemplaren hun koppen naar ons om. Zo aandachtig bekeken ze ons, dat ze er gewoon bij vergaten te kauwen. Misschien zelfs hadden ze op dat ogenblik geen in stinct, maar was er in die koppen een heel denkproces aan de gang. We werden ge woon getaxeerd! Het resultaat viel niet uit in ons voordeel Eén der runderen - waarschijnlijk de aan voerder - rukte z'n kop omhoog en loei de, en op dat teken draaiden de logge gevaarten zich in onze richting, als in slagorde. Langzaam zette de kudde zich in beweging. Het bedaarde stappen werd een gedribbel, het dribbelen ging via een hink- stap-sprong over in een draf, en weldra kwamen ze in vliegende galop op ons af, de koppen laag bij de grond en de staar ten kaarsrecht omhoog. Ze waren boos! Terwijl ze in een grote stofwolk onze richting uitvlogen, tolde ik ongerust in het zadel rond. Ik begreep maar niet waarom de kapitein er zo kalm onder bleef. Waar om keerden wij onze bieken niet om er, eveneens in ijltempo, vandoor te gaan? Leek het niet een kudde dolle bisons? Ze zouden ons vermorzelen! Ik zag me al; als een zielig hoopje bloederig vlees uitge strekt op de vlakte, morsdood, vertrapt, verminkt, onherkenbaar, de vingers van de dode hand krampachtig ten hemel gericht in m'n laatste doodstrijd. Ik kreeg er kippenvel van, werkelijk! Toen wenkte de kapitein één der Soem- banezen, en wees zonder een woord op het onheilspellend aanrollende Noodlot. De man keerde z'n paard in de richting van de stofwolk, trapte z'n paard in de zij en ging er als de weerga van door, de kudde tege moet, schreeuwend en gillend, met af en toe een duidelijk verstaanbare vloek. Wat mankeerde de vent? Was hij gek? Dat was toch gewoon een dodenrit! Edoch, het wonder gebeurde. De kudde hield halt op de plaats, de samenstellende elementen draaiden zich 180 graden om, en vervolgden doodgemoedereerd hun weg, nu in tegenovergestelde richting, steeds maar verder tot ze uit het gezicht verdwe nen waren. "Die Soembanezen dragen zóveel geur tjes met zich mee, dat zelfs de sappi's er niet tegen kunnen", zei de kapitein. Zijn knipoogje vermocht echter niet me één twee-drie over de emotie heen te helpen. Dat duurde nog wel even! Overigens had de kapitein gelijk kunnen hebben. Het heerlijke ritueel van het man diën, met inbegrip van het gebruik van gajong en gambas, was toentertijd in Soem- ba nog volkomen onbekend. De mensen daar roken bijgevolg meedogenloos. Slechts één keer heb ik er een eilandbewoner in het water zien staan, in zee. Dat was ech ter niet om te baden! De man had .schurft en z'n lichaam had zó gejeukt dat hij zich had stukgekrabd en in het zoute water was gaan zitten. Het heeft hem inderdaad wat verlichting gegeven, denk ik. En daar was dan ook nog dat cadeautje dat we van de Radja kregen, toen we in zijn dorp kwamen overnachten. Ik had juist alle patiënten behandeld, had me lekker gebaad en blies rustig uit in de voorgale rij van de pasangrahan met de kapitein naast me, toen de twee giechelende jonge- vrouwen in het gras neerhurkten en verle gen naar elkaar bleven lachen. Ze zagen er niet bepaald ziek uit en aangezien ik niet begreep wat ze wilden, stuurde ik er ter informatie mijn tourneejongen op af. Er werd wat lacherig heen en weer gepraat, voordat de boy weer naar ons toe kwam, eveneens te verlegen om wat te zeggen. Ik moest het verhaal eruit trékken gewoon weg! En toen ik het allemaal wist, was het niet eens gemakkelijk me er onderuit te draaien. De dames bleken een cadeau van de Radja voor de toean kapitein en de toean dokter voor de duur van één nacht! Het was me wat! De dames gebruikten waarschijnlijk het water nergens anders voor dan om de dorst te lessen en het resultaat was er ook naar! Gelukkig konden wij het hoofd koel houden. We overlegden met elkaar wat de beste smoes was om van de dames af te komen, en stuurden ze toen retour naar hun heer en meester met uitdrukkelijke dank voor de goede in tenties. Motief: Toean kapitein en toean dokter hadden de dag te veel doorstaan en waren te moe om van de gunsten van hun gastheer naar behoren te genieten. Als de Radja dan al boos was, heeft hij het de volgende dag niet laten merken! (wordt vervolgd) JAN COEN X is Tong Tong's beste bestseller. 4 X HUMOR UIT HET OUDE INDIë: DE X l ALLERBESTE VERHALEN EN MOP- I I PEN UIT ZES JAARGANGEN TONG X I TONG. X t Prijs; f 2,95 f 0,30 porto f 3,25 1 X Boekhandel Tong Tong, I T Prins Mauritsl. 36, Den Haag J X tel. 0 70 - 542.542 Giro 6685 X 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 8