HET PLAN BRIEVEN VAN TIJD EN RUIMTE "je bent meer dan een onverbeterlijke plan nenmaker, zoals H. (een gemeenschappelijke sobat) eens hoofdschuddend zei, je bent een krankzinnige fantast! Het is gewoon niet na tuurlijk meer. Hat er af en toe wat slaagt bij al jouw tegenwerking en veroordeling, is alleen een wonder: toeval. Ik vraag me af: welk percentage van je plannen slaagtEn als je vreugde over die paar successen zo groot is, is dan het verdriet over mislukte plannen daaraan omgekeerd evenredig? Waar haal je je ideeën vandaanEn tóch blijf ik geboeid' FINE Mijn ideeën komen uit mijn duizenden abonnees, de hele Indische groep (dus óók de niet-abonnees) onze Indische historie en onze onmeetbare toekomstverwachtin gen (de Indische geest eindigt niet bij AO W). Verder is er geen sprake van plannen maken evenmin als er bij de Natuur sprake is van plannen maken. "Het" groeit uit zichzelf in een eindeloze abundantie. Ik ben nog steeds natuurlijk (evenals het me rendeel van mijn lezers), niet kunstmatig. Een Europese boer met landbouwmachines, marktvraag, geimporteerde kunstmest en kapitaalsinvestering maakt plannen. En is daarbij gelimiteerd. De oetan groeit onge limiteerd. Wij zijn de oetan. Ben je ooit in de Sumatraanse oetan in een kleine kampong geweest in de doerèn- tijd! Zulke kampongs hebben altijd een "tuin" van doerènbomen. Die leveren méér vruchten op, dan men eten kan. Dan zie je niet alleen rondom de huizen bergen doerènschillen (die gedroogd brandstof op'- leveren), maar het hele bos rondom ligt vol doerians, die men niet eens eet. Is de doerèn-tijd voorbij, dan zie je misschien alleen nog dode bladeren, rottende blade ren; je ruikt de prachtige, viriele geur van humus. En dat is alles. Maar kom je na een maand of wat terug, dan sta je stomver baasd over die "tuin", want die staat tjok vol jonge doerènplantjes. Kniehoog. Pril- groen.. Rijk. Mooi. Zonder zorg en zonder planning! Als alles opkwam...Natuurlijk komt niet alles op. Verreweg het grootste deel sterft. Móet sterven. Maar het kleine percentage dat opkomt, continueert de "tuin" voor eeuwig. En dat geldt voor alle oetanplanten. Daarom is de oetan eeuwig "vol", rijk, geschakeerd, en nochtans "plan loos". Wij Indischen zijn hier gekomen om te sterven. Dat is waar. Maar wij vrezen de dood niet, omdat wij weten dat onze geest niet sterft. Wij "spruiten duizenden ideeën" tegen wil en dank. Wat ik alleen maar doe is "plantverband maken": hier wat uitgra ven en daar royaler neerzetten. Ik werk me "kriek-kroek" omdat het lollig is. Ik besef dat veel tóch verloren gaat, dus méér humus is voor andere planten. Ik heb geen verdriet. Men ziet Tjalie vaak als "de grote bouwer". Dat ben ik niet: die dekselse plantjes groeien harder dan ik bijhouden kan (zelfs met zestien werkuren per dag)l Vóór ik 't weet staat achter mijn rug weer een nieuwe kemiri, een mangga, een larat, een katjapiring. Je weet niet waar ze vandéén komen! En zeker groeit in deze oetan ook de reuzen kembang bangkè, de Amorpho- phallus Titanum Beccari, ontzag lijk, met een bladsteel van vijf meters en een bladschijf van zés! Dat is de Roddel. Zijn "odeur" is als zijn afmetingen: enorm. Maar hij doet geen kwaad.En zijn knol is zelfs eetbaar! Ik heb in mijn leven twee maal zo'n "kanjoet" gezien, een échte achter Martapoera (Palembang) en een symbolische in Den Haag. Ik was en ik ben onder de indruk! En dan zwerven in deze oetan rond de reuzenschimmen van Lidah Pait (want onze taal IS een bittere taal!) en Mata Empat (want wij kijken vér terug en vér vooruit); ze lachen ons toe, want bij hun gigantische afmetingen zijn zij de bewakers van onze rimboe en hebben al haar bewoners lief. Je kan je alleen nog afvragen waarom ik me dan nog met die planten bezig houd. Tja, ook de Orang Komering Oeloe, "tuint" af en toe in zijn doerèns. Haalt hier wat weg, geeft daar een doekoe of katjapiring een betere kans. Ook de mens behoort tot het natuurlijke evenwicht! Hij is géén asfalt- beton-inflatie-AOW-machientje. Neen, ik praat toch liever niet hierover verder. Zo levend heb ik heel andere sa- menlevingswetten en zedenwetten ontdekt dan waarmee ik "opgevoed ben in alle Christelijke en maatschappelijke deugden", zoals het nobele Leitmotiv is van ons on derwijs. Ik heb geleerd me voor mijn nieu we inzichten te schamen en zal ze voor zichtig verbergen om niemand te kwetsen. Maar daarom déért deze Europese cultuur noch zijn mensdom mij ook. Men voorspelt mij dat dit werk mij ver nielen en doden zal. Dat is goed! Meer humus voor dat wat groeien moet. Men dreigt mij neer te schieten tussen mijn plantjes. Go ahead! De planten groeien tóch! Beton sterft, maar Natuur sterft nooit. Zeker zal, naarmate onze lezerskring zich van zijn bijzondere waarde bewuster wordt, het aantal abonnees afnemen. Dat heet bij al zijn genadeloosheid "natuurlijke selectie". Alle argumenten tegen Tong Tong zijn "beton-argumenten": dode stof. Verlie zende stof. Pro of contra Nederland, pro of contra Indonesia, pro of contra Tjalie, het is bij al zijn soms onweerlegbare logica, zijn vaak prachtige ornamenten secundair, niet essentieel. Alle tegen-argumenten zijn het impo sante bouwwerk Angkor Vath, genadeloos precies steenblok aan steenblok gezet, geen millimeter plaats overlatend voor iets anders. Met wonderlijk mooie ornamenten versierd van een kunstwereld. En dan groeit één alang-alang plantje in een verborgen naad. En een waringin- zaadje komt uit. En nog één. En nog één. EN NOG EEN. EN NOG EEN!! Legioenen. Myriaden! En het machtigste en schoonste bouw werk ter aarde, gebouwd in een eeuw, sterft kansloos en ligt begraven vijftien eeuwen. En nauwlijks herontdekt beginnen de mensjes alwéér te modderen met beton en asfalt. Voor de dollars van de touristen. En voor de wéten schaap. Bèèèè! Waarom leert de mens toch zo weinig? Waarom spot de mens met "plannen- makertje waringin-alang-alang Tjalie"? Waarom biedt deze mens zijn medemens uit de oetan geen rustig eigen plaatsje? Waarom mag er geen klein Tong Tong tuintje staan in een wereld van asfalt en beton? Waarom moet alles dood? Er hoeft geen strijd te bestaan tussen Natuur en Cultuur. Bouw Uw glas-staal- beton-asfalt-steden zoveel ge wilt, maar geef ons ons eigen paradijsje. Als wij buiten onze perken gaan, snoei af! Snoei af zoveel het moet. Wij zijn in ons paradijs je met verlies en dood vertrouwd. Die sprietjes tussen de barsten van Uw beton mag U vernietigen. Maar schend ons domein niet. Laat vo gels nestelen in onze takken. Geef tijger en kantjil hun eigen vrije bestaan tussen onze stammen. Veredel onze orchideeën niet en blijf van ons onkruid af. Dan zullen wij verdragen de stank van Uw uitlaatgassen en Uw fabrieksrook, het gekakel van Uw transistors en TV's, ja zelfs de zonlichtberoving van Uw wolken krabbers. Daar groeien wij bovenuit! Want ons is het leven met de hemel en met de aarde. Niet met flats en alcoofjes. Met humus en strijd. Niet met stofzuigers en veiligheid van de wieg tot het graf. Met Ruimte en Tijd, niet met centimetermaat- jes en horloges. Denk niet van die bruine of gebruinde man, die zich zo vlot beweegt in Uw ste nen leven, dat hij "weggeassimileerd" is. Hij is een ficus in een pot. Hier salon kamerplant, maar in wezen de honderd- stammige reus die hij milleniums lang was en blijven zal. Geef hem zijn klimaat, zijn Tijd en zijn Ruimte en hij zal de pot doen barsten tot duizend splinters, die verdrin ken in de aarde, en hij zal opstijgen tot de hemel als de Zuil van Boeddha! Phsaw! Ruimte en Tijd. Het doordringt dit blad en zijn lezers tot in de fijnste vezels. Het geeft al onze gedachtenwisselingen, ook over de meest prozaische onderwerpen, ook in zijn felle gevechten, een Onmeetbare achtergrond, een Oneindig werkterrein. Het is de Suma traanse Boekit Barisan (Het Bergenlegioen!) aan de Indische Oceaan. Wie ooit in een klein gammel hakke- poefje van een Fiat het eindeloze stuk gereden heeft van Martapoera naar boven toe, scheermes-scherp langs de diepste ravijnen van Indonesië, serpentijnend langs de steilste vulkanen, en eindelijk op de hoogste pas gekomen is van de weg naar Kroei in Bengkoeloe, die staat verbijsterd, ontzet, versteend als daar opeens de In dische Oceaan opdoemt als een kobalten muur. Hoog! Tot ooghoogte immers als de horizon altijd is? Op de Boekit Barisan Lees verder volg. pag., kolom 3 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 4