MAGELHAES en het RIJK MAESA DE STICHTING VAN HET RIJK MINAHASSA (II) Hij koesterde andere plannen. Waarover wij straks meer zullen horen. Magelhaes' verblijf op Cebu duurde door al zijn reli- gieuse en krijgszuchtige bemoeiingen in middels heel wat langer, dan de officiële geschiedschrijver ons wil doen geloven. Hij moet er zich - gezien de omstandig heden - wel zeer thuis gevoeld hebben. Maar bij alle aangename bezigheden, zoals het tuchtigen van opstandige vazallen van zijn vriend, de Koning van Cebu, het doen dopen van Filipino's en het bouwen van Kerken, verloor hij toch zijn eigenlijk doel niet uit het oog. Zo leert ons de overlevering dan, dat hij na enige maanden met de koning van Cebu een verbond of contract sloot. Volgens dit contract zou Magelhaes, met behulp van hem door Cebu geleverde troepen (waar onder vele Japanners), de ten Zuiden van de Filipijnen gelegen eilanden der Alfoeren veroveren. Van de uit deze verovering ver kregen baten, zou een deel ten goede komen aan de Koning van Cebu, het andere deel zou ten bate komen van Magelhaes en zijn Spanjaarden en andere medestrijders. Magelhaes zou - als vazal van de Koning van Cebu - de door hem veroverde landen mogen regeren, waarbij een grote mate van autonomie door hem werd bedongen. Hij zou verder die landen (welke hij rekende als de niet onder de jurisdictie van Spanje vallende Specerij-eilanden) in exploitatie brengen, waarbij een groot deel van de op brengst voor hem en zijn mannen zou zijn. De vloot der Spanjaarden werd - overeen komstig dit contract - versterkt met boten van inheemse makelij (waaronder men zeer snelle en zeewaardige vond; de Filipino's waren bekwame zeevaarders). Magelhaes kon des te gereder met de Koning van Cebu een dergelijke overeenkomst sluiten, omdat het inderdaad niet in zijn bedoeling lag de Specerij-eilanden te veroveren voor de Koning van Spanje. De Overlevering zegt hier: "Magelhaes was van plan om de Specerij-eilanden voor zich zelf in bezit te nemen, daar een onafhankelijk rijk te stichten en zelf te profiteren van de onge hoorde rijkdommen die die eilanden op leverden". Misschien doen wij daarmede Magelhaes' nagedachtenis onrecht. De figuur van Magelhaes is inderdaad die van een Conquistador. Maar, anders dan de meeste zijner soortgenoten, joeg hij - alhoewel hij zeker even rusteloos was als zij - niet alleen op rijkdommen. Ik meen, dat wij in de persoon van Magelhaes één van die mensen moeten zien, die vermoeid waren van de tijd en omstandigheden, waaronder zij leefden. Een idealist, die trachtte zich te ontworstelen aan de greep van het oude Europa, met zijn vele oor logen, zijn twisten, zijn in die dagen zo hopeloos ontredderde maatschappij, zijn zelfzuchtige klassen-indeling en zijn rech teloosheid voor de kleine man. Als de meeste dromers van zijn tijd, droom de hij van een land, waar vrede, zonlicht en rechtvaardigheid zouden heersen. En als de meeste dromers van die laatste middel eeuwen dacht ook hij dat dat alles in het Oosten te vinden zou zijn. Zo niet reeds aanwezig, dan toch voor realisatie vatbaar. De ingeboren, eeuwenoude beschaving en hoffelijkheid van de Oosterse mens, deed hem, kind van het rusteloze Westen, menen dat de rust, de beschouwende zielegesteld- heid van de Oosterling, inhearent waren aan het Oosten zelf en dat deze Oosterse psyché, gepaard aan de Westerse energie, de beste bouwstof zou vormen voor het opbouwen van het Eldorado van vrede en rechtvaardigheid waarvan hij droomde. Hij meende, dat de Westerse mens, overge plaatst in het Oosten en vermengd met Oosters bloed, de rust en het inzicht zou gewinnen, noodzakelijk voor de vorming van zijn droomland. En wie weet, misschien had hij wel gelijk? Misschien is die bloedmenging tussen be schouwend en rationeel denken, tussen filo sofie en dadendrang zich ontwikkelend in voor het leven zo gunstige omstandigheden, zoals men ze in de tropen vind, wel de aangewezen weg voor de opbouw van een betere wereld? Mits men de maatschappij, waarin die bouwstoffen vergaderd zijn, slechts de tijd geeft zich in rust, harmo nisch te ontwikkelen. Maar dit is de tragische factor, waarmede deze idealisten bij al hun theorieën geen rekening hielden of houden. Het leven in onze wereld gedoogt die rustige ontwikke ling niet. Welke voorzorgen men ook neemt om inmenging van buiten te voorkomen, die inmenging komt toch. De levensgang van het menselijk geslacht is zo sterk dyna misch, dat men zich noch als individu, noch als groep volkomen kan isoleren. Inductie, vermenging met toestanden van buiten, destructie van de rustige harmonische ont wikkeling van een individu of groep is, na kortere of langere tijd, als gevolg van het voortschrijden der wetenschappen, het internationaal verkeer, internationale heb zucht en bedilzucht, toch nooit te voor komen. Het paradijs zal op deze, onze Aarde, niet komen vóórdat de mensheid als geheel daarvoor rijp is geworden. En dat rijpings proces zal zich, zowel voor het individu, als voor de massa, slechts voltrekken langs een weg van harde levenslessen, een weg van smart en lijden, van bloed en tranen. Toch zullen de dromers, de idealisten, die menen dat het hun gegeven zal zijn, de realisatie van hun ideaal te bewerkstelli gen, onder de mensheid nimmer uitsterven. Er zullen altijd mensen zijn, die - in de geest of in de praktijk - trachten zich af te zonderen en af te sluiten van het leven in de wereld, de omstandigheden en de tijd, waarin wij verkeren. Daniel Defoe droomde daarvan in zijn "Robinson Cru soe". John Clunies Ross, de patriarch van de Cocos-Keelings-eilanden, trachtte zijn idealen in praktijk te brengen (notabene in de 19e eeuw). Mogelijk was ook Daniel Brooks, die zijn Koninkrijk op Borneo (Kalimantan) stichtte zulk een idealist. Fre- derik van Eden deed het in Holland op zijn eigen wijze. En hier, in ons Indonesië, zijn de figuren van hen, die teleurgesteld door het leven, hun paradijs in eenzaam heid zochten, legio. Zo'n teleurgestelde was zonder twijfel ook Magelhaes. Hij had voor zijn vaderland, Portugal, grote daden verricht. Hij had daarvoor in zekere mate ook erkenning ge vonden. Maar hij zag zich toch omringd door toestanden van onverdraagzaamheid, rechteloosheid en wreedheid, die zijn op het humanisme afgestelde ziel niet konden verwerken. Toen hij dat humanisme in prak tijk wilde brengen en betere economische omstandigheden wilde bewerken voor de in boorlingen van Portugees Afrika, door hen in staat te stellen beter vee te fokken, stootte hij op harde wijze zijn hoofd. Portugal, dat hij zo menige dienst bewezen had en dat hij waarschijnlijk door zijn vee roverijen, zij het ook onbewust, wel de grootste dienst ging bewijzen, door het koloniën met een welvarende inheemse be volking te schenken, dat Portugal riep hem hardhandig tot de orde. Teleurgesteld in zijn idealen, verliet hij de Portugese dienst, gaf zijn Portugees staatsburgerschap op en schaarde zich onder de vanen van het con- curerende Spanje. Maar hij was niet verbitterd tegen zijn vaderland. Alle geschiedschrijvers over hem getuigen er van, dat Magelhaes nooit een slecht woord over Portugal sprak. Hij was verbitterd tegen de wereld, de wereld waar in hij leefde, vol geloofsijver, wantrouwen, onverdraagzaamheid en rassenwaan. Hij wilde zich van die wereld losmaken, hij droomde van een Staat, die hij stichten zou en waarop hij zijn stempel van vrede en rechtvaardigheid zou kunnen zetten. Hij droomde zelfs - merkwaardig vooruitstre vend voor die tijd - van een democratische gemeenschap. De Overlevering in de Mi- nahassa getuigt daarvan. En ook van de vorm van democratie, die hij daar bracht. Wij zullen daarvan straks voorbeelden ge ven. Lees verder pag. 18, kolom 2 Opvallend is de onnauwkeurige weergave van de omtrekken der eilanden, i.h.b. Borneo (Kaliman- tan) en Celebes (Sulawesi). 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 7